In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Alektum Capital II AG, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 104,64, bestaande uit een hoofdsom van € 63,00, rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de koopprijs van sportartikelen niet had voldaan. De gedaagde betwistte echter de ontvangst van de goederen en voerde aan dat hij deze nooit had ontvangen, ondanks dat hij de bestelling had geplaatst.
De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, het antwoord, de repliek en de dupliek. De kantonrechter oordeelde dat Alektum, als cessionaris van de vordering, de bewijslast droeg om aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk aan de gedaagde waren geleverd. Alektum kon echter geen bewijs overleggen dat de goederen waren ontvangen, en de kantonrechter concludeerde dat de vordering tot betaling van de koopprijs niet kon worden toegewezen.
Daarnaast werd de vordering tot betaling van rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat de hoofdsom niet werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Alektum de proceskosten moest vergoeden, aangezien zij ongelijk kreeg in de procedure. De kosten voor de gedaagde werden vastgesteld op € 50,00 voor het bijwonen van de rolzitting.