In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die onder beschermingsbewind staat. De verzoeker, die arbeidsongeschikt is en een Wajong-uitkering ontvangt, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn negentien schuldeisers, waarvan veertien hebben ingestemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast van de verzoeker € 25.474,48 bedraagt, na het schrappen van vorderingen van twee schuldeisers. De beschermingsbewindvoerder heeft het minnelijk traject uitgevoerd en verklaard dat het voorstel het maximaal haalbare is. De rechtbank heeft de weigering van vijf schuldeisers om in te stemmen met de regeling beoordeeld en geconcludeerd dat hun belangen niet zwaarder wegen dan die van de verzoeker en de overige schuldeisers die wel instemden. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gedwongen schuldregeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de verzoeker en de instemmende schuldeisers.