ECLI:NL:RBROT:2023:2681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/10/650491 / JE RK 23-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming

Op 10 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de verlenging van de uithuisplaatsing van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind01] en [naam kind02]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en de stiefvader als ouders van de kinderen zijn aangemerkt. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) had verzocht om de uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen, omdat er zorgen waren over hun veiligheid en ontwikkeling. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis en er zijn ernstige zorgen over hun welzijn, mede door eerdere meldingen van seksueel misbruik en mishandeling door de stiefvader.

De moeder heeft een verweerschrift ingediend waarin zij het verzoek van de GI afwees en een zelfstandig verzoek deed om de omgang met de kinderen te verhogen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds een onveilige situatie is voor de kinderen en dat er geen passende hulpverlening is ingezet. De kinderrechter heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk geacht, zodat de kinderen de benodigde hulp kunnen krijgen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 mei 2023 en het zelfstandig verzoek van de moeder aangehouden voor verdere beoordeling.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage te overleggen over de stand van zaken met betrekking tot de kinderen, de voortgang van het politieonderzoek en de hulpverlening. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 2 mei 2023, waarbij de kinderrechter de voortgang van de situatie van de kinderen nauwlettend in de gaten zal houden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/650491 / JE RK 23-11
datum uitspraak: 10 februari 2023

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] ,

[naam kind02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 december 2022, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2023;
- de aanvullende rapportage van de GI van 11 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 1 februari 2023.
- het verweerschrift tevens inhoudende een zelfstandig verzoek van mr. R.V. Paniagua namens de moeder, ingekomen bij de griffie op 7 februari 2023.
Op 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.V. Paniagua,
- de stiefvader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam03] en [naam04]
De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] wordt uitgeoefend door de moeder en de stiefvader, hierna te noemen de ouders.
[naam kind01] en [naam kind02] verblijven in een gezinshuis.
Bij beschikking van 27 september 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengd tot 29 september 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 september 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 15 februari 2023.

