ECLI:NL:RBROT:2023:3182

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10256793 / VZ VERZ 22-15122
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van ambtenaar

In deze zaak heeft de Gemeente Rotterdam een ontbindingsverzoek ingediend tegen [verweerster01], een ambtenaar die sinds 2005 in dienst is. De Gemeente stelt dat [verweerster01] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen door ongeoorloofd toegang te hebben gehad tot vertrouwelijke gegevens van haar partner, [naam04], in het systeem Suwinet. Dit gebeurde op momenten dat [naam04] een bijstandsuitkering aanvroeg, wat een schending van haar ambtseed en de Gedragscode van de Gemeente Rotterdam inhoudt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerster01] op drie verschillende momenten de gegevens van [naam04] heeft geraadpleegd, wat leidt tot de conclusie dat zij op de hoogte was van de aanvragen van haar partner. De kantonrechter oordeelt dat het vertrouwen van de Gemeente in [verweerster01] ernstig is beschaamd en dat er sprake is van een voldragen e-grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 6 april 2023, en [verweerster01] heeft geen recht op een transitievergoeding. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10256793 / VZ VERZ 22-15122
datum uitspraak: 6 april 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Gemeente Rotterdam,
zetelende in Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. I. Weltevrede-Plaisier te Rotterdam,
tegen
[verweerster01],
wonende in [woonplaats01] ,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘de Gemeente Rotterdam’ en ‘ [verweerster01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, dat op 20 februari 2023 op de griffie is ontvangen;
  • het verweerschrift, dat op 24 februari 2023 op de griffie is ontvangen.
1.2.
Op 16 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens de Gemeente Rotterdam de heer [naam01] (teammanager), de heer [naam02] (afdelingsmanager) en mevrouw [naam03] (senior HR-adviseur) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van de Gemeente Rotterdam. [verweerster01] is in persoon verschenen, vergezeld van haar zoon.

2.De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verweerster01] is sinds 1 maart 2005 in dienst bij de Gemeente Rotterdam, op dit moment in het Cluster Werk & Inkomen, afdeling [afdeling01] in de functie van [functie01] . Het salaris van [verweerster01] bedraagt op dit moment € 3.018,00 bruto per maand, exclusief emolumenten. [verweerster01] heeft op 30 maart 2005 de ambtseed afgelegd, waardoor zij verklaarde zich in alle opzichten integer en als een goed ambtenaar te zullen gedragen. Daarnaast heeft zij in 2011 en 2021 de Verklaring Informatiegebruik en Geheimhouding Gemeente Rotterdam ondertekend. In die verklaring is uiteengezet dat zich (zeer) vertrouwelijke gegevens bevinden in klantendossiers, personeelsdossiers, applicaties van het cluster Werk & Inkomen, databanken van derden en beleidsstukken. Door het ondertekenen van de verklaring wist [verweerster01] dat zij vertrouwelijke gegevens alleen voor werkgerelateerde doeleinden mocht inzien en gebruiken als het voor het werk noodzakelijk was. [verweerster01] is sinds 20 april 2021 (volledig) arbeidsongeschikt.
2.2.
[verweerster01] heeft in haar functie toegang tot verschillende systemen, waaronder Suwinet. Suwinet is een digitale infrastructuur waarmee het UWV, de SVB en gemeenten gegevens met elkaar kunnen uitwisselen. In Suwinet kan onder andere worden nagekeken of een uitkering op grond van de Participatiewet is aangevraagd en of een uitkering is toegekend. Op 30 en 31 mei 2022 heeft [verweerster01] haar leidinggevende telefonisch geïnformeerd dat zij door de politie was aangehouden in verband met een verdenking van fraude in het kader van de Participatiewet. Als gevolg hiervan ontstond bij de Gemeente Rotterdam het vermoeden dat [verweerster01] zich schuldig had gemaakt aan een integriteitsschending. [verweerster01] is daarom geschorst en de Gemeente Rotterdam is een integriteitsonderzoek gestart.
2.3.
