ECLI:NL:RBROT:2023:3396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/640570 / FA RK 22-4457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een Gambiaans familiepleegkind zonder toestemming van biologische ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2023 een beschikking uitgesproken over de adoptie van de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2014 te Gambia, door de verzoekers [verzoeker01] en [verzoekster02]. De verzoekers zijn gehuwd en hebben de minderjarige sinds 9 december 2020 in Nederland in hun gezin opgenomen. De biologische ouders van [minderjarige01] hebben eerder toestemming gegeven voor de voogdij, maar niet specifiek voor de adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers de minderjarige gedurende een periode van meer dan twee jaar hebben verzorgd en onderhouden, wat hen in staat stelt om de adoptie aan te vragen zonder de expliciete toestemming van de biologische ouders. De rechtbank heeft de adoptie in het kennelijk belang van het kind geacht, gezien de hechte band tussen de verzoekers en [minderjarige01] en het feit dat zij in Nederland een stabiele omgeving heeft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/640570 / FA RK 22-4457
Beschikking van 4 april 2023 over de adoptie
in de zaak van:
[verzoeker01]
en
[verzoekster02],
wonende te [woonplaats01],
hierna: verzoekers,
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.
De zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige01], geboren als [naam01] op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01], hierna: [minderjarige01].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2022;
  • de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juni 2022;
  • het bericht met bijlagen van verzoekers van 22 juli 2022;
  • het gewijzigd verzoekschrift, ingekomen op 14 september 2022;
  • het bericht met bijlagen van verzoekers van 16 augustus 2022;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van 11 januari 2023;
  • het bericht met bijlagen van verzoekers van 6 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • verzoekster, bijgestaan door haar advocaat.
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam02].
Aangezien [minderjarige01] met verzoekers is meegekomen naar de rechtbank, is verzoeker tijdens de mondelinge behandeling met haar op de gang gebleven. Aan het einde van de mondelinge behandeling is [minderjarige01] in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft een kort gesprek met de kinderrechter gehad.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Verzoekers zijn met elkaar gehuwd op 6 juli 2007 te Papendrecht.
2.2.
[minderjarige01] is geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01], als kind van [naam03] en [naam04].
2.3.
Op 1 juni 2015 is [minderjarige01] in een weeshuis geplaatst als een kind in gevaar.
2.4.
De biologische moeder en vader van [minderjarige01] hebben op 3 september 2018 respectievelijk 10 september 2018 een beëdigde toestemmingsverklaring voor de voogdij van verzoekers over [minderjarige01] afgelegd en ondertekend.
2.5.
Bij beslissing van de Kanifing Childrens Court te Gambia van 8 oktober 2018 is op grond van Sections 3 (1) en 181 (2) van The Children’s Act 2005 het volgende bepaald:
“ a) That the applicants [verzoeker01] and [verzoekster02]
are granted Legal Guardianship of the minor [naam01];
The applicants can now travel and live with the minor in The Gambia or any other place they may wish to live in the future as her guardian with parental responsibilities;
The applicants are granted the authority to name the minor as [minderjarige01].”
2.6.
De naamswijziging van [minderjarige01] is neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte. De voornaam van [minderjarige01] was oorspronkelijk [naam01]. Haar voornamen zijn nu [voornamen]. De geslachtsnaam van [minderjarige01] was oorspronkelijk [geslachtsnaam01] en is nu [geslachtsnaam02].
2.7.
In het besluit op bezwaar van 13 mei 2020 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) is de aanvraag van verzoeker om een machtiging tot voorlopig verblijf voor [minderjarige01] in Nederland met het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [verzoeker01]’ toegewezen. [minderjarige01] is door de IND aangemerkt als familiepleegkind van verzoeker op basis van bijzondere omstandigheden. Er is voorafgaand aan het verblijf van [minderjarige01] in Nederland geen procedure gevolgd volgens de regels van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka).
2.8.
Sinds 9 december 2020 heeft [minderjarige01] een verblijfsrecht regulier bepaalde tijd in Nederland.
2.9.
Sinds 7 januari 2021 staat [minderjarige01] in de Nederlandse basisregistratie ingeschreven op het adres van verzoekers.
2.10.
[minderjarige01] heeft de Gambiaanse nationaliteit. Verzoekers hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.

