ECLI:NL:RBROT:2023:2767
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.E. Dijkers
- J.D. Schmahl
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van oproeping vordering gijzeling wegens niet verzonden afschrift naar brp-adres
Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door het Openbaar Ministerie op 15 november 2022, naar aanleiding van een ontnemingsmaatregel die aan de veroordeelde was opgelegd door het gerechtshof Den Haag op 31 mei 2018. Deze ontnemingsmaatregel verplichtte de veroordeelde tot betaling van € 2.596,29 aan de staat, maar tot de datum van de vordering had de veroordeelde niets betaald.
Tijdens de zitting op 22 februari 2023 was de veroordeelde niet aanwezig, en zijn advocaat, mr. M.K. Durdu-Agema, was niet uitdrukkelijk gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De advocaat betoogde dat de oproeping voor de zitting niet correct was verzonden, omdat deze niet naar het adres was gestuurd waarop de veroordeelde ingeschreven stond in de basisregistratie personen. Dit zou betekenen dat de veroordeelde niet op de hoogte was van de zitting en dus niet juist was opgeroepen.
De officier van justitie erkende dat de oproeping niet goed was verzonden, maar stelde dat er pogingen waren gedaan om de vordering te betekenen. De rechtbank oordeelde dat, op basis van het dossier, niet kon worden vastgesteld dat de oproeping correct was verzonden. De rechtbank concludeerde dat de oproeping niet geldig was en verklaarde deze nietig. De beslissing werd genomen door mr. B.E. Dijkers, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. J.D. Schmahl, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.