Uit het onderzoek naar historische raadplegingen in Suwinet door [verweerster01] is gebleken dat [verweerster01] op 15 juli 2016 om 15:40 uur, op 24 maart 2017 om 15:17 uur en op 3 april 2017 om 10:05 uur en 10:06 uur raadplegingen naar haar partner [naam04] (‘ [naam04] ’) deed. Uit GALO-registraties (Geautomatiseerde Aanvraag Levens Onderhoud) blijkt dat [naam04] op 15 juli 2016 om 15:47 uur een aanvraag om een bijstandsuitkering indiende. Deze aanvraag werd afgewezen. Op 24 maart 2017 om 15:21 uur diende [naam04] opnieuw een aanvraag in. Beide aanvragen waren zichtbaar in Suwinet. [verweerster01] raadpleegde dus rond het tijdstip van beide aanvragen de gegevens van [naam04] in Suwinet. De onderzoekers van de Centrale Onderzoekseenheid hebben op 21 juni 2022 en 7 juli 2022 gesprekken met [verweerster01] gevoerd, waarin de thuissituatie van [verweerster01] , haar relatie met [naam04] en het onderzoek naar de historische raadplegingen van [verweerster01] in Suwinet ter sprake zijn gekomen.
2.4.
Op 3 augustus 2022 heeft de Centrale Onderzoekseenheid het Openbaar Ministerie verzocht om relevante informatie over het strafrechtelijk onderzoek te delen met de Gemeente Rotterdam. Het Openbaar Ministerie heeft dit verzoek goedgekeurd en vijf processen-verbaal en drie facturen van [bedrijf01] (het bedrijf van [naam04] ) aan de Gemeente Rotterdam verstrekt. De facturen vermelden het bankrekeningnummer van [verweerster01] . De factuurbedragen zijn ook daadwerkelijk aan [verweerster01] overgemaakt. Verder heeft de Centrale Onderzoekseenheid, met toestemming van het Openbaar Ministerie, de bankgegevens opgevraagd van twee rekeningnummers op naam van [verweerster01] . Uit de bankgegevens is gebleken dat in de periode van mei 2017 tot en met april 2022 meer dan € 100.000,00 bestemd voor [naam04] op de bankrekening van [verweerster01] is bijgeschreven of gestort. De Centrale Onderzoekseenheid heeft dit tijdens een gesprek op 30 augustus 2022 met [verweerster01] besproken.
2.5.
Het integriteitsonderzoek is op 24 oktober 2022 afgerond met een onderzoeksrapport, dat door de Gemeente Rotterdam in het geding is gebracht. De Gemeente Rotterdam heeft [verweerster01] naar aanleiding van het onderzoeksrapport medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerster01] wilde beëindigen, maar dat zij - voordat een ontbindingsverzoek zou worden ingediend - wilde bekijken of partijen de arbeidsovereenkomst met een minnelijke regeling konden beëindigen. Partijen hebben echter geen overeenstemming over een minnelijke regeling kunnen bereiken en daarom is de Gemeente Rotterdam deze zaak gestart.
Wat verzoekt de Gemeente Rotterdam?
2.6.
De Gemeente Rotterdam verzoekt om de arbeidsovereenkomst met [verweerster01] te ontbinden op grond van - kort gezegd - verwijtbaar handelen door [verweerster01] (de e-grond). In dit verband stelt de Gemeente Rotterdam zich op het standpunt dat [verweerster01] meerdere ongeoorloofde raadplegingen naar [naam04] in Suwinet heeft gepleegd, waardoor zij wist of had kunnen weten dat [naam04] een aanvraag voor een bijstandsuitkering had ingediend. [verweerster01] heeft haar leidinggevende hier echter niet over geïnformeerd, terwijl zij werkzaam was op de afdeling waar die aanvragen binnenkomen en worden afgehandeld. [verweerster01] handelde dan ook in strijd met de Verklaring Informatiegebruik en Geheimhouding Gemeente Rotterdam, de Gedragscode uit 2009 en de Gedragscode uit 2016. Daarnaast voerde [verweerster01] vanaf juni 2020 een gezamenlijke huishouding met [naam04] , zonder deze wijziging in haar woonsituatie mede te delen aan haar leidinggevende en de Gemeente Rotterdam. Tot slot liet [verweerster01] ondanks dat - of wellicht juist omdat - [naam04] bekend was bij de Kredietbank Rotterdam voor schuldhulpverlening vanaf 2017 ruim € 100.000,00 bestemd voor [naam04] op haar bankrekening overmaken. Volgens de Gemeente Rotterdam maakt dit alles dat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen en nalaten aan de zijde van [verweerster01] , dat in redelijkheid niet van de Gemeente Rotterdam kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gelet op het verwijtbaar handelen van [verweerster01] ligt herplaatsing niet in de rede. Aangezien het handelen van [verweerster01] moet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar, verzoekt de Gemeente Rotterdam om de arbeidsovereenkomst tegen de kortst mogelijke termijn te ontbinden en te bepalen dat [verweerster01] geen recht heeft op een transitievergoeding.
