ECLI:NL:RBROT:2023:2604

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10204350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil over niet-ontvangen goederen en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Alektum Capital II AG, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 104,64, bestaande uit een hoofdsom van € 63,00, rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de koopprijs van sportartikelen niet had voldaan. De gedaagde betwistte echter de ontvangst van de goederen en voerde aan dat hij deze nooit had ontvangen, ondanks dat hij de bestelling had geplaatst.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, het antwoord, de repliek en de dupliek. De kantonrechter oordeelde dat Alektum, als cessionaris van de vordering, de bewijslast droeg om aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk aan de gedaagde waren geleverd. Alektum kon echter geen bewijs overleggen dat de goederen waren ontvangen, en de kantonrechter concludeerde dat de vordering tot betaling van de koopprijs niet kon worden toegewezen.

Daarnaast werd de vordering tot betaling van rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat de hoofdsom niet werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Alektum de proceskosten moest vergoeden, aangezien zij ongelijk kreeg in de procedure. De kosten voor de gedaagde werden vastgesteld op € 50,00 voor het bijwonen van de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10204350 CV EXPL 22-35471
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Alektum Capital II AG,
vestigingsplaats: Zug (Zwitserland),
eiseres,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Alektum’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met één bijlage;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] heeft op of omstreeks 26 juni 2021 sportartikelen besteld via de website www.jdsports.nl van webwinkel [bedrijf01] (hierna: ‘ [bedrijf01] ’).
2.2.
[gedaagde01] heeft er voor gekozen de koopprijs van de sportartikelen van € 63,00 achteraf (in één keer) te betalen aan Klarna Bank AB (hierna: ‘Klarna’), een in Zweden gevestigde aanbieder van een ‘achteraf betaalmethode’. Direct na het voltooien van de koopovereenkomst heeft [bedrijf01] haar vordering op [gedaagde01] door middel van cessie (artikel 3:94 BW) aan Klarna overgedragen.
2.3.
Op 26 juni 2021 heeft Klarna per e-mail een orderbevestiging aan [gedaagde01] gezonden, waarin is opgenomen dat [gedaagde01] uiterlijk op 14 juli 2021 de koopprijs van de sportartikelen van € 63,00 moet betalen.
2.4.
Klarna heeft haar vordering op [gedaagde01] door middel van cessie overgedragen aan Alektum.

3..Het geschil

3.1.
Alektum eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 104,64, met de wettelijke rente over een bedrag van € 63,00 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 63,00, rente van € 1,64 (berekend tot 1 november 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 40,00.
3.2.
Alektum baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft sportartikelen gekocht en geleverd gekregen, maar heeft de kooprijs van de artikelen niet aan Klarna voldaan. Ook na cessie van de vordering aan Alektum is [gedaagde01] niet tot betaling overgegaan. Omdat [gedaagde01] , ook na diverse betalingsherinneringen, in gebreke is gebleven met betaling, maakt Alektum aanspraak op de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] heeft de goederen twee jaar geleden besteld, maar heeft ze nooit ontvangen. [gedaagde01] heeft dit diverse malen telefonisch aan Klarna doorgegeven. Klarna zou het gaan onderzoeken, maar [gedaagde01] heeft daarna niets meer gehoord. [gedaagde01] heeft geen e-mails ontvangen over openstaande facturen.

