ECLI:NL:RBROT:2023:2537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
10106243 \ CV EXPL 22-28882
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over voortzetting huurwoning na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en drie kinderen samen opvoeden. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.M.F. Pickartz, vorderde dat de gedaagde, die ten tijde van de behandeling gedetineerd was, het huurrecht van de gezamenlijke huurwoning niet langer zou voortzetten. De partijen huurden sinds 24 juni 2015 een sociale huurwoning, maar na de breuk van hun relatie in juli 2022, heeft de gedaagde de woning per 6 oktober 2022 verlaten.

De eiseres stelde dat zij de meeste aanspraak maakt op de voortzetting van de huur, gezien haar zorg voor de kinderen en het feit dat de gedaagde had toegezegd de woning te verlaten. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering om het huurrecht niet langer voort te zetten, maar voerde aan dat de eiseres geen belang meer had bij de vorderingen om de woning te verlaten, omdat hij deze al had verlaten.

De kantonrechter oordeelde dat, op basis van artikel 7:267 lid 7 BW, de vordering van de eiseres om te bepalen dat de gedaagde de huur niet langer zal voortzetten, toewijsbaar was. De rechter oordeelde dat het naar billijkheid geboden was dat de gedaagde de huur niet langer zou voortzetten, en dat de rechten en verplichtingen van de huurovereenkomst aan de eiseres toekomen. De vordering van de eiseres om de gedaagde te verplichten de woning te verlaten werd afgewezen, omdat de gedaagde de woning al had verlaten en er geen belang meer was bij deze vordering. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de beslissing op de vordering om de huur niet langer voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10106243 \ CV EXPL 22-28882
datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.M.F. Pickartz,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] , ten tijde van de mondelinge behandeling gedetineerd,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Aïssal.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 september 2022, met bijlagen;
  • de brief van 8 november 2022 van de zijde van [gedaagde01] , die wordt aangemerkt als conclusie van antwoord;
  • de brief van 26 januari 2023 van de zijde van [eiseres01] , met aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 9 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres01] in persoon, vergezeld van haar moeder en bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was aanwezig de gemachtigde van de zijde van [gedaagde01] .

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben drie kinderen van 7, 6 en 2 jaar oud.
2.2.
Partijen huren vanaf 24 juni 2015 een sociale huurwoning aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: de woning). In juli 2022 is de affectieve relatie verbroken. [eiseres01] is eenhoofdig belast met het gezag over de kinderen.
2.3.
Tussen partijen heeft op 4 oktober 2022 in kort geding een mondelinge behandeling plaatsgevonden (zaaknummer: 10097746 \ VV EXPL 22-375). In die zaak hebben partijen een regeling getroffen die is opgenomen in een proces-verbaal.
2.4.
[gedaagde01] heeft de woning per 6 oktober 2022 verlaten en staat niet meer op het adres van de woning ingeschreven.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist, na eisvermindering ter zitting, samengevat:
I. te bepalen dan wel voor recht te verklaren dat [gedaagde01] het huurrecht van de woning per datum vonnis niet langer zal voortzetten, en te bepalen dat het huurrecht van die woning alleen aan [eiseres01] toekomt;
II. te bepalen en te bevelen dat [gedaagde01] de woning per datum vonnis dient te verlaten en deze niet verder mag betreden;
III. het bepaalde onder II op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde01] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00;
IV. de proceskosten tussen partijen te compenseren;
V. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. Zij kan in redelijkheid de meeste aanspraak maken op voortzetting van de huur van de woning. De belangenafweging dient in dit geval in het voordeel van [eiseres01] uit te vallen omdat:
  • zij de volledige zorg draagt voor haar kinderen,
  • [gedaagde01] heeft toegezegd de woning te zullen verlaten,
  • het aan [gedaagde01] te wijten is dat door zijn ontoelaatbaar gedrag voortzetting van de samenwoning niet meer tot de mogelijkheden behoort,
  • [eiseres01] niet over vervangende woonruimte kan beschikken, en
  • van [gedaagde01] , als alleenstaande zonder zorg voor de kinderen, kan worden verwacht dat hij voor zichzelf vervangende woonruimte kan vinden.
3.3.
[gedaagde01] voert geen verweer tegen de vordering onder I. Wel voert [gedaagde01] aan dat [eiseres01] geen belang meer heeft bij de vorderingen onder II en III, omdat [gedaagde01] de woning inmiddels heeft verlaten.

4..De beoordeling

Huur niet langer voortzetten
4.1.
Op grond van artikel 7:267 lid 7 BW kunnen huurders en wettelijke medehuurders vorderen dat de rechter zal bepalen dat een of meer van deze personen de huur met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip niet langer zullen voortzetten. De vordering wordt alleen toegewezen als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. Dit artikel kan analoog worden toegepast in deze zaak, waar partijen gezamenlijk contractueel huurder zijn van de woning (ECLI:NL:HR:2021:1964). Bij de vraag welke partij de woning dient te ontruimen en te verlaten, gaat het dus om een belangenafweging waarbij alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.
4.2.
[gedaagde01] heeft zich niet verzet tegen de vordering van [eiseres01] om te bepalen dat hij de huur niet langer zal voortzetten. De kantonrechter is op grond van de stellingen van [eiseres01] , die door [gedaagde01] niet zijn weersproken, van oordeel dat het naar billijkheid is geboden dat [gedaagde01] de huur van de woning niet langer zal voortzetten met ingang van de datum van dit vonnis. De vordering onder I zal dan ook worden toegewezen. Dit betekent dat aan [eiseres01] met ingang van die datum als enige alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst toekomen. [gedaagde01] mag, nu hij de huur niet langer voortzet, de woning niet meer zonder toestemming van [eiseres01] betreden.
Verlaten van de woning
4.3.
[eiseres01] heeft onder II gevorderd te bepalen dat [gedaagde01] per datum vonnis de woning moet verlaten en niet meer mag betreden. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2022 blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde01] de woning per 6 oktober 2022 om 18:00 uur zou verlaten en niet verder zou betreden. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde01] de woning inderdaad per 6 oktober 2022 heeft verlaten en dat hij de afgelopen vier maanden niet meer in de woning is geweest of heeft geprobeerd de woning te betreden. Gelet op deze omstandigheden heeft [eiseres01] naar het oordeel van de kantonrechter geen belang bij haar vordering onder II. Ook als het juist zou zijn, zoals [eiseres01] stelt, dat [gedaagde01] [eiseres01] nog steeds lastigvalt en in de buurt van de woning rondhangt, dan zou dat niet tot een ander oordeel leiden, alleen al omdat toewijzing van deze vordering [eiseres01] geen middel zou geven om aan dat gedrag een einde te maken. Als [eiseres01] tegen dergelijk gedrag wil optreden, dan kan zij desgewenst een contact- en/of gebiedsverbod vorderen. De vordering onder II zal daarom worden afgewezen.
4.4.
Nu de vordering onder II wordt afgewezen, wordt ook de daaraan verbonden vordering tot het opleggen van een dwangsom afgewezen.
Proceskosten
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de beslissing op de vordering onder I (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat [gedaagde01] de huur van de woning aan de [adres01] in [plaats01] met ingang van de datum van dit vonnis niet langer zal voortzetten, zodat het huurrecht van deze woning alleen aan [eiseres01] toekomt;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
54214