2.7.
Als ontbinding op de e-grond niet wordt toegewezen, verzoekt de Gemeente Rotterdam om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) of op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, die zodanig is dat van de Gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de i-grond). De Gemeente Rotterdam verzoekt voor het geval dat de arbeidsovereenkomst op de i-grond wordt ontbonden om te bepalen dat aan [verweerster01] geen vergoeding van ten hoogste de helft van de transitievergoeding toekomt.
Wat is het verweer van [verweerster01] en wat is haar tegenverzoek?
2.8.
[verweerster01] is het niet eens met het verzoek van de Gemeente Rotterdam. [verweerster01] betwist in de eerste plaats dat zij wist dat [naam04] een uitkering ontving. Op de drie momenten dat [verweerster01] de gegevens van [naam04] bekeek, was ook geen uitkering toegewezen. [verweerster01] erkent dat zij de gegevens van [naam04] niet had mogen raadplegen. Zij heeft zijn gegevens uit nieuwsgierigheid bekeken en omdat [naam04] haar had gevraagd of zij wilde kijken wie zijn klantmanager is. Omdat [verweerster01] niet van de uitkering van [naam04] op de hoogte was, was er ook geen aanleiding voor haar om te melden dat zij een gezamenlijke huishouding met [naam04] voerde. [verweerster01] voert verder aan dat zij niet wist dat er € 100.000,00 ten behoeve van [naam04] op haar bankrekening was overgemaakt. De bankrekening werd ook door [naam04] gebruikt; hij had het pasje en hij pinde zelf. [verweerster01] is bovendien van mening dat de Gemeente Rotterdam de bankgegevens van [verweerster01] niet op rechtmatige wijze heeft verkregen en dat de Gemeente Rotterdam die gegevens in deze zaak daarom niet mag gebruiken. [verweerster01] is tot slot van mening dat de Gemeente Rotterdam eventuele bijstandsfraude niet aan haar verzoek te grondslag kan leggen, omdat [verweerster01] (nog) niet voor bijstandsfraude is veroordeeld.
2.9.
Voor het geval dat de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst van [verweerster01] met de Gemeente Rotterdam moet eindigen, verzoekt [verweerster01] als tegenverzoek om haar een transitievergoeding toe te kennen.

3.De beoordeling

in het verzoek van de Gemeente Rotterdam en het tegenverzoek van [verweerster01]
3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden en, als dat het geval is, of aan [verweerster01] al dan niet een transitievergoeding moet worden toegekend.
3.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Is sprake van een voldragen e-grond? Ja.
3.4.
De Gemeente Rotterdam heeft in de eerste plaats om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster01] op de zogenoemde e-grond verzocht. De e-grond houdt in dat sprake moet zijn van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.5.
[verweerster01] heeft erkend dat zij op drie verschillende data, waarvan twee keer vlak voordat [naam04] een aanvraag voor een bijstandsuitkering indiende, de gegevens van [naam04] in Suwinet heeft geraadpleegd. Dit vormt een schending van de ambtseed van [verweerster01] , de tweemaal door [verweerster01] ondertekende Verklaring Informatiegebruik en Geheimhouding Gemeente Rotterdam en de Gedragscodes van de Gemeente Rotterdam.
3.6.