3..De beoordeling

3.1.
Adoptie naar Nederlands recht
3.1.1.
Verzoekers verzoeken primair de adoptie van [minderjarige01] door verzoekers uit te spreken.
3.1.2.
Op grond van artikel 3 Rv komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, omdat verzoekers en [minderjarige01] hun woonplaats in Nederland hebben.
3.1.3.
Op grond van artikel 10:105 BW is het Nederlands recht van toepassing, met dien verstande dat de vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige, in beginsel wordt beantwoord naar de regels die het nationale recht van de minderjarige daarover bevat.
3.1.4.
De voorwaarden voor adoptie naar Nederlands recht zijn neergelegd in artikel 1:227 BW en artikel 1:228 BW. De vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de biologische ouders wordt beoordeeld aan de hand van artikel 7 van de Gambiaanse Adoption Act 1992 (hierna: de Adoptiewet), zoals in overweging 3.1.9 opgenomen.
3.1.5.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 en 2 BW kunnen verzoekers worden ontvangen in hun verzoek, omdat zij een huwelijk mochten aangaan en voldoen aan het samenlevingsvereiste van minstens drie jaar.
3.1.6.
Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek alleen worden toegewezen, als de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan. Aangezien de procedure van de Wobka niet is gevolgd, is extra behoedzaamheid bij de beoordeling van de adoptie op zijn plaats.
3.1.7.
De raad adviseert het verzoek toe te wijzen.
3.1.8.
Ten aanzien van artikel 1:227 lid 3 BW overweegt de rechtbank het volgende.
3.1.8.1. Gelet op de overgelegde stukken en het positieve raadsadvies acht de rechtbank de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige01] en stelt zij vast dat [minderjarige01] niets meer van haar ouders in de hoedanigheid van ouders, te verwachten heeft.
3.1.8.2. [minderjarige01] heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt. Desondanks ontwikkelt zij zich goed. [minderjarige01] en verzoekers hebben een hechte band met elkaar. [minderjarige01] gaat naar school en beheerst de Nederlandse taal al vrij goed. Verzoekers erkennen over het algemeen het belang van aandacht voor de culturele achtergrond, maar vinden dit ook moeilijk vanwege hun negatieve ervaringen met Gambia en de schrijnende omstandigheden die zij in het weeshuis hebben gezien. De rechtbank gaat ervan uit dat verzoekers hiervoor waar nodig professionele hulpverlening zullen inschakelen, zoals de raad adviseert.
3.1.8.3. De biologische ouders van [minderjarige01] hebben allebei toestemming gegeven voor de voogdijbeslissing en volgens verzoekers is er geen enkel contact meer met de ouders.
3.1.8.4. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de IND op 13 mei 2020 het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf gegrond heeft verklaard wegens bijzondere omstandigheden. Hierdoor heeft [minderjarige01] een (tijdelijk) verblijfsrecht gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank is de adoptie, nu zij eenmaal van de Nederlandse overheid in de hoedanigheid van de IND een verblijfsrecht heeft gekregen, en bij haar voogden woont en deze situatie in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid zo blijft, in het kennelijk belang van [minderjarige01].
3.1.9.
In de plaats van het vereiste van artikel 1:228 lid 1 sub d BW dat geen van de ouders het verzoek tegenspreekt, is op grond van artikel 10:105 BW Gambiaans recht van toepassing.
Op grond van artikel 7 van de Adoptiewet zijn de regels over de toestemming van de biologische ouders als volgt:
  • Vorbehaltlich der Bestimmungen dieser Section darf das Gericht einen Adoptionsbeschluß nur erlassen, wenn die Zustimmung beider Elternteile des Kindes dazu eingeholt oder um diese nachgesucht wurde.
  • Das Gericht kann von der Zustimmung eines Elternteils des Kindes absehen, wenn zu seiner Überzeugung feststeht, daß dieser Elternteil
(a) das Kind verlassen, vernachlässigt oder anhaltend mißhandelt hat; oder
(b) nicht auffindbar ist; oder
(c) unfähig zur Erteilung seiner Zustimmung ist; oder
(d) seine Zustimmung ohne wichtigen Grund verweigert hat.
(3) Das Gericht kann von der Zustimmung eines Kindeselternteils absehen in dem Fall der Beantragung eines Adoptionsbeschlusses binnen Jahresfrist ab Inkrafttreten dieses Gesetzes, wenn zur Überzeugung des Gerichts nachgewiesen ist, daß während des Zeitraums von 2 dem Adoptionsantrag vorausgehenden Jahren das Kind von dem Antragsteller aufgezogen, unterhalten und ausgebildet wurde. [1]
3.1.9.1. Op grond van artikel 7 lid 1 is de toestemming van de biologische ouders in beginsel vereist. Bij de stukken bevindt zich wel de toestemming van de biologische ouders voor de voogdijbeslissing, maar niet specifiek voor de adoptiebeslissing.
3.1.9.2. Op grond van artikel 7 lid 3 kan de rechtbank afzien van de vereiste toestemming als voor de rechtbank voldoende vaststaat dat het kind een periode van twee jaar voorafgaand aan het adoptieverzoek door verzoekers is verzorgd, opgevoed en onderhouden. Sinds december 2020 verblijft [minderjarige01] bij verzoekers in Nederland, maar voor die tijd hebben verzoekers ook al voor [minderjarige01] gezorgd door haar regelmatig in het weeshuis in Gambia te bezoeken en vanuit Nederland kleding, medicijnen en hulpmiddelen naar het weeshuis te sturen. Ook hebben verzoekers geregeld dat [minderjarige01] in Gambia naar school kon gaan en dat ze een prothese kreeg. Verder hebben verzoekers [minderjarige01] financieel onderhouden. Bovendien zijn verzoekers sinds 8 oktober 2018 haar ‘legal guardian with parental responsibilities’.
3.1.9.3. Gelet hierop staat voor de rechtbank vast dat verzoekers ruimschoots voldoen aan het verzorgingsvereiste van twee jaar. Om die reden zal de rechtbank op grond van artikel 7, lid 3 van de Adoptiewet voorbijgaan aan de vereiste toestemming van de biologische ouders.
3.1.10.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 1:227 BW en van het Gambiaans recht (over de toestemming van de biologische ouders). Verder stelt de rechtbank vast dat ook aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan. Daarom zal de rechtbank de adoptie van [minderjarige01] door verzoekers uitspreken.
3.1.11.
Aangezien het primaire verzoek van verzoekers zal worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2014 te Gambia door [verzoeker01] en [verzoekster02];
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, rechter tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.A. van ’t Zelfde op 4 april 2023.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.

Voetnoten

1.Bergmann, Ferid & Heinrich 2007, ‘Internationales Ehe- und Kindschaftsrecht’.