In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoekster een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster, die stabiele inkomsten heeft, verzoekt om een moratorium van zes maanden om ontruiming van haar woonruimte te voorkomen. De rechtbank heeft eerder op 31 januari 2023 een voorlopige voorziening toegewezen en de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 6 februari 2023. Tijdens deze zitting is verweerster, die opgeroepen was, niet verschenen.
Verzoekster heeft aangegeven dat een ontruiming van haar woning niet wenselijk is, vooral omdat zij drie minderjarige kinderen heeft, waaronder een zorgkind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op 2 februari 2023 zou overgaan tot ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in een stabiele situatie met haar kinderen wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren.
De rechtbank heeft de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen, onder de voorwaarde dat verzoekster haar lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor schuldhulpverlening om verslag uit te brengen over de voortgang van de schuldregeling.