De verzoeken

Het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/650491 / JE RK 23-11
De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van [naam kind01] en [naam kind02] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.
Het verweerschrift en tevens zelfstandige verzoek van de moeder
De moeder heeft een verweerschrift ingediend met daarin een zelfstandig verzoek waarin de moeder heeft verzocht om het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen en het zelfstandig verzoek van de moeder toe te wijzen. Dit verzoek houdt in het wijzigen van de beschikking van 10 mei 2022 met zaaknummer C/10/6366647 / JE RK 2-857 dan wel een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen waarbij de moeder en de kinderen wekelijks een omgangsmoment hebben voor de duur van 3 uren op een door de GI te bepalen locatie en onder eventuele nader door de GI vast te stellen voorwaarden.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek. Er zijn zorgen over het contact tussen de ouders en de kinderen. De ouders bagatelliseren de zorgen en houden het inzetten van hulpverlening tegen. De kinderen hebben traumatische herinnering aan thuis. Door EMDR kunnen zij deze trauma’s verwerken. Zolang passende behandeling ontbreekt, is sprake van onveiligheid. Hulpverlening wordt noodzakelijk geacht, zeker gezien het lopende politieonderzoek. Hulpverlening is wel beschikbaar, maar er wordt geen toestemming gegeven. De moeder laat zich leiden door emoties, zo ook wanneer zij geen toestemming geeft voor de noodzakelijke behandelingen. De moeder heeft zorgen geuit over de onafhankelijkheid van de hulpverleningsinstanties. De GI heeft inmiddels ook onafhankelijke instanties benaderd en zij zijn beschikbaar. Het voorstel van traumabehandeling van Kenter ligt al enige tijd bij de moeder. Kenter is een onafhankelijke organisatie die de kinderen wil zien om te kijken wat ze nodig hebben en om een behandelplan te bepalen. De moeder geef geen instemming voor het zien van de kinderen en dat geldt ook voor de orthodontiebehandeling van [naam kind02] . De GI wil de moeder benadrukken dat het in beginsel enkel gaat om een plan opstellen, indien er hulpverlening of een behandeling wordt ingezet wordt opnieuw gevraagd om de toestemming van moeder. Het feit dat de moeder zegt andere organisaties te zoeken voor de kinderen is voor hen belastend. De GI betreurt het dat het vertrouwen vanuit de ouders er niet is. Voor een thuisplaatsing moet eerst het nodige gebeuren aan het contactherstel. De GI wil eerst het contact tussen de moeder en de kinderen herstellen en daarna het contact met de stiefvader. De kinderen maken bij de GI wisselende behoeften bekend. Zij zeggen nog in het gezinshuis te willen blijven. Zij voelen zich niet gezien of gehoord door de moeder. Het zorgt voor onveiligheid die zij voelen in de relatie. De GI ziet dat de kinderen zich goed voelen in het gezinshuis en ontwikkelingen zich in de stabiliteit die zij nodig hebben. Tenslotte verzoekt de GI om het zelfstandig verzoek van de moeder niet te behandelen. Het is verzoek is volgens de GI te laat ingediend om goed te kunnen reageren. Het is een ingewikkeld verzoek, waarvoor de GI de tijd nodig heeft om onderzoek te doen en met alle partijen te spreken gezien de ontwikkelingsbedreiging en het politieonderzoek. De GI wil overleggen met een interne gedragswetenschapper, het team en de kinderen zelf.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de ouders wordt het volgende aangevoerd. Het is onvoldoende toegelicht voor welke hulpverlening de moeder niet zou open staan. Er wordt constant gewisseld in jeugdbeschermers waardoor onduidelijk is wat de bedoeling is. Voorheen ging het om afname van een persoonlijkheidsonderzoek. Hierbij zou worden bekeken wat de behoeften van de kinderen zijn. Daarna is voorgesteld om de gedragswetenschapper die verbonden is aan het gezinshuis onderzoek te laten doen. Daar is moeder niet mee akkoord gegaan, omdat de moeder signalen kreeg dat het gezinshuis niet open staat voor een terugplaatsing van de kinderen. De moeder wil de hulpverlening en het gezinshuis gescheiden houden. De moeder heeft twee partijen benaderd die direct hulpverlening konden inzetten en dit voorgelegd aan de jeugdbeschermer. Dit is echter afgewezen. Tevens zijn speltherapie en een persoonlijkheidsonderzoek aan de orde geweest. Kortom, zo simpel als dat het in het verzoekschrift staat is niet aan de orde en er is veel ruis door de vele wisselingen van jeugdbeschermers. De ouders willen meewerken aan hulpverlening maar worden niet betrokken. De moeder heeft van de vorige jeugdbeschermer begrepen dat speltherapie ingezet zou worden. Toen is de jeugdbeschermer vervangen en kreeg de moeder ineens van de GI het voorstel van hulpverlening vanuit Kenter. De moeder wilde zich hierin verdiepen en is tot de conclusie gekomen dat ook Kenter geen onafhankelijke instantie is. Kenter is er namelijk voor gezinshuizen en pleegouders. Het is voor moeder nog altijd onduidelijk of er al een persoonlijkheidsonderzoek gedaan is, of de kinderen al zijn onderzocht en wat er nodig is voor de kinderen. Het stoort de ouders dat zij nergens bij betrokken worden. Doordat de moeder in een jaar tijd vijf verschillende jeugdbeschermers heeft gezien, is het vertrouwen van de moeder in de jeugdbescherming gedaald. Er is geen noodzaak meer om de uithuisplaatsing te verlengen. Er kan vanuit thuis gewerkt worden aan de zorgen op een manier die veilig is voor de kinderen. De moeder is er van bewust dat er een serieus onderzoek moet plaatsvinden naar aanleiding van de aangifte en wat de kinderen hebben verklaard. De moeder zegt niet dat zij de kinderen niet gelooft, maar er zijn ook andere omstandigheden die invloed hebben gehad op de kinderen. De moeder wil werken aan de omgang en interactie, waarvoor hulp nodig is. De ouders willen alle hulp accepteren die noodzakelijk is. De moeder stelt dat indien er veiligheidsafspraken worden gemaakt de kinderen op een veilige manier naar huis kunnen. De kinderen geven ook aan dat zij dat willen. De moeder ziet geen redenen voor een verlenging maar begrijpt dat de kinderen niet van de een op andere dag naar huis kunnen komen. De moeder verzoekt daarom een korte verlenging zodat in die tijd een borgingsplan wordt gemaakt. Ook verzoekt de moeder dat de kinderen de komende periode andere familieleden en vrienden mogen zien, omdat zij daar behoeften aan hebben.
