ECLI:NL:RBROT:2023:3044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
10041268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwaliteit van kluswerkzaamheden en schadevergoeding bij gebreken

In deze zaak heeft [eiser01] [gedaagde01] ingeschakeld voor kluswerkzaamheden in zijn woning, waarvoor een bedrag van € 24.872,54 is betaald. Na oplevering van de werkzaamheden heeft [eiser01] echter geconstateerd dat deze niet naar behoren zijn uitgevoerd. Hij heeft [gedaagde01] verzocht om herstel, maar deze heeft niet gereageerd op het aanbod om de gebreken te verhelpen. In plaats daarvan vordert [eiser01] een schadevergoeding van € 15.706,77. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] in verzuim verkeert, omdat hij niet heeft voldaan aan de herstelverplichtingen na de ingebrekestelling van [eiser01]. De kantonrechter oordeelt dat de tekortkomingen niet als ondergeschikt kunnen worden aangemerkt, waardoor [eiser01] recht heeft op schadevergoeding in plaats van nakoming. Tevens is de kantonrechter voornemens om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de kwaliteit van de werkzaamheden en de kosten van herstel te beoordelen. De partijen zijn uitgenodigd om suggesties te doen voor de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden gesteld. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 11 mei 2023 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10041268 / CV EXPL 22-3130
datum uitspraak: 13 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: DAS,
tegen
[gedaagde01], handelende onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Pastoors.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 juli 2022, met bijlagen;
  • het antwoord in conventie met eis in reconventie, met bijlagen;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de nadere bijlagen 25 en 26 van [eiser01] .
1.2.
Op 16 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken. [eiser01] is bijgestaan door een tolk.

