ECLI:NL:RBROT:2023:2518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10087484 CV EXPL 22-27598
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van contractuele relatie en onbetaalde facturen tussen aannemers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert Aannemersbedrijf G.B. van Hoek B.V. (hierna: Van Hoek) betaling van onbetaalde facturen door A. de Jong Installatietechniek B.V. (hierna: De Jong). De vordering betreft een totaalbedrag van € 12.193,39, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, voortvloeiend uit werkzaamheden die Van Hoek heeft verricht in het kader van een bouwproject voor de TU Delft. De Jong betwist echter de contractuele relatie en de verschuldigdheid van de facturen, stellende dat zij enkel als nevenaannemer heeft gefunctioneerd en dat er geen overeenkomst met Van Hoek bestaat.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 31 januari 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Van Hoek heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder e-mails die de communicatie tussen de partijen documenteren. De Jong heeft betwist dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals door Van Hoek gesteld en heeft aangegeven dat de facturen pas twee jaar na de datum van verzending zijn ontvangen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vordering van Van Hoek te onderbouwen. De rechter heeft Van Hoek in de gelegenheid gesteld om nader bewijs te leveren van de door haar gestelde feiten en omstandigheden, met betrekking tot de contractuele relatie en de uitvoering van de werkzaamheden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering, waarbij de rechter heeft aangegeven dat de beslissing over de vordering zal volgen na het aanleveren van het bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10087484 CV EXPL 22-27598
datum uitspraak: 3 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Aannemersbedrijf G.B. van Hoek B.V.,
vestigingsplaats: Rijswijk,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder mr. O.J. Boender te Haarlem,
tegen:
A. de Jong Installatietechniek B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde,
gemachtigden: mr. E.M.M. Vendrig en mr. B.R. van Veen te Den Haag.
De partijen worden hierna ‘Van Hoek’ en ‘De Jong’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van Van Hoek met bijlagen.
1.2.
Op 31 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was aan de zijde van Van Hoek aanwezig de heer [naam01] , directeur, bijgestaan door de heer mr. R.J. Oost namens de gemachtigde. Van de zijde van De Jong was aanwezig de heer [naam02] , directeur realisatie, bijgestaan door de gemachtigden.

2.De feiten

2.1.
Van Hoek is een aannemingsbedrijf. De Jong is een technisch installatiebedrijf. Partijen zijn beide betrokken geweest bij het bouwproject L&R Horeca Fellowship aan de [adres01] in Delft, dat ten behoeve van de TU Delft is gerealiseerd (hierna: het project).
2.2.
Bij e-mail van 15 maart 2016 (met als onderwerp “
The fellowship, graafwerkzaamheden” heeft De Jong (de heer [naam03] ) aan Van Hoek (de heren [naam04] en [naam05] ) onder meer het volgende laten weten:

(…) In de calculatie fase hebben wij van jullie de offerte voor de graafwerkzaamheden gehad.
Wij hebben de volgende punten meegenomen:

100020 € 1.533,00

200010 € 1.256,40

200020 € 120,20

200030 € 401,01

400010 € 664,40

910030 € 135,00

912100 € 564,00

919990 € 699,00

929990 € 1.058,03

939990 € 961,61

949990 € 360,60
Jullie hebben waarschijnlijk ook nog punten meegenomen? Croon zal ook het e.e.a. gerekend hebben.
Willen jullie de graafwerkzaamheden coördineren? Hou rekening met de volgende punten voor de stelpost warmtepomp:

2x sparingen leidingen

1 sparing kabel

Graafwerkzaamheden 2x door het talud!
(…)
2.3.
Bij e-mail van 11 april 2016 liet De Jong (de heer [naam03] ) onder meer het volgende aan Van Hoek (de heer [naam05] ) weten:

(…) Hierbij als bijlage een omschrijving voor het plaatsen van de vetvangput.
Zijn jullie er al uit voor de graafwerkzaamheden, dan kunnen we dit samen afronden? (…)
2.4.
Bij e-mail van 14 april 2016 liet De Jong (de heer [naam03] ) onder meer het volgende aan Van Hoek (de heer [naam05] ) weten:

( …) Kan jij vandaag op onderstaande vragen antwoorden geven:

Nemen jullie de gravenwerkzaamheden op?

Hebben jullie de kosten inzichtelijk?

Wanneer wordt dit ingepland? Voor onze terreinleiding naar de Warmtepomp? Wij moeten namelijk een onderaannemer inplannen.