Wat het zelfstandig verzoek betreft verzoekt de moeder om een hogere frequentie in de omgang met de kinderen als de machtiging uithuisplaatsing wordt verlengd. Dit strekt alleen tot moeder. Hiervoor is bewust gekozen omdat de zorgen met betrekking tot stiefvader moeten worden uitgezocht. Als dit niet wordt verzocht door de moeder, loopt ook de GI tegen de beschikking van 10 mei 2022 op wanneer zij de omgang tussen moeder en kinderen willen uitbreiden om toe te werken naar een terugplaatsing. De moeder heeft hard haar best gedaan en er was voorheen steeds sprake van het werken naar een thuisplaatsing. Er moet geïnvesteerd worden in de omgang tussen de moeder en de kinderen. De moeder laat de GI vrij in het stellen van de voorwaarden, zodat zij de opbouw kunnen inzetten die wenselijk wordt geacht voor de kinderen. Tijdens deze opbouw en de begeleiding van omgangsmoment moeten voortgangsgesprekken ingezet worden, zodat de moeder tips kan krijgen.
De stiefvader wil graag meewerken aan het politieonderzoek. Hij stelt dat de ouders in het duister worden gelaten door de GI wat de hulpverlening betreft. Hij hoort dat de kinderen hem missen en van hem houden, dat is wederzijds.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] en [naam kind02] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is lange tijde sprake geweest van een instabiele en onveilige opvoedsituatie. Hierdoor zijn de kinderen op 15 februari 2022 uit huis geplaatst in een gezinshuis. In oktober 2022 zijn nieuwe zorgen ontstaan, nadat [naam kind01] heeft verteld seksueel te zijn misbruikt door de stiefvader. Ook [naam kind02] heeft verklaard fysiek en psychisch te zijn mishandeld door de stiefvader. Hierop heeft de rechtbank op verzoek van de GI de omgang tussen de stiefvader en de kinderen voor een half jaar stopgezet en ook het contact tussen de moeder en de kinderen voor zes weken opgeschort. De GI heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik en mishandeling. In december 2022 heeft een herstelgesprek plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen. De kinderen bevinden zich in een loyaliteitsconflict en het is de vraag of [naam kind01] en [naam kind02] de ouders voldoende vertrouwen.
Ter zitting is gebleken dat er nog altijd geen passende hulpverlening is ingezet voor [naam kind01] en [naam kind02] . Dit lijkt enerzijds te maken te hebben met de wisseling in jeugdbeschermer en de verschillende visies die er binnen de GI zijn (of waren) over de juiste aanpak en anderzijds heeft dat te maken met het gegeven dat de moeder voor verschillende (onderzoeks)trajecten geen toestemming heeft verleend. Aan deze weigering om toestemming te geven lijkt een gebrek aan vertrouwen van de moeder in de GI ten grondslag te leggen en daaraan zal ook - vanuit de GI - moeten worden gewerkt. Wanneer een hulpverleningsinstantie hulp wil inzetten voor [naam kind01] en [naam kind02] is het niet meer dan vanzelfsprekend dat een dergelijke instantie eerst onderzoek doet naar welke hulp het meest passend is. Als het gaat om hulpverlening die door een gedragswetenschapper met een BIG-registratie wordt gegeven, zal zich die persoon zich beroepshalve aan bepaalde afspraken en codes dienen te houden om zijn of haar registratie te behouden. De kinderrechter hoopt dan ook dat de moeder zo spoedig mogelijk haar toestemming zal verlenen voor de door de GI voorgestelde inzet van Kenter Jeugdhulp. Het is voor [naam kind01] en [naam kind02] van groot belang dat zij op zo kort mogelijke termijn de nodige hulp kunnen krijgen. Hoe langer daarop moet worden gewacht, hoe meer schade aan hun ontwikkeling kan ontstaan.
Uit het vorenstaande volgt dat een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk wordt geacht, omdat de inzet van de juiste hulpverlening voor [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk is alvorens gewerkt kan worden aan een thuisplaatsing. De kinderrechter wil daarbij een vinger aan de pols houden en overweegt voorts dat het zedenonderzoek naar de stiefvader bij een thuisplaatsing ook geen onbelangrijke rol speelt.
Voor een gedegen beoordeling van het zelfstandige verzoek van de moeder tot uitbreiding van de omgang tussen haar en de kinderen is nadere informatie noodzakelijk. Bij voorkeur is deze informatie afkomstig vanuit de voor [naam kind01] en [naam kind02] in te zetten hulpverleningsinstantie en anders van (een) interne gedragswetenschapper(s) van de GI.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de verlenging voor een korte duur toewijzen, te weten drie maanden.
Het zelfstandig verzoek van de moeder wordt aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
De kinderrechter verzoekt de GI om, uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum, een rapportage te doen toekomen omtrent de op dat moment aanwezige stand van zaken, inhoudende de omgang tussen de moeder en de kinderen, de voortgang van het politieonderzoek, de voortgang van het onderzoek naar de kinderen, de hulpverlening aan de kinderen alsmede over de voortgang in de orthodontiebehandeling van [naam kind02] . De GI wordt tevens verzocht daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek betreffende de uithuisplaatsing al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, tot uiterlijk 15 mei 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissingen voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. R.V. Paniagua in deze zaak zal plaatsvinden op
2 mei 2023 te 11:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A. Verweij, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. R.V. Paniagua;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. R.V. Paniagua) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.