ECLI:NL:RBROT:2023:2768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
22/000007-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproeping nietig verklaard wegens onjuiste publicatie in Staatscourant bij gijzeling vordering

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot gijzeling van een veroordeelde die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De vordering was ingediend door het Openbaar Ministerie op 14 november 2022, naar aanleiding van een ontnemingsmaatregel die eerder door het gerechtshof Den Haag was opgelegd. De veroordeelde had tot dat moment geen betaling verricht van het opgelegde bedrag van € 71.006,79. De officier van justitie, mr. A.S. Breugem, heeft de vordering behandeld, maar de veroordeelde was niet verschenen op de zitting.

De rechtbank heeft beoordeeld of de oproeping van de veroordeelde op de juiste wijze had plaatsgevonden. Volgens artikel 6:6:25, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de oproeping te worden gepubliceerd in de Staatscourant indien de veroordeelde geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en bekend is met de vervolging. In dit geval was de veroordeelde op de hoogte van de ontnemingsvordering, maar was de oproeping niet in de Staatscourant gepubliceerd. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de oproeping nietig was, omdat deze niet op de juiste wijze was betekend.

De politierechter heeft daarom de oproeping nietig verklaard, wat betekent dat de procedure niet verder kan worden voortgezet totdat aan de vereisten voor oproeping is voldaan. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en onderstreept het belang van correcte procedurele stappen in strafzaken, vooral wanneer het gaat om personen zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
raadkamernummer : 22/025918
parketnummer hof : 22/000007-18
datum : 22 februari 2023
Beslissing van de politierechter op de vordering machtiging gijzeling na wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering in de zaak van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procedure

De vordering is op 14 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 22 februari 2023 de vordering op de openbare terechtzitting behandeld. Daarbij is de officier van justitie, mr. A.S. Breugem, gehoord.
De veroordeelde is niet op de zitting verschenen.

Feiten

Het gerechtshof Den Haag heeft aan de veroordeelde bij arrest van 5 juni 2019 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van
€ 71.006,79. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
De veroordeelde heeft tot 14 november 2022, zijnde de datum van indiening van de vordering, niets betaald.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 180 dagen.

Standpunt van de veroordeelde

De veroordeelde heeft geen standpunt ingenomen.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt dat de oproeping op 22 december 2022 is betekend aan het Openbaar Ministerie en dat geen afschrift daarvan is gestuurd naar het adres van de veroordeelde nu hij geen vaste woon-of verblijfplaats heeft. De officier van justitie acht de wijze van betekenen rechtsgeldig en concludeert dat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.

Beoordeling

Aangezien de veroordeelde zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de terechtzitting is de vraag die allereerst dient te worden beantwoord of hij op de juiste wijze is opgeroepen.
Op grond van artikel 6:6:25, derde lid, Sv dient, in afwijking van artikel 6:6:3, tweede lid, Sv, de oproeping aan het basisregistratie personen vermelde adres te worden toegezonden indien de veroordeelde bekend is met de vervolging. Indien diegene niet staat ingeschreven in de basisregistratie personen en geen adres heeft opgegeven bij het doen van verzet tegen verhaal overeenkomstige de artikelen 6:4:5 en 6:4:5 Sv, dient oproeping plaats te vinden in de Staatscourant.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Wet Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen) wordt in het derde lid van voornoemd artikel de bekendmaking van de oproeping geregeld. Vermeld wordt dat daarbij de wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats wordt gevolgd (Kamerstukken 33 956). De gegeven reden hiervoor is dat bij dat wetsvoorstel enkel de oproeping voor de behandeling van een gijzelingsvordering bij een strafbeschikking is voorgesteld, terwijl met dit artikel de procedure voor de zitting algemeen wordt geregeld (vgl. artikel 6:6:3 Sv). [1]
De rechtbank begrijpt het bepaalde in het derde lid van artikel 6:6:25 Sv mede in het licht van de hiervoor aangehaalde tekst uit de memorie van toelichting zo dat beoogd is niet alleen de wijze van betekening van de oproeping in verband met een gijzelingsprocedure bij een strafbeschikking te regelen, maar ook in verband met de gijzelingsprocedure bij een ontnemingsvordering. De rechtbank ziet ook anderszins geen reden te veronderstellen dat deze regeling enkel van toepassing behoort te zijn op gijzelingsprocedures in verband met een strafbeschikking.
De veroordeelde in deze zaak is op de hoogte van de ontnemingsvordering die bij arrest van het gerechtshof Den Haag in een procedure op tegenspraak op 5 juni 2019 aan hem is opgelegd, terwijl gebleken is dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Toepassing van artikel 6:6:25, derde lid, Sv brengt in dit geval mee dat de oproeping in de Staatscourant had moeten worden gepubliceerd. Nu dit niet is gebeurd, wordt geconcludeerd dat de oproeping niet geldig heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande zal de oproeping nietig worden verklaard.

Beslissing

De politierechter verklaart de oproeping nietig.
Deze beslissing is gegeven door
mr. B.E. Dijkers, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.