Kunnen jullie wat met de werkomschrijving? (…)
2.5.
Op 18 april 2016 heeft Van Hoek (de heer [naam05] ) twee e-mails gestuurd aan De Jong (de heer [naam03] ). In de eerste e-mail is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Met betrekking tot het grondwerk, de kosten voor De Jong zijn de kosten die opgenomen zijn in de aanbieding van [naam06] .
Je moet er alleen even vanuit gaan, deze was door [naam06] , niet opgenomen, dat er hoogstwaarschijnlijk een bemaling bij moet komen voor het graven van de vetvanger.
Houd rekening met een bedrag van ca. € 1.500,00 excl. Opslagen en b.t.w.
Ik wil de algemene kosten zoals deze is opgenomen in de aanbieding verdelen over de partijen, ik ga er vanuit dat je, je daarin kan vinden. (…)
2.6.
In het tweede e-mailbericht is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:

(…) Als ik het goed begrijp worden dit te kosten:

100020 € 1.533,00

200010 € 1.256,40

200020 € 120,20

200030 € 401,01
bemaling € 1.500,00
TBV W en S installatie € 4.810,61

400010 € 664,40

910030 € 135,00

912100 € 564,00

919990 € 699,00

929990 € 1.058,03

939990 € 961,61

949990 € 360,60
totaal: € 4.442,64
delen door de 3 aannemers: € 1.480,88
totale kosten voor A. de Jong € 6.291,49(…)
2.7.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft De Jong (de heer [naam05] ) op de onder 2.6 genoemde e-mail gereageerd met de woorden “
dat is correct”.
2.8.
In een e-mailbericht van De Jong (de heer [naam03] ) gericht aan Van Hoek (de heren [naam05] en [naam04] ) van 10 augustus 2016 is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Aangezien de graafwerkzaamheden niet door zijn gegaan van de warmtepomp kunnen wij een nieuwe opgave ontvangen? (…)”
2.9.
Middels twee facturen met dagtekening 28 februari 2020 heeft Van Hoek € 6.291,49 en € 3.265,15 bij De Jong in rekening gebracht. De omschrijving van de werkzaamheden is op beide facturen “
divers meerwerk conform opdracht”.
2.10.
Het factuurbedrag van € 3.265,15 is – voor zover hierbij van belang – als volgt nader gespecificeerd door Van Hoek in de bijlage bij de betreffende factuur:

(…)Omschrijving deelproject: werkzaamheden tgv De Jong(…)
herstelwerkzaamheden uitgevoerd ten gevolge van herstelwerkzaamheden De Jong in horeca wanden herstellen ivm later verwijderen van kanalen
(…)
sparingen in vloeren, 2 kanalen is 1 kanaal geworden, vloer weer dichtmaken
geldt voor 2 lokaties op 2 verdiepingen
(…)
wand hal/ontmoetingsruimte kanalen aanwezig, worden verwijderd
wand herstellen
(…) sleuf extra dichten en openen aansluiting vetvangput
graafwerk
(…)
2.11.
De genoemde facturen van Van Hoek zijn onbetaald gebleven.
2.12.
In een e-mailbericht van de zijde van De Jong van 15 april 2022 gericht aan de gemachtigde van Van Hoek is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:

(…) Onlangs ontvingen wij van u namens uw cliënt een aanmaning ten aanzien van een betwiste factuur. De betreffende e-mail heeft geen bijlage en het is voor ons onduidelijk welke facturen het betreft en erkennen of herkennen wij dan ook niet. Graag ontvangen wij een kopie factuur zodat we deze kunnen verifiëren. (…)

