ECLI:NL:RBROT:2023:3105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/10/653958 / KG ZA 23-183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding tussen erfgenamen met geschil over gebruiksrecht woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over een ontruimingsvordering. Eiser, een erfgenaam van de nalatenschap van [naam01], heeft gedaagde, zijn achternicht, gesommeerd de woning aan [adres01] te verlaten. Gedaagde verblijft sinds augustus 2022 in de woning, aanvankelijk met haar vriend, maar na de beëindiging van die relatie heeft zij zonder toestemming van eiser in de woning verbleven. Eiser heeft de overeenkomst op grond waarvan gedaagde in de woning mocht verblijven opgezegd per 31 januari 2023, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde en eventuele derden sinds 1 februari 2023 zonder recht of titel in de woning verblijven. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis voor gedaagde om de woning te verlaten. De vordering tegen de andere gedaagden wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat zij in de woning verblijven. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familieband tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653958 / KG ZA 23-183
Vonnis in kort geding van 11 april 2023
in de zaak van
[eiser01],
volgens de BRP wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. M.M. de Cock te Tilburg,
tegen

1..[gedaagde01] ,

volgens de BRP wonende te Zwijndrecht , doch verblijvende in het pand of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan het adres [adres01] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. P.R. Worp te Leusden,
2.
[gedaagden01] ,
verblijvende te Dordrecht,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiser01] , [gedaagde01] en gedaagden sub 2 (gezamenlijk gedaagden) genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 maart 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • de advertentie in een dagblad van 21 maart 2023;
  • productie 7 van [eiser01] ;
  • producties 1 tot en met 5 van [gedaagde01] ;
  • de mondelinge behandeling van 28 maart 2023;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] is een achternicht van [eiser01] .
2.2.
De woning, staande en gelegen aan het adres [adres01] (hierna: ‘de woning’), behoort tot de nalatenschap van [naam01] . [eiser01] is één van de erfgenamen van [naam01] , waardoor hij (mede-) gerechtigde is van de woning.
2.3.
[eiser01] woont/verblijft hoofdzakelijk in het buitenland en verblijft enkele weken per jaar in Nederland. [eiser01] ontvangt zijn post op het adres van de woning.
2.4.
[gedaagde01] verblijft sinds augustus 2022 in de woning, aanvankelijk met haar vriend [naam02] . [gedaagde01] heeft [eiser01] in januari 2023 laten weten dat de relatie tussen haar en [naam02] is beëindigd en dat zij een nieuwe vriend heeft die bij haar logeert. Ook heeft [gedaagde01] een hond genomen die bij haar in de woning verblijft.
2.5.
[eiser01] heeft [gedaagde01] verzocht per 31 januari 2023 een ander onderkomen te zoeken. [gedaagde01] heeft niet voldaan aan dit verzoek.
2.6.
[eiser01] heeft de woning op 16 februari 2023 bezocht. Toen bleek dat er andere sloten op de deur zijn gemonteerd.
2.7.
De advocaat van [eiser01] heeft [gedaagde01] en de andere personen die wellicht in het pand verblijven, gesommeerd de woning uiterlijk op 28 februari 2023 te ontruimen en ontruimd te houden. Aan deze sommatie is niet voldaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening dit vonnis, de woning staande en gelegen aan de [adres01] , inclusief bijbehorende onroerende aanhorigheden, te ontruimen en ontruimd te houden, met alle personen, dieren en goederen die zich in de woning bevinden, en die leeg en ontruimd ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen,
II. Met bepaling dat dit vonnis binnen een termijn van één jaar ook ten uitvoer kan worden gelegd jegens gedaagden en eenieder die zich, ten tijde van de tenuitvoerlegging en telkens wanneer zich dat voordoet, zonder recht of titel in de woning bevindt, en;
III. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde01] aanvankelijk een persoonlijk gebruiksrecht had om in de woning te verblijven, maar dat [eiser01] dat gebruiksrecht heeft opgezegd per 31 januari 2023. Sindsdien verblijven [gedaagde01] en eventuele derden zonder recht of titel in de woning.
3.3.
[gedaagde01] voert als verweer aan dat [eiser01] de woning voor bepaalde tijd, in ieder geval totdat [eiser01] komt te overlijden, in bruikleen aan [gedaagde01] heeft gegeven. Deze bruikleenovereenkomst is niet tussentijds opzegbaar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ten aanzien van het gevorderde jegens [gedaagde01]

