In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over een ontruimingsvordering. Eiser, een erfgenaam van de nalatenschap van [naam01], heeft gedaagde, zijn achternicht, gesommeerd de woning aan [adres01] te verlaten. Gedaagde verblijft sinds augustus 2022 in de woning, aanvankelijk met haar vriend, maar na de beëindiging van die relatie heeft zij zonder toestemming van eiser in de woning verbleven. Eiser heeft de overeenkomst op grond waarvan gedaagde in de woning mocht verblijven opgezegd per 31 januari 2023, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde en eventuele derden sinds 1 februari 2023 zonder recht of titel in de woning verblijven. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis voor gedaagde om de woning te verlaten. De vordering tegen de andere gedaagden wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat zij in de woning verblijven. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familieband tussen partijen.