2..De beoordeling

Samenvatting en conclusie
2.1.
[gedaagde01] heeft in opdracht en voor rekening van [eiser01] kluswerkzaamheden uitgevoerd in de woning van [eiser01] (voor € 24.872,54 inclusief meerwerk). [eiser01] is niet tevreden over de kwaliteit van de werkzaamheden. Hij wil niet meer dat [gedaagde01] de werkzaamheden herstelt, maar hij wil in plaats daarvan een schadevergoeding van € 15.706,77 met rente en kosten. [gedaagde01] erkent dat er bepaalde werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Hij wilde die wel herstellen, maar [eiser01] reageerde niet op zijn aanbod en daarom wil [gedaagde01] dat er nu wordt vastgesteld dat hij niets meer hoeft te doen. Dat zal de kantonrechter afwijzen, want [gedaagde01] had na het verzoek van [eiser01] daartoe alsnog herstelwerkzaamheden moeten uitvoeren en dat heeft hij niet gedaan. Daarom moet hij nu een schadevergoeding betalen. De partijen zijn het er echter niet over eens wat er allemaal als gebrek is aan te merken, wat er dus door [gedaagde01] precies hersteld had moeten worden en hoeveel het kost om de herstelwerkzaamheden door een ander te laten uitvoeren. De kantonrechter acht het noodzakelijk om een deskundige te benoemen die daarover kan adviseren, zoals hierna wordt toegelicht.
De desbetreffende werkzaamheden
2.2.
[eiser01] heeft in de aanmaningsbrieven van 1 september 2021 en 24 december 2021 verschillende punten genoemd die volgens hem door [gedaagde01] niet goed zijn uitgevoerd.
[gedaagde01] betwist weliswaar in algemene zin dat het allemaal zo erg is als [eiser01] stelt, maar hij betwist niet gemotiveerd dat de genoemde punten niet optimaal zijn uitgevoerd of onderdeel uitmaken van de opdracht (op basis van de offerte van 6 januari 2021 en de meerwerkofferte van 21 januari 2021). Op de foto’s is ook te zien dat er op veel plekken op zijn minst niet netjes is gewerkt. Per punt zal nu moeten worden beoordeeld of dit een tekortkoming oplevert. Hier zal later nog verder op worden ingegaan.
Verzuim (artikel 6:81 BW)
2.3.
Op 29 januari 2021 is [eiser01] akkoord gegaan met de oplevering van de werkzaamheden. Na de oplevering ontdekte [eiser01] op verschillende plekken dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd. Daarover heeft hij bij [gedaagde01] direct geklaagd (zie het WhatsAppbericht van 1 februari 2021). [gedaagde01] heeft de woning van [eiser01] op 6 februari 2021 bezocht. Op 20 maart 2021 heeft [eiser01] een ‘garantieverzoek’ ingediend. Het akkoord van [eiser01] met de oplevering betekent gelet op de aard van de klachten niet dat hij geen recht meer heeft op correcte nakoming zonder gebreken op korte termijn. [gedaagde01] erkent ook dat er gebreken zijn en dat hij die (had) moet(en) herstellen. [gedaagde01] heeft op 6 april 2021 herstel aangeboden van de werkzaamheden die volgens hem niet goed zijn uitgevoerd. Daarop is door [eiser01] niet gereageerd. Vervolgens heeft [gedaagde01] op 3 augustus 2021 aan [eiser01] geschreven dat als hij niet binnen twee weken iets hoort, de garantie dan vervalt. De wettelijke garantie vervalt echter niet door een dergelijke mededeling. [eiser01] (althans zijn rechtsbijstandsverzekeraar) heeft [gedaagde01] op 1 september 2021 een ingebrekestelling gestuurd met een lijst van werkzaamheden die volgens hem niet goed zijn uitgevoerd. Die lijst komt grotendeels overeen met de lijst van [gedaagde01] van 6 april 2021. [eiser01] geeft [gedaagde01] 21 dagen de tijd om de gebreken te herstellen. [gedaagde01] antwoordt hierop dat het te laat is en dat de garantie is vervallen. Hierboven is reeds overwogen dat dit standpunt niet juist is. Dit heeft [eiser01] op 16 september 2021 ook aan [gedaagde01] laten weten. Vervolgens hebben partijen blijkbaar contact gehad en hebben zij de termijn waarbinnen [gedaagde01] de gebreken moet herstellen, verlengd tot en met 27 september 2021. Ook binnen die termijn heeft [gedaagde01] geen herstelwerkzaamheden verricht. Ten aanzien van de werkzaamheden die in de ingebrekestelling zijn genoemd, verkeert [gedaagde01] dus in verzuim.
2.4.
De brief van [eiser01] van 24 december 2021 behelst ook een ingebrekestelling voor werkzaamheden aan de trap. Daarvoor heeft [eiser01] [gedaagde01] een termijn van veertien dagen gegeven. Binnen die termijn heeft [gedaagde01] geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd en zijn er ook geen andere afspraken gemaakt. De brief is per mail verzonden naar een emailadres van [gedaagde01] waarmee hij eerder met [eiser01] heeft gecommuniceerd en tijdens de zitting heeft [gedaagde01] verklaard dat hij ook toegang heeft tot de e-mailberichten die aan dat adres worden gestuurd. Daarom verkeert [gedaagde01] ook ten aanzien van de werkzaamheden aan de trap in verzuim.
schadevergoeding in plaats van nakoming
2.5.
[eiser01] heeft [gedaagde01] schriftelijk (op 24 december 2021 en 14 januari 2022) laten weten dat hij geen nakoming meer wil, maar schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW). Volgens [gedaagde01] is deze omzetting niet toegestaan, gelet op de ondergeschikte betekenis van de tekortkoming (artikel 6:87 lid 2 BW). Hoewel in deze procedure nog niet precies vaststaat wat de omvang is van de tekortkoming, staat in het herstelaanbod van [gedaagde01] zelf van 6 april 2021 dat het (herstel)werk twee tot drie dagen zal duren. Het oorspronkelijke werk moest binnen zeven dagen worden voltooid. Gelet op deze verhouding is de tekortkoming niet als ondergeschikt aan te merken en mag [eiser01] dus schadevergoeding vorderen in plaats van nakoming. Tijdens de zitting heeft [gedaagde01] verklaard dat volgens hem de schade maximaal € 1.700,- is. Dat bedrag is ook niet te kwalificeren als ‘van ondergeschikte’ betekenis, gelet op de verhouding tot de totale aanneemsom.
deskundige nodig
2.6.
[eiser01] heeft een bedrijf gevraagd om het werk te beoordelen. Datzelfde bedrijf heeft vervolgens een offerte uitgebracht voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Op die offerte is de vordering van [eiser01] gebaseerd. [gedaagde01] voert terecht aan dat deze ‘deskundige’ niet als onafhankelijk is aan te merken. Daarom wordt er niet uitgegaan van de bevindingen van die deskundige ten aanzien van de kwaliteit van het werk (voldoet dit aan de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap?) en de hoogte van (eventuele) herstelkosten. De kantonrechter heeft wel een deskundige nodig die hem over deze aspecten informeert. Daarom is de kantonrechter voornemens om een onafhankelijke deskundige te benoemen in deze zaak. De werkzaamheden zijn inmiddels drie jaar geleden uitgevoerd, maar [eiser01] heeft verklaard dat hij nog geen herstelwerkzaamheden heeft verricht of heeft laten verrichten. Wel zal de deskundige met dit tijdsverloop rekening moeten houden. Beide partijen mogen op de rolzitting van 11 mei 2023 laten weten wie wat hen betreft moet worden benoemd tot deskundige (artikel 194 lid 2 Rv). Het heeft daarbij de voorkeur dat partijen hierin gezamenlijk een keuze maken. Wanneer partijen hier samen niet uit kunnen komen, zal de kantonrechter een deskundige kiezen. Partijen krijgen ook direct de gelegenheid suggesties te doen voor de vragen die aan de deskundige moeten worden gesteld.
overig
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser01] de waarheidsplicht in de dagvaarding niet heeft geschonden (artikel 21 Rv). Dit artikel schrijft niet voor dat een partij alle beschikbare stukken in het geding brengt. Door de selectie die [eiser01] heeft gemaakt, heeft hij niet in strijd met de waarheidsplicht gehandeld. [eiser01] heeft niet verzwegen dat er ook nog andere stukken bestaan. Dat staat zelfs expliciet genoemd in stukken die wél in het geding zijn gebracht.

3..De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
11 mei 2023, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de vraag wie als deskundige moet worden benoemd en welke vragen aan hem/haar moeten worden gesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703