ECLI:NL:RBROT:2023:34

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
C/10/626508 / HA ZA 21-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen Maleisische en Curaçaose rechtspersonen

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de vennootschap ASIAN OFFSHORE SERVICES SBD BHD (AOS), gevestigd in Kuala Lumpur, Maleisië, en SELF ELEVATING PLATFORM N.V. (SEP), statutair gevestigd op Curaçao. AOS heeft SEP aangeklaagd voor het niet nakomen van een overeenkomst betreffende de levering van bouwmodules. SEP heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de rechtbank Rotterdam niet bevoegd is omdat zij statutair gevestigd is op Curaçao. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij wel degelijk bevoegd is, op basis van de Europese verordening Brussel I bis-Vo, die bepaalt dat de rechter rechtsmacht heeft indien de gedaagde zijn woonplaats heeft in een lidstaat van de EU. De rechtbank heeft vastgesteld dat SEP haar hoofdvestiging in Sliedrecht heeft, wat betekent dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van SEP is afgewezen, en SEP is veroordeeld in de proceskosten van het incident. De rechtbank heeft tevens bepaald dat AOS en SEP binnen veertien dagen na de vonnisdatum hun verhinderdata moeten opgeven voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626508 / HA ZA 21-886
Vonnis in incident van 11 januari 2023
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
ASIAN OFFSHORE SERVICES SBD BHD,
gevestigd te Kuala Lumpur, Maleisië,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Boddaert te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
SELF ELEVATING PLATFORM N.V.,
statutair gevestigd op Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.C.E. Beerman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna AOS en SEP genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 september 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident strekkende tot exceptie van onbevoegdheid, met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
AOS vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis;
PRIMAIR
I. SEP veroordeelt tot nakoming van betaling van de 19 cabines door AOS aan SEP geleverde cabines ten bedrage van USD 3.845.000.
II, SEP veroordeelt tot het betalen van vertragingsschade over het onder petitum 1g van de dagvaarding genoemde bedrag, welke vertragingsschade dient te worden begroot op basis van de wettelijke (handels)rente vanaf 1 oktober 2015.
III. SEP veroordeelt tot het betalen van opslagkosten ad USD 4.400 per maand van de 19 door AOS aan SEP geleverde cabines te rekenen vanaf 8 oktober 2015, tot de dag van afhalen van de cabines.
IV. Voor recht verklaart dat SEP de overeenkomst als vastgelegd in de purchase order van 22 augustus 2014 ten aanzien van de levering van de laatste 10 cabines ongerechtvaardigd heeft ontbonden, alsmede SEP veroordeelt in de schade die is ontstaan uit de
ongerechtvaardigde ontbinding van de overeenkomst, welke schade nader is op te maken bij
staat.
V. SEP veroordeelt tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding als onder
petitum IV genoemd, welk voorschot dient te worden begroot op 50% van de positieve
contractwaarde, zijnde USD 150.000,--;
VI. SEP veroordeelt tot betaling van een bedrag van USD 553.256,21 uit hoofde van een
negental facturen als uiteengezet in de dagvaarding;
VIl. Voor recht verklaart dat SEP geen voor verrekening vatbare vordering heeft op AOS uit
hoofde van de in