ECLI:NL:RBROT:2023:2550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10/343243-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot seksuele verleiding van een minderjarige via Snapchat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot seksuele verleiding van een minderjarige, in strijd met artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had via Snapchat contact gehad met een persoon die zich voordeed als een 11-jarig meisje. Tijdens de chat werd een afspraak gemaakt om seks te hebben. Pas na het maken van deze afspraak bood de verdachte geld aan. De rechtbank oordeelde dat het aanbieden van geld geen onderdeel was van het overhalen van de minderjarige om seks te hebben, en dat niet aan alle bestanddelen van artikel 248a was voldaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2021 via Snapchat uitnodigingen heeft verstuurd naar onbekende personen, waaronder de dochter van de aangeefster. De aangeefster, die eerder gewaarschuwd was voor de verdachte, heeft zich voorgedaan als haar dochter en heeft met de verdachte gechat. De verdachte heeft een afspraak gemaakt en is daadwerkelijk naar de afspraak gekomen, waar hij door de partner van de aangeefster is aangehouden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte ontegenzeggelijk kwalijke bedoelingen had, het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten van artikel 248a Sr. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/343243-21
Datum uitspraak: 22 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 21 december 2021 in [plaats] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verleiding van [naam 1] (volwassene) die zich voordeed als haar 11-jarige dochter [naam 2] door via Snapchat een geldbedrag aan te bieden in ruil voor seks.
De officier van justitie heeft hiervoor verwezen naar de aangifte, de inhoud van de chats en de verklaring van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op 21 december 2021 via Snapchat uitnodigingen verstuurd naar voor hem onbekende personen om met hen te chatten. Hij heeft hierbij ook een uitnodiging gestuurd naar de 11-jarige dochter van de aangeefster. De aangeefster was eerder door een kennis gewaarschuwd voor een persoon met de naam “Eddy After” die ongevraagd minderjarigen benaderde en gevraagd zou hebben of ze een foto van zijn geslachtsdeel wilden zien. Zij was daardoor alert op wat haar dochter ontving. Op 21 december 2021 ontving haar dochter een uitnodiging van een persoon die zich “Eddy After” noemde. Gebleken is dat dit de verdachte is geweest. De aangeefster heeft op de berichten van de verdachte gereageerd en heeft zich hierbij voorgedaan als haar 11-jarige dochter (in dit vonnis wordt voor de leesbaarheid in het vervolg gesproken over ‘de minderjarige’ waar gedoeld wordt op de aangeefster die zich voordeed als haar dochter). Het gesprek verliep – voor zover hier relevant – als volgt:
De verdachte maakte vervolgens een afspraak met de minderjarige:
Later die dag stuurde de verdachte een bericht of de afspraak doorgang zou vinden:
De verdachte is vervolgens daadwerkelijk naar de afspraak gekomen. De aangeefster was tevens aanwezig en heeft haar andere dochter, 15 jaar oud, zich laten voordoen als de minderjarige met wie de verdachte zou hebben gesproken via Snapchat. Volgens deze dochter zei hij onder meer
“volgens mij ben jij geen 11”en sloeg hij zijn arm om haar schouder. De verdachte is vervolgens met gebruikmaking van enig fysiek geweld door de partner van aangeefster staande gehouden, waarna hij is aangehouden door de politie.
De verdachte heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij weliswaar de berichten heeft verzonden, maar dat hij zich er niet van bewust was dat hij met een minderjarige communiceerde, ook omdat hij telkens de chat sloot en daarmee de voorgaande berichten telkens verdwenen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verdachte zich er niet van bewust was dat hij met een minderjarige communiceerde, gelet op de zeer beperkte tijdspanne tussen de berichten, de inhoud van het gesprek (waaronder de mededeling dat zijn gesprekspartner zou gaan buiten spelen) en de verklaring van de 15-jarige dochter van aangeefster dat de verdachte zei
“volgens mij ben jij geen 11”toen hij haar ontmoette.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte de intentie had om met een 11-jarig meisje af te spreken met het doel om met haar seksuele handelingen te verrichten.
Toch zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van wat hem ten laste wordt gelegd. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Ten laste gelegd is dat de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan een poging tot verleiding van een minderjarige tot het hebben van seks door het aanbieden van geld, onder verwijzing naar artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Van belang bij dit artikel en de inhoud van deze tenlastelegging is dat, wil de rechtbank tot een bewezenverklaring kunnen komen, wettig en overtuigend bewezen zal moeten worden dat de verdachte geld heeft geboden aan een minderjarige en dat juist hierdoor deze minderjarige is bewogen om ontuchtige handelingen te plegen of dulden. Dit is echter in deze zaak niet gebleken. Immers, de verdachte heeft de (naar hij dacht: minderjarige) gesprekspartner voorgesteld om seks te hebben, waarna deze hierop direct en zonder voorbehoud positief reageerde. Het aanbieden van geld is daarmee geen onderdeel geweest van het overhalen van de minderjarige om seks te hebben met de verdachte. De verdachte heeft vervolgens weliswaar gevraagd of ze ook geld wilde, waarop ook positief werd gereageerd, maar uit niets blijkt dat juist dit aanbod de minderjarige heeft bewogen tot het maken en/of laten doorgaan van de afspraak waar het – in de intentie van de verdachte – tot seks zou moeten komen. Gelet op het voorgaande kan niet bewezen worden dat de verdachte dóór het bieden van geld heeft getracht een minderjarige te bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank kan daarom niet tot een bewezenverklaring van deze tenlastelegging komen.
De rechtbank realiseert zich terdege dat hiermee een persoon wordt vrijgesproken die naar haar oordeel ontegenzeggelijk zeer kwalijke bedoelingen had met een 11jarig meisje maar zij kan niet anders in het licht van de tenlastelegging.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
mr. A.M.H. Geerars en mr. I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op 21 december 2021 te [plaats], in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld of goed [naam 1], die zich voordeed als de minderjarige [naam 2], geboren op
[geboortedatum 2] 2010, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk te bewegen om ontuchtige handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, hebbende hij, verdachte, toen daar (via Snapchat) die [naam 1] een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als hij, verdachte, seks met die [naam 2] mocht hebben, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 248a Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)