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat op de pagina in Suwinet die zij te zien kreeg nadat zij het BSN-nummer van [naam04] had ingevuld óók de gegevens met betrekking tot de aanvraag voor een uitkering van [naam04] zichtbaar waren. Dit heeft de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling ook aan [naam04] voorgehouden. [naam04] heeft hierop geantwoord dat zij zich niet meer kan herinneren of zij had gezien dat [naam04] een uitkering had aangevraagd. De kantonrechter kan daarom niet anders dan vaststellen dat [verweerster01] die gegevens in ieder geval tijdens haar raadpleging van de gegevens van [naam04] op 3 april 2017 heeft gezien. [verweerster01] heeft in haar verweerschrift weliswaar betwist dat zij heeft gezien of had kunnen zien dat [naam04] een uitkering had aangevraagd, maar dit is in het licht van haar reactie tijdens de mondelinge behandeling dat zij zich niet meer kan herinneren of zij heeft gezien dat [naam04] een uitkering had aangevraagd een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het onderzoeksrapport en de stellingen van de Gemeente Rotterdam op dit punt. Omdat gelet op het voorgaande in deze zaak als vaststaand moet worden aangenomen dat [verweerster01] in ieder geval op 3 april 2017 heeft gezien dat [verweerster01] een uitkering had aangevraagd, kan aan [verweerster01] worden verweten dat zij desondanks niet bij haar leidinggevende en/of de Gemeente Rotterdam heeft gemeld dat zij vanaf 2020 met [naam04] een gezamenlijke huishouding voerde, met name omdat [verweerster01] werkzaam was op de afdeling waar aanvragen voor een uitkering binnenkomen en worden afgehandeld. Ook dit is een schending van de ambtseed van [verweerster01] , de tweemaal door [verweerster01] ondertekende Verklaring Informatiegebruik en Geheimhouding Gemeente Rotterdam en de Gedragscodes van de Gemeente Rotterdam. Hieraan doet, anders dan [verweerster01] van mening is, niet af dat zij (nog) niet strafrechtelijk voor bijstandsfraude is veroordeeld. Ook in het geval dat [verweerster01] niet strafrechtelijk voor bijstandsfraude zou worden veroordeeld, neemt dit niet weg dat in deze zaak - waarin andere bewijsregels gelden dan in het strafrecht – zelfstandig kan worden beoordeeld of [verweerster01] wist dat [naam04] een uitkering had aangevraagd.
3.7.
Tot slot heeft [verweerster01] niet weersproken dat in totaal ruim € 100.000,00 ten behoeve van [naam04] op haar bankrekening is overgemaakt en dat zij in ieder geval wist dat [naam04] bezig was met het aanvragen van schuldhulpverlening. De kantonrechter acht het daarnaast niet geloofwaardig dat [naam04] er niet op enig moment mee bekend is geraakt dat [naam04] in de schuldhulpverlening zat. Haar stelling dat zij en [naam04] nergens over praatten, komt de kantonrechter als ongeloofwaardig voor omdat zij partners van elkaar waren, zij telefonisch contact hadden en [naam04] enige tijd een gezamenlijke huishouding met [naam04] heeft gevoerd. Bovendien heeft [verweerster01] , zoals blijkt uit een op 1 juni 2022 opgemaakt proces-verbaal van verhoor als verdachte, tegenover de politie verklaard dat [naam04] aan haar had aangegeven dat hij in de schuldsanering zat.
Aangezien [verweerster01] zelf ook in de schuldhulpverlening heeft gezeten, mag worden verondersteld dat zij ermee bekend was dat [naam04] (toen hij eenmaal in de schuldhulpverlening zat) al zijn inkomsten bij de Kredietbank Rotterdam had moeten opgeven en dat het niet de bedoeling was dat de inkomsten van [naam04] op de bankrekening van [verweerster01] werden overgemaakt. Door dit desondanks toe te laten, heeft [verweerster01] meegewerkt aan het benadelen van de schuldeisers van [naam04] en heeft zij zich in zoverre niet integer gedragen. De houding van [verweerster01] ten aanzien van dit punt - zij heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat [naam04] “zijn dingen” met haar bankrekening deed, dat het zijn werk en inkomsten waren en dat zij daar niets mee te maken heeft - getuigt ook niet van een integere werknemer. Dit is in ieder geval een schending van de ambtseed van [verweerster01] . Het verweer van [verweerster01] dat de door het Openbaar Ministerie verstrekte strafrechtelijke gegevens onrechtmatig zijn verkregen, leidt niet tot een ander oordeel. De Gemeente Rotterdam kan haar stellingen in deze zaak namelijk onderbouwen met alle mogelijke middelen (artikel 152 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ‘Rv’). De Gemeente Rotterdam heeft bovendien voldoende onderbouwd dat zij de gegevens van [verweerster01] op rechtmatige wijze heeft verkregen, zodat een eventueel beroep op de tenzij-bepaling van artikel 152 lid 1 Rv niet slaagt. Met het onderzoek naar de gedragingen van [verweerster01] is, anders dan [verweerster01] betoogt, immers wel degelijk een zwaarwegend algemeen belang gediend, namelijk het belang van een integer functionerend ambtelijk apparaat.
3.8.
