In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 12 april 2023 vonnis gewezen in de procedure tussen eiser, wonende te Klundert, en gedaagde, wonende te Rotterdam. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bronsveld, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. de Lange, met betrekking tot schadevergoeding als gevolg van psychische klachten die eiser heeft ondervonden door seksueel misbruik door gedaagde. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van gedaagde en de psychische klachten van eiser.
In het tussenvonnis van 25 januari 2023 heeft de rechtbank overwogen om ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen. Eiser verzet zich tegen deze beslissing en stelt dat het openstellen van hoger beroep onterecht is, omdat dit leidt tot onaanvaardbare vertraging van de procedure. Gedaagde daarentegen is van mening dat het openstellen van tussentijds hoger beroep wenselijk is voor de proceseconomie en dat beide partijen gebaat zijn bij een uitspraak over de grondslag van de zaak.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het openstellen van tussentijds hoger beroep noodzakelijk is, gezien de complexiteit van de zaak en de noodzaak van deskundigenonderzoeken. De rechtbank onderkent dat dit leidt tot vertraging, maar acht deze vertraging niet onredelijk, omdat een uitspraak in hoger beroep kan bijdragen aan een minnelijke regeling en besparingen op de lange termijn kan opleveren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om ambtshalve tussentijds hoger beroep open te stellen van het vonnis en alle voorafgaande tussenvonnissen, om zo de verdere behandeling van de zaak te optimaliseren.