3.Het geschil

3.1.
Van Hoek eist samengevat:
  • De Jong te veroordelen aan haar te betalen € 12.193,39 met rente;
  • De Jong te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 9.556,64, rente van € 1.783,92 (berekend tot en met 1 september 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 852,83.
3.2.
Van Hoek baseert de eis op het volgende. Van Hoek heeft ten aanzien van het voornoemde project werkzaamheden voor De Jong verricht, maar De Jong heeft haar facturen (ondanks aanmaning) onbetaald gelaten. De Jong is daarom nog een bedrag aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten aan Van Hoek verschuldigd.
3.3.
De Jong is het niet eens met de eis en voert daartegen aan dat er met betrekking tot het betreffende project geen contractuele relatie tussen partijen bestaat en dat zij de facturen dan ook niet kan plaatsen. De Jong heeft alleen werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van TU Delft, waarbij zij ten opzichte van Van Hoek een nevenaannemer was; Van Hoek was niet een onderaannemer van De Jong in dat project. De facturen heeft De Jong pas ruim twee jaar na dagtekening ontvangen. Ook heeft Van Hoek niet aangetoond dat de werkzaamheden waarop de facturen betrekking hebben daadwerkelijk zijn verricht.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of De Jong de onder 2.2. genoemde facturen van Van Hoek moet betalen. Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd kan de kantonrechter deze vraag nog niet beantwoorden, en wel om de volgende redenen.
4.2.
Allereerst is van belang de vraag of tussen partijen de afspraak is gemaakt dat Van Hoek als onderaannemer van De Jong werkzaamheden zou verrichten voor het project en dat De Jong Van Hoek voor die werkzaamheden zou betalen. Uit de e-mails die partijen in maart en april 2016 hebben gewisseld leidt de kantonrechter af dat de werkzaamheden waar het in deze procedure om gaat geheel of gedeeltelijk bestonden uit graafwerkzaamheden. De kosten van de werkzaamheden zouden deels worden gedragen door De Jong en zouden voor het overige verdeeld worden tussen “de drie aannemers”, waaronder begrepen – naar de kantonrechter begrijpt – Van Hoek en De Jong. In de tweede e-mail van Van Hoek van 18 april 2016 wordt gerefereerd aan de “
totale kosten voor A. de Jong”, maar daaruit blijkt niet dat die kosten door De Jong aan Van Hoek zouden moeten worden betaald. Kennelijk gaat het om kosten die, geheel of gedeeltelijk, voortvloeien uit een offerte van een derde aannemer, [naam06] . Het zou ook denkbaar zijn dat De Jong de betreffende kosten niet aan Van Hoek, maar aan een derde verschuldigd zou zijn, bijvoorbeeld aan [naam06] . Een aanwijzing voor dat laatste is te vinden in de e-mail van De Jong van 15 maart 2016, waarin zij Van Hoek vraagt de graafwerkzaamheden te “coördineren” (en dus niet “uit te voeren”). Dat roept de vraag op of Van Hoek verantwoordelijk was voor het uitvoeren van de werkzaamheden of alleen voor het coördineren daarvan.
4.3.
Van Hoek heeft, naast de werkzaamheden waarop de e-mails van 18 april 2016 betrekking hebben, nog andere werkzaamheden in rekening gebracht aan De Jong, voor een bedrag van € 3.265,15. Van Hoek stelt dat het hier gaat om werkzaamheden voor het herstel van schade die De Jong tijdens de installatiewerkzaamheden zou hebben veroorzaakt. Van Hoek stelt verder dat De Jong haar opdracht heeft gegeven tot het verrichten van die werkzaamheden; De Jong betwist dat die opdracht is verstrekt.
4.4.
Verder is van belang de vraag in hoeverre Van Hoek de werkzaamheden als vermeld in de e-mails van 18 april 2016 en in de bijlage bij de tweede factuur van 28 februari 2020 daadwerkelijk heeft verricht. Van Hoek stelt dat dat het geval is, maar De Jong betwist dat.
4.5.
Uit het bovenstaande volgt dat de volgende door Van Hoek gestelde feiten en omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling en nog niet zijn komen vast te staan:
 dat De Jong opdracht heeft verstrekt aan Van Hoek tot het verrichten van de werkzaamheden zoals vermeld in de e-mails van Van Hoek van 18 april 2016 en de bijlage bij de tweede factuur van 28 februari 2020;
 dat tussen partijen is overeengekomen dat De Jong als vergoeding voor de door Van Hoek te verrichten werkzaamheden de in hoofdsom gevorderde bedragen verschuldigd zou zijn;
 dat Van Hoek de bovengenoemde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht.
De hoofdregel van artikel 150 Rv brengt mee dat het bewijs van een stelling rust op de partij die zich beroept op het rechtsgevolg van die stelling. Dit betekent dat op Van Hoek de bewijslast rust van haar bovengenoemde stellingen.
4.6.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door De Jong zal Van Hoek – overeenkomstig haar uitdrukkelijke bewijsaanbod - in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar onder 4.5 genoemde stellingen. Daartoe wordt de zaak verwezen naar de hierna te melden rolzitting.
4.7.
Mocht Van Hoek slagen in haar bewijsopdracht dan zal vervolgens bepaald worden in hoeverre haar vordering wordt toegewezen. Als Van Hoek niet slaagt in haar bewijsopdracht dan zal de vordering worden afgewezen.
4.8.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat Van Hoek toe tot het bewijs van de door haar gestelde feiten en omstandigheden zoals hiervoor vermeld onder 4.5;
5.2.
bepaalt dat:
- Van Hoek in de gelegenheid zal worden gesteld ter rolzitting van
donderdag 30 maart 2023 om 13:30 uurbij te nemen akte mede te delen of, en zo ja, op welke wijze zij dit bewijs wenst te leveren;
- en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
- en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden april tot en met juni 2023, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
5.3.
wijst Van Hoek erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
5.4.
bepaalt dat Van Hoek te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.5.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416