4.1.
De vordering tegen [gedaagde01] zal in de vorm als onder de beslissing weergegeven worden toegewezen.
4.2.
[gedaagde01] legt aan haar verweer ten grondslag dat zij een onopzegbare bruikleenovereenkomst met [eiser01] heeft gesloten. Uit hetgeen [gedaagde01] aan feiten heeft gesteld valt echter niet af te leiden dat zij het zo heeft mogen begrijpen dat [eiser01] haar heeft aangeboden om de woning voor bepaalde tijd, namelijk tot zijn overlijden, onvoorwaardelijk en zonder mogelijkheid van opzegging door [eiser01] in bruikleen te krijgen.
4.3.
Hetgeen zich naar de voorzieningenrechter begrijpt heeft voorgedaan is het volgende. [eiser01] heeft zijn achternichtje [gedaagde01] informeel aangeboden dat zij (met haar toenmalige vriend [naam02] ) de woning, waar [gedaagde01] zelden kwam, mocht gebruiken. Dat aanbod heeft [gedaagde01] aanvaard. Zij heeft de woning vervolgens betrokken. Door een familielid van [gedaagde01] is aan [eiser01] toegezegd dat hij met een andere of anderen bepaalde werkzaamheden in de woning zou verrichten. Dat is ook gebeurd. [eiser01] heeft een factuur ter zake van gebruikt materiaal voor die werkzaamheden vergoed. Op enig moment heeft [gedaagde01] [eiser01] laten weten dat de relatie met [naam02] over was, dat zij inmiddels een nieuwe vriend had die zij in de woning liet logeren en dat zij een herdershond had genomen die met haar in de woning verbleef. [eiser01] was niet blij met het feit dat [gedaagde01] hem niet eerder had geïnformeerd. [eiser01] is bang van honden. Hij wenste niet dat [gedaagde01] met een herdershond, en al dan niet met haar nieuwe vriend, in de woning bleef wonen. Daarom heeft hij aan [gedaagde01] laten weten dat zij de woning niet mocht blijven gebruiken en dat zij deze diende te verlaten.
4.4.
Juridisch ziet de voorzieningenrechter de situatie als volgt. [eiser01] heeft de overeenkomst op grond waarvan [gedaagde01] met de haren in de woning mocht verblijven opgezegd. [eiser01] heeft [gedaagde01] zelf en bij monde van zijn advocaat verzocht (en gesommeerd) te vertrekken. [gedaagde01] heeft hieraan geen gehoor gegeven. Dat betekent dat [gedaagde01] en de haren in ieder geval sinds 1 februari 2023 zonder recht of titel in de woning verblijven. Op grond van artikel 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. De vordering tot ontruiming ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed.
4.5.
Dat [gedaagde01] stelt dat zij geen hond zou hebben genomen als zij had geweten dat zij niet voor langere duur in de woning kon verblijven, leidt niet tot een ander oordeel. Het lag in de visie van de voorzieningenrechter veeleer in de rede dat [gedaagde01] geen hond zou nemen zolang zij geen toezegging van [eiser01] had ontvangen dat hij akkoord was met een hond in de woning. Het was in ieder geval een kleine moeite geweest om daarover vooraf contact met [eiser01] op te nemen. Verder had het in de rede gelegen om bij [eiser01] te informeren of hij wellicht bereid was om een overeenkomst met [gedaagde01] te sluiten op grond waarvan [gedaagde01] enige zekerheid zou krijgen ten aanzien van een niet op korte termijn opzegbaar recht op verblijf in de woning. Dat [gedaagde01] een en ander achterwege heeft gelaten komt voor haar risico.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde ontruiming ten aanzien van [gedaagde01] toegewezen. De voorzieningenrechter stelt de termijn van de ontruiming op zeven dagen na betekening van dit vonnis. De voorzieningenrechter acht deze termijn redelijk, omdat [gedaagde01] er al sinds januari 2023 van op de hoogte is dat zij de woning moet verlaten.
4.7.
De vordering onder II, die is gegrond op artikel 557a lid 3 Rv, is ten aanzien van [gedaagde01] niet toewijsbaar, omdat deze bepaling is bedoeld voor de situaties waarin niet bekend is wie binnen de reikwijdte van een veroordeling tot ontruiming vallen. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Ten aanzien van het gevorderde jegens gedaagden sub 2
4.8.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen gedaagden sub 2 verstek wordt verleend. Omdat [gedaagde01] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.9.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting volgt geen indicatie dat er nog andere personen dat [gedaagde01] woonachtig zijn in de woning. Hooguit is er sprake van dat de huidige vriend van [gedaagde01] (af en toe) verblijft in de woning. Dit betekent dat de ontruimingsvordering ten aanzien van gedaagden sub 2 wordt afgewezen. In het verlengde hiervan wordt ook vordering II ten aanzien van gedaagden sub 2 afgewezen, omdat deze vordering alleen toewijsbaar is als (ook nog) personen in het pand verblijven van wie de identiteit niet bekend is. Daarnaast is er gezien de omstandigheden in deze zaak geen reden om een veroordeling uit te spreken om de woning gedurende één jaar te mogen ontruimen als na een voltooide ontruiming door [gedaagde01] , de woning door een niet gerechtigde in gebruik wordt genomen.
Ten aanzien van de proceskosten
4.10.
Gelet op de familieband tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden sub 2,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres01] inclusief bijbehorende onroerende aanhorigheden, te ontruimen en ontruimd te houden, met alle personen, dieren en goederen die zich in de woning bevinden, en de woning leeg en ontruimd ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.3608/1729