ECLI:NL:RBROT:2023:2682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/10/649929 / JE RK 22-2968
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders van de minderjarigen [naam kind01] en [naam kind02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 december 2022 een verzoekschrift ingediend om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De minderjarigen hebben een problematische achtergrond, waarbij zij langdurig zijn blootgesteld aan verwaarlozing en mishandeling. De moeder woont momenteel in Turkije en de vader is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de kinderen te dragen. De kinderen verblijven in Nederland, waarbij [naam kind01] in een kamertrainingscentrum is geplaatst en [naam kind02] bij de oma aan vaderszijde woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen en dat het in het belang van de kinderen is om het gezag te beëindigen. De GI is bereid om de voogdij op zich te nemen, wat door alle betrokkenen wordt ondersteund. De rechtbank heeft daarom besloten het ouderlijk gezag van beide ouders te beëindigen en de GI als voogd aan te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649929 / JE RK 22-2968
datum uitspraak: 22 februari 2023

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] ,

[naam kind02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2010 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,

[naam03] ,

hierna te noemen de oma vaderszijde (vz), wonende te [woonplaats02] ,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 21 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door zijn mentor van Amanizorg, [naam04] ,
- de minderjarige [naam kind02] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder (telefonisch),
- de oma vz,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam05]
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam06]
Aangezien de moeder, oma vz, [naam kind01] en [naam kind02] de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Spaans taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam07] , tolk in de Spaanse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

[naam kind01] verblijft bij het kamertrainingscentrum van Amanizorg.
[naam kind02] verblijft bij de oma vz.
De GI heeft zich bij brief van 17 november 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de vader en de moeder te beëindigen en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd over [naam kind01] en [naam kind02] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind01] en [naam kind02] hebben een groot deel van hun jeugd doorgebracht in de Dominicaanse Republiek bij hun moeder. De vader woonde in Nederland en zocht het gezin soms op. Het contact met de vader liep vaak uit tot ernstige ruzie. De moeder is een aantal jaren geleden vertrokken om een beter leven elders te zoeken. De moeder woont nu in Turkije en heeft contact met de kinderen via de telefoon. De kinderen verbleven na het vertrek van de moeder bij familie en vrienden en zijn verwaarloosd. Uiteindelijk zijn de kinderen naar Nederland gehaald. In Nederland stonden de kinderen opnieuw bloot aan mishandelingen door de vader. Het heeft te lang geduurd voordat er is ingegrepen. De vader mag nu geen contact zoeken met de kinderen. [naam kind02] woont bij de oma vz en wil daar graag blijven wonen. Het is [naam kind01] niet gelukt aansluiting te vinden bij het gezin van oma vz. Hij verblijft nu bij een kamertrainingscentrum en is daar bezig zijn draai te vinden. [naam kind01] en [naam kind02] hebben ook nog een meerderjarige broer [naam08] , hij woont nog in de Dominicaanse Republiek. Het gezin is helemaal uit elkaar gevallen. [naam kind01] en [naam kind02] zijn beschadigd door hetgeen zij in hun ontwikkeling hebben doorgemaakt. Zij verdienen extra zorg en aandacht. De vader wil het in het onderzoek niet hebben over de manier waarop hij met de jongens is omgegaan. Hij is verontwaardigd dat hij op afstand van de kinderen is gezet. De jongens zijn bang voor de vader en willen geen contact met hem. De vader wenst het gezag van de kinderen niet langer te dragen en wil ook niet langer betrokken zijn bij hun dagelijkse verzorging. De Raad is na het onderzoek van mening dat het gezag van de vader en misschien ook van de moeder beëindigd moet worden. Het is voor de Raad niet duidelijk of de moeder het gezag draagt. Dit sluit aan bij de chaos van de omgeving van de kinderen. Volgens het Dominicaans recht zijn ouders beide belast met het gezag, maar er is een verhaal dat moeder afstand heeft gedaan van het gezag. De moeder heeft verklaard dat gedaan te hebben onder dwang en bedreiging van de vader. Het standpunt van de Raad is dat het gezag bij de GI moet worden belegd. Voor de kinderen is er veel hulpverlening nodig en het is prettig als er snel gehandeld kan worden. De moeder heeft dagelijks contact met de kinderen en is dus betrokken. De Raad neemt hierbij aan dat de GI contact opneemt met de moeder over belangrijke beslissingen.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. De kinderen zijn jarenlang opgevoed in een onveilige omgeving waarbij de ouders niet beschikbaar zijn geweest voor hen. Dit alles heeft effect gehad op de ontwikkeling en het gedrag van de kinderen. Zij ervaren nog steeds onduidelijkheid en dat zorgt voor stress. Ze zijn voor langere tijd aangewezen geweest op zichzelf en hebben daardoor een overlevingsmechanisme ontwikkeld die misschien nu mede bepaalt dat ze moeite hebben met gezag en omgang met regels. Wie het gezag heeft over de kinderen is onduidelijk. Vader wil niet langer het gezag uitoefenen terwijl er dringend praktische zaken geregeld moeten worden. De moeder woont al jaren op afstand en kan hierdoor ook niet beschikbaar zijn voor de kinderen. Het is belangrijk dat er een gezagsbeëindigende maatregel komt, zodat praktische zaken geregeld kunnen worden.
De moeder voert het volgende ter zitting aan. Zij wenst dat [naam kind02] in ieder geval bij de oma vz blijft wonen. De moeder heeft het gezag onder dwang afgestaan aan de vader. Ze heeft hiervan geen bewijsstukken. De moeder voert geen bezwaar tegen het verzoek om het gezag bij de GI te beleggen.
De oma vz verklaart dat zij geen bezwaar heeft tegen verzoek van de Raad dat het gezag bij de GI komt te liggen. Zij wenst dat [naam kind02] bij haar kan blijven wonen en wil niet dat hij ergens anders heengaat.

