ECLI:NL:RBROT:2023:3023

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
C/10/649464 / HA ZA 22-1010
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring in faillissementen van W46NL B.V. en BBS Group B.V.

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident van vrijwaring in de zaak van de curator van de faillissementen van W46NL B.V. en BBS Group B.V. De curator, handelend in zijn hoedanigheid, heeft gedaagden aangesproken op hun aansprakelijkheid voor de schade van de gezamenlijke schuldeisers, die voortvloeit uit onbehoorlijk bestuur. De gedaagden, die gezamenlijk als [gedaagden01] worden aangeduid, hebben verzocht om [gedaagde04] in vrijwaring op te roepen, stellende dat deze als feitelijk bestuurder verantwoordelijk was voor de beslissingen die hebben geleid tot de faillissementen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de oproeping in vrijwaring tijdig was en dat er voldoende gronden zijn om [gedaagde04] te dagvaarden. De curator heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat de beslissing heeft vergemakkelijkt. De rechtbank heeft de kosten van het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 17 mei 2023 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649464 / HA ZA 22-1010
Vonnis in incident van 5 april 2023
in de zaak van

1..[eiser01] Q.Q.

handelend in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van de besloten vennootschappen W46NL B.V. en BBS Group B.V.,
kantoorhoudende te Barendrecht,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R. van Dongen te Barendrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01] B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.A.J.M. Jonk te Alblasserdam,

2..[gedaagde02] ,

wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.A.J.M. Jonk te Alblasserdam,

3..[gedaagde03] ,

wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,

4.[gedaagde04] ,

wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.P.J. van der Linden te Ridderkerk.
Eiser zal hierna de curator worden genoemd, gedaagden sub 1 en sub 2 zullen hierna gezamenlijk [gedaagden01] worden genoemd, gedaagde sub 3 zal hierna [gedaagde03] worden genoemd en gedaagde sub 4 zal hierna [gedaagde04] worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Ten aanzien van W46NL B.V.:
primair
gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan de curator te voldoen het tekort in het faillissement van W46NL B.V. ten bedrage van € 537.558,96 p.m., althans ten bedrage van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair
gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan de curator van het tekort in het faillissement van W46NL B.V., dan wel de door de gezamenlijke schuldeisers geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks met een hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot voldoening van een voorschot ten bedrage van
€ 250.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag.
Ten aanzien van BBS Group B.V.:
primair
gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan de curator te voldoen het tekort in het faillissement van BBS Group B.V. ten bedrage van € 312.078,10 p.m., althans ten bedrage van een door de rechtbank te bepalen bedrag;
subsidiair
gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan de curator van het tekort in het faillissement van BBS Group B.V., dan wel de door de gezamenlijke schuldeisers geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks met een hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot voldoening van een voorschot ten bedrage van
€ 150.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
in alle gevallen:
gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de beslagkosten.
2.2.
De curator legt – kort gezegd – aan zijn vorderingen ten grondslag dat gedaagden hun bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld. Het onbehoorlijk bestuur is een belangrijke oorzaak van de faillissementen. Gedaagden zijn dan ook op grond van de artikelen, 2:248 BW (jo. 2:394 en 2:10 BW), 2:9 BW en 6:162 BW zowel afzonderlijk als in onderling verband, aansprakelijk voor de schade van de gezamenlijke schuldeisers.
2.3.
Gedaagden hebben in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3..Het geschil in incident

3.1.
[gedaagden01] vorderen dat hen wordt toegestaan [gedaagde04] in vrijwaring op te roepen.
3.2.
[gedaagden01] stellen dat [gedaagde04] als feitelijk bestuurder van W46NL B.V. en BBS Group B.V. al de financiële-, administratieve-, organisatorische- en beleidsbepalende beslissingen heeft genomen, terwijl [gedaagden01] niet of nauwelijks betrokken waren bij deze beslissingen. Evenmin hebben [gedaagden01] noemenswaardige werkzaamheden voor W46NL B.V. en BBS Group B.V. verricht.
3.3.
Indien in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat [gedaagden01] aansprakelijk zijn voor de schade van de gefailleerde vennootschappen, dan is die aansprakelijkheid hoofdelijk ten aanzien van alle bestuurders. Op grond van de interne draagplicht hebben [gedaagden01] dan een vordering op [gedaagde04] en hiermee belang om hem in vrijwaring op te roepen.
3.4.
De curator refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde een derde partij in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde partij een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.2.
Indien hetgeen [gedaagden01] hebben gesteld juist is, zal zij de nadelige gevolgen van het eventuele verlies in de hoofdzaak geheel of ten dele kunnen afwentelen op [gedaagde04] . Daarmee is aan onder 4.1 genoemde voorwaarde voldaan. Nu de curator zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, is de rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden toegewezen.
4.3.
Geen van partijen kan als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..Beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat [gedaagde04] door [gedaagden01] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 17 mei 2023,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 mei 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
[3709/3268/3195]