De omstandigheid dat [verweerster01] in ieder geval op 3 april 2017 heeft gezien dat [naam04] een uitkering had aangevraagd en dat [verweerster01] nadien desondanks niet bij haar leidinggevende en/of de Gemeente Rotterdam heeft gemeld dat zij met [naam04] een gezamenlijke huishouding voerde, leidt op zichzelf al tot de conclusie dat [verweerster01] verwijtbaar heeft gehandeld en dat sprake is van een voldragen e-grond. Als daar ook de door [verweerster01] gedane ongeoorloofde raadplegingen van Suwinet en het laten misbruiken van de bankrekening van [verweerster01] door [naam04] bij worden betrokken, kan de kantonrechter niet anders dan concluderen dat [verweerster01] zodanig verwijtbaar heeft gehandeld en nagelaten, dat van de Gemeente Rotterdam niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De conclusie luidt dan ook dat de kantonrechter het verzoek van de Gemeente Rotterdam zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst dus ontbindt op de e-grond.
Er kan in het midden blijven of sprake is van een voldragen g-grond en/of i-grond.
3.9.
Omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond wordt toegewezen, kan in het midden blijven of sprake is van een voldragen g-grond en/of i-grond die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou kunnen leiden, zoals door de Gemeente Rotterdam is verzocht in het geval dat haar verzoek op de e-grond niet zou worden toegewezen.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 6 april 2023, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerster01] .
3.10.
Aangezien het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt ingewilligd, moet het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald. Op grond van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a BW moet voor de ontbindingsdatum in principe rekening worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsover-eenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van een maand.
3.11.
De Gemeente Rotterdam stelt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerster01] , zodat de arbeidsovereenkomst zonder rekening te houden met de opzegtermijn zou moeten worden ontbonden.
3.12.
De wetgever heeft bij de invoering van het criterium ernstige verwijtbaarheid van de zijde van de werknemer weinig concrete invulling gegeven aan dat begrip en de invulling daarvan doelbewust overgelaten aan de kantonrechter. Uit de parlementaire behandeling van de Wwz komt wel naar voren dat een werknemer die door handelen in strijd met kenbare gedragsregels van de organisatie het vertrouwen van haar werkgever in haar ernstig heeft beschaamd, geacht kan worden ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld (zie onder meer
Kamerstukken II2013/2014, 33818, 7, p. 80-81). Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval sprake. Door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding met [naam04] voerde terwijl zij heeft gezien dat [verweerster01] een uitkering had aangevraagd, door de gegevens van [naam04] in Suwinet ongeoorloofd te raadplegen en door haar bankrekening door [naam04] te laten misbruiken terwijl zij wist dat [naam04] in de schuldsanering zat, heeft [verweerster01] haar ambtseed, de tweemaal door haar ondertekende Verklaring Informatiegebruik en Geheimhouding Gemeente Rotterdam en de Gedragscodes van de Gemeente Rotterdam in ernstige mate geschonden en heeft zij het vertrouwen dat de Gemeente Rotterdam in haar - en de samenleving in ambtenaren in het algemeen - stelt op ernstige wijze beschaamd.
3.13.
De arbeidsovereenkomst wordt gelet op het voorgaande met toepassing van artikel 7:671b lid 9 sub b BW ontbonden met ingang van 6 april 2023 (de datum van deze beschikking).
[verweerster01] heeft geen recht op een transitievergoeding.
3.14.
[verweerster01] heeft verzocht de wettelijke transitievergoeding aan haar toe te kennen, in het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. De Gemeente Rotterdam heeft de kantonrechter verzocht om te bepalen dat [verweerster01] geen recht heeft op een transitievergoeding.
3.15.
Bij de beoordeling van dit geschilpunt stelt de kantonrechter voorop dat de werknemer op grond van artikel 7:673 lid 1 BW in principe recht heeft op de transitievergoeding in de daar omschreven gevallen. Op dat recht bestaan enkele uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen doet zich voor in het geval dat het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Gelet op wat hiervoor in rechtsoverweging 3.12. is overwogen, is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerster01] . De Gemeente Rotterdam is dan ook geen transitievergoeding aan haar verschuldigd, zodat het verzoek van de Gemeente Rotterdam om te bepalen dat [verweerster01] geen recht heeft op een transitievergoeding wordt toegewezen en het tegenverzoek van [verweerster01] wordt afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd.
3.16.
De Gemeente Rotterdam heeft verzocht om de proceskosten te compenseren. Gelet hierop worden de proceskosten in het verzoek van de Gemeente Rotterdam en het tegenverzoek van [verweerster01] gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.17.
Deze beschikking wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van de Gemeente Rotterdam
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 6 april 2023;
4.2.
bepaalt dat [verweerster01] geen recht heeft op een transitievergoeding;
4.3.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af;
in het tegenverzoek van [verweerster01]
4.6.
wijst het tegenverzoek af;
4.7.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kantonrechter, en vandaag in het openbaar uitgesproken.
38671