De beoordeling

De rechtbank overweegt allereerst dat het niet duidelijk is wie het gezag heeft over [naam kind01] en [naam kind02] volgens het recht van de Dominicaanse Republiek. De moeder zou het gezag hebben overgedragen aan de vader maar enige onderbouwing daarvan ontbreekt. De rechtbank heeft overwogen de beslissing op het verzoek van de Raad aan te houden en dit vraagstuk te laten uitzoeken dan wel het verzoek op dit punt nader door de Raad te laten onderbouwen. Het belang van [naam kind01] en [naam kind02] , die sinds hun komst naar Nederland in onzekerheid verkeren over hun perspectief, en de feitelijke situatie waarin nu niemand het gezag over [naam kind01] en [naam kind02] uitoefent, vereisen echter dat er op korte termijn duidelijkheid komt over de gezagssituatie. De rechtbank gaat er daarom in deze procedure vanuit dat zowel de vader als de moeder formeel het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] bezitten.
Nu de moeder niet in Nederland woont, maar de kinderen feitelijk in Nederland verblijven, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de Verordening Brussel II-ter bevoegd om zich over dit verzoek uit te laten. Nu de Nederlandse rechter bevoegd is, is ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Nederlandse recht van toepassing. Omdat de kinderen en de vader in het werkgebied van de rechtbank Rotterdam wonen, is deze rechtbank bevoegd. De rechtbank zal het verzoek beoordelen op grond van het Nederlandse recht.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] en [naam kind02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij kennen een belast verleden waarbij zij langdurig zijn blootgesteld aan verwaarlozing, mishandeling en wisselende verblijfplaatsen. De moeder is een aantal jaren geleden naar Turkije verhuisd om een beter bestaan op te bouwen, waardoor [naam kind01] en [naam kind02] alleen zijn achter gebleven in de Dominicaanse Republiek. Zij verbleven op plekken waar het hen ontbrak aan veiligheid, stabiliteit in verzorgers en continuïteit in de opvoedomgeving. Daarnaast is er sprake van een beschadigde relatie tussen de kinderen en de vader. [naam kind01] en [naam kind02] hebben al geruime tijd nauwelijks tot geen contact met de vader en contactherstel is niet mogelijk gebleken. Ook is er al lange tijd geen contact tussen de ouders.
Sinds augustus 2021 verblijven [naam kind01] en [naam kind02] in Nederland. In beginsel verbleven [naam kind01] en [naam kind02] beide bij oma vz. In augustus 2022 is [naam kind01] bij het kamertrainingscentrum van Amanizorg geplaatst, alwaar hij tot op heden verblijft. [naam kind02] verblijft nog altijd bij oma vz. Zij hebben zichtbaar baat bij de duidelijkheid, veilig en structuur die hen geboden wordt en willen beiden blijven in hun huidige woonsituatie. Het is zorgelijk dat op dit moment praktische maar ook formele zaken niet geregeld kunnen worden, omdat de vader geen uitvoering aan zijn gezag wil of kan geven en de moeder hiertoe feitelijk, vanuit het buitenland, niet in staat is. Al met al ervaren [naam kind01] en [naam kind02] last van het feit dat de ouders het gezag over hen hebben, maar dit niet kunnen of willen uitoefenen en blijven zij mede daardoor tot op heden in onzekerheid over hun perspectief.
De rechtbank is van oordeel dat [naam kind01] en [naam kind02] duidelijkheid nodig hebben. De ouders zijn niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van [naam kind01] en [naam kind02] op korte termijn weer te gaan dragen. De vader is ondanks de inzet van hulpverlening niet in staat om de belangen van [naam kind01] en [naam kind02] voorop te stellen. De moeder wil het beste voor haar kinderen en heeft dagelijks contact met hen. Ondanks dat de moeder inzet en betrokkenheid op afstand toont, heeft zij niet kunnen voorkomen dat de kinderen instabiliteit en onveiligheid hebben meegemaakt. De moeder is al lange tijd een moeder op afstand en het is niet duidelijk of en zo ja, wanneer zij zich kan herenigen met [naam kind01] en [naam kind02] . De fysieke afstand tussen [naam kind01] en [naam kind02] en de moeder maakt dat de moeder wordt belemmerd in het uitvoeren van haar gezag.
Duidelijk is geworden dat het perspectief van [naam kind01] ligt in het kamertrainingscentrum en dat van [naam kind02] bij de oma vz. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedsituaties te waarborgen en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [naam kind01] en [naam kind02] , is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [naam kind01] en [naam kind02] is om het gezag van de vader en de moeder te beëindigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen. Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] en [naam kind02] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
Hoewel de oma vz in staat is om praktische zaken voor (in ieder geval) [naam kind02] te regelen, is het wenselijk dat de GI als neutrale derde wordt betrokken. De oma vz en moeder hebben ter zitting aangegeven hier achter te staan en ook [naam kind01] en [naam kind02] vinden dit wenselijk. De voorgestelde GI heeft zich bij brief van 17 november 2022 bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij over [naam kind01] en [naam kind02] .
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW worden de ouders als ouders waarvan het gezag wordt beëindigd, er vanuit gaande dat zij het bewind voerden over het vermogen van de minderjarigen, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan hun opvolger in dit bewind.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam02] , geboren op [geboortedatum03] te [geboorteplaats03] over [naam kind01] en [naam kind02] ;
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] Corporan, geboren op [geboortedatum04] te [geboorteplaats04] over [naam kind01] en [naam kind02] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
veroordeelt [naam02] en [naam01] Corporan aan de voogd rekening en verantwoording af te leggen van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] en [naam kind02] ;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.