ECLI:NL:RBROT:2023:2967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/10/549879 / HA ZA 18-455
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openstellen van tussentijds hoger beroep in een civiele zaak met betrekking tot schadevergoeding en causale verbanden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 12 april 2023 vonnis gewezen in de procedure tussen eiser, wonende te Klundert, en gedaagde, wonende te Rotterdam. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bronsveld, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. de Lange, met betrekking tot schadevergoeding als gevolg van psychische klachten die eiser heeft ondervonden door seksueel misbruik door gedaagde. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van gedaagde en de psychische klachten van eiser.

In het tussenvonnis van 25 januari 2023 heeft de rechtbank overwogen om ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen. Eiser verzet zich tegen deze beslissing en stelt dat het openstellen van hoger beroep onterecht is, omdat dit leidt tot onaanvaardbare vertraging van de procedure. Gedaagde daarentegen is van mening dat het openstellen van tussentijds hoger beroep wenselijk is voor de proceseconomie en dat beide partijen gebaat zijn bij een uitspraak over de grondslag van de zaak.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het openstellen van tussentijds hoger beroep noodzakelijk is, gezien de complexiteit van de zaak en de noodzaak van deskundigenonderzoeken. De rechtbank onderkent dat dit leidt tot vertraging, maar acht deze vertraging niet onredelijk, omdat een uitspraak in hoger beroep kan bijdragen aan een minnelijke regeling en besparingen op de lange termijn kan opleveren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen van het vonnis en alle voorafgaande tussenvonnissen, om zo de verdere behandeling van de zaak te optimaliseren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/549879 / HA ZA 18-455
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Klundert,
eiser,
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.A. de Lange te Barendrecht.
Partijen zullen hierna “ [eiser01] ” en “ [gedaagde01] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 januari 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser01] ;
  • de akte uitlating n.a.v. tussenvonnis van [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 25 januari 2023 heeft de rechtbank overwogen om ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
Standpunt [eiser01]
2.2.
[eiser01] verzet zich tegen afwijking van de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv en voert hiervoor het volgende aan:
  • het openstellen van tussentijds hoger beroep doet geen recht aan de zaak die al zeer lang loopt en waarin nog enige proceshandelingen verricht zullen moeten worden;
  • niet gesteld of gebleken is van enig belang aan de zijde van [gedaagde01] ;
  • het openstellen van hoger beroep leidt tot een onaanvaardbaar uitstel van de zaak terwijl het inhoudelijk debat nog niet uitgekristalliseerd is.
Standpunt [gedaagde01]
2.3.
[gedaagde01] voert aan dat het gelet op de in het tussenvonnis van 25 januari 2023 genoemde omstandigheden en om proceseconomische redenen wenselijk is ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen. Hij voert tevens aan dat het door hem in te stellen hoger beroep ziet op de kern van de zaak en dat beide partijen gebaat zijn bij een uitspraak over de grondslag die rechtens in geschil is en het scharnierpunt van de zaak vormt.
Verdere beoordeling
2.4.
In het tussenvonnis van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiser01] psychische klachten heeft als gevolg van het seksueel misbruik door [gedaagde01] en dat [gedaagde01] de schade die [eiser01] hierdoor lijdt aan hem moet vergoeden. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis ook het voornemen geuit nog twee deskundigenonderzoeken te bevelen, te weten: - een onderzoek door een verzekeringsarts, en (aansluitend) - een onderzoek door een arbeidsdeskundige. Tevens heeft de rechtbank in dit tussenvonnis overwogen dat na afronding van deze onderzoeken mogelijk nog onderzoek door een bedrijfseconoom noodzakelijk is.
[gedaagde01] heeft na dit vonnis bij akte aangekondigd hoger beroep in te zullen stellen tegen (onder meer) de hiervoor weergegeven vaststellingen van de rechtbank. In verband hiermee heeft hij geen verdere uitlatingen gedaan over de personen van de te benoemen deskundigen en de aan hen te stellen vragen.
Het oordeel van de rechtbank over het causale verband tussen de door [gedaagde01] gepleegde onrechtmatige daad en de psychische klachten en daaruit volgende schade van [eiser01] vormt de basis voor de verdere behandeling van deze zaak. In het kader van deze verdere behandeling dienen ten minste nog twee deskundigenonderzoeken plaats te vinden. Als in appel anders wordt geoordeeld over voornoemd causaal verband, dan zijn nadere deskundigenonderzoeken mogelijk overbodig. Gelet op de tijd en kosten die zullen zijn gemoeid met deze deskundigenonderzoeken en dus met de verdere behandeling van deze zaak, acht de rechtbank het daarom doelmatig om de aangekondigde deskundigenonderzoeken nu nog niet te gelasten maar om in plaats daarvan ambtshalve hoger beroep open te stellen van dit vonnis en alle hieraan voorafgaande tussenvonnissen [1] . De rechtbank onderkent dat het tussentijds openstellen van hoger beroep zal leiden tot vertraging van deze procedure en dat dit voor [eiser01] een ongewenst gevolg is. Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden acht de rechtbank deze vertraging niet onredelijk. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat een oordeel in hoger beroep over het causale verband tussen de onrechtmatige daad van [gedaagde01] en de psychische klachten en daaruit volgende schade van [eiser01] de mogelijkheid van het bereiken van een minnelijke regeling ter afronding van het geschil dichterbij kan brengen en dit tot een aanzienlijke besparing van tijd en kosten op de wat langere termijn kan leiden.
2.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de aangekondigde deskundigenonderzoeken nog niet gelasten maar in plaats daarvan ambtshalve tussentijds hoger beroep openstellen van dit vonnis en alle hieraan voorafgaande tussenvonnissen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
stelt ambtshalve tussentijds hoger beroep open van dit vonnis en alle hieraan voorafgaande tussenvonnissen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op
12 april 2023.
2474/1582

Voetnoten

1.Zie ook HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924