4..De beoordeling

bevoegdheid
4.1.
Omdat Alektum gevestigd is in Zwitserland, draagt onderhavige procedure een internationaal karakter. Allereerst dient daarom de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van onderhavige vordering kennis te nemen. Nederland en Zwitserland zijn beide partij bij het Verdrag van Lugano van 30 oktober 2007 (PbEU 2007, L 339/3, hierna: ‘EVEX II’). Nu [gedaagde01] woonachtig is in Nederland, is op grond van artikel 15 en 16 van EVEX II de Nederlandse rechter bevoegd.
4.2.
Vervolgens is van belang welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Hierover wordt het volgende overwogen. Alektum heeft gesteld dat zij middels cessie de openstaande vordering uit hoofde van een tussen [bedrijf01] en [gedaagde01] gesloten consumentenovereenkomst heeft overgedragen gekregen. Op grond van artikel 14 lid 2 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (hierna: ‘Verordening Rome I’) wordt de betrekking tussen Alektum als cessionaris en [gedaagde01] als schuldenaar beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. Gelet op artikel 6 lid 1 Verordening Rome I is dat in dit geval Nederlands recht.
ontvangst van de goederen
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde01] en [bedrijf01] een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan [bedrijf01] gehouden was de door [gedaagde01] bestelde goederen te leveren en [gedaagde01] de koopprijs van die goederen - na cessie van de vordering - aan Klarna diende te voldoen. [gedaagde01] heeft betwist de bestelde goederen van [bedrijf01] te hebben ontvangen.
4.4.
Tegenover de betwisting door [gedaagde01] rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op Alektum de bewijslast van de door haar gestelde levering van de goederen door [bedrijf01] . Dat betekent in dit geval concreet dat Alektum moet bewijzen dat de goederen door [gedaagde01] zijn ontvangen. Dat bewijs heeft Alektum nog niet geleverd met de door haar overgelegde stukken. Ook het enkele feit dat [gedaagde01] bij het plaatsen van de bestelling op de website van [bedrijf01] zelf zijn naam en adres ten behoeve van de verzending van de goederen heeft ingevuld, betekent niet dat daaruit geconcludeerd kan worden dat [gedaagde01] de goederen ook daadwerkelijk heeft ontvangen.
4.5.
Alektum heeft slechts gesteld dat [bedrijf01] de goederen heeft verzonden naar het door [gedaagde01] opgegeven adres, maar heeft van die verzending geen bewijsstukken in het geding gebracht. Door Alektum is evenmin een (door [gedaagde01] voor akkoord getekend) afleverbewijs in het geding gebracht.
4.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding Alektum toe te laten tot bewijslevering van haar stelling dat de goederen door [gedaagde01] zijn ontvangen. Alektum heeft immers in haar conclusie van repliek aangegeven dat het voor haar op dit moment praktisch niet meer mogelijk is de levering van de goederen door middel van een afleverbewijs aan te tonen en heeft voor het overige geen concreet bewijsaanbod gedaan. Dit betekent dat op basis van hetgeen Alektum in deze procedure heeft aangevoerd niet is komen vast te staan dat de goederen door [gedaagde01] zijn ontvangen.
4.7.
Alektum heeft gesteld dat het feit dat zij de ontvangst van de goederen niet meer kan bewijzen, voor rekening van [gedaagde01] behoort te komen. Zij onderbouwt deze stelling door te wijzen op het tijdsverloop en de omstandigheid dat [gedaagde01] nooit gereageerd heeft op de per e-mail aan hem verzonden betalingsherinneringen. De kantonrechter volgt Alektum niet in haar stellingen. [gedaagde01] heeft immers betwist
e-mails te hebben ontvangen over openstaande facturen. Daarnaast kan Alektum het tijdsverloop sinds de totstandkoming van de koopovereenkomst niet aan [gedaagde01] tegenwerpen. Zij heeft er immers zelf voor gekozen pas na verloop van bijna anderhalf jaar na het ontstaan van de betalingsverplichting tot onderhavige procedure over te gaan. Dat zij door dat tijdsverloop niet meer over bewijs van de ontvangst van de goederen beschikt komt dan ook voor haar eigen rekening en risico.
4.8.
Partijen verschillen ten slotte van mening over de vraag of [gedaagde01] wel of niet (direct) aan Klarna heeft gemeld dat hij de goederen niet heeft ontvangen. Ook ten aanzien van dit punt ziet de kantonrechter geen aanleiding tot bewijslevering over te gaan, nu (ook) het antwoord op die vraag geen bewijs oplevert dat de goederen daadwerkelijk door [gedaagde01] zijn ontvangen.
4.9.
Omdat niet is komen vast te staan dat de goederen daadwerkelijk aan [gedaagde01] zijn geleverd, ontvalt daarmee de grondslag aan de vordering tot betaling van de koopprijs. Dat deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.10.
Omdat de door Alektum gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van de daaraan gekoppelde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook die vorderingen worden afgewezen.
proceskosten
4.11.
Alektum krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv).
[gedaagde01] heeft zelf, zonder gemachtigde, geprocedeerd. Op grond van het bepaalde in artikel 238 lid 1 Rv komen dan voor vergoeding in aanmerking de noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 50,00 in verband met het bijwonen van de rolzitting van 24 november 2022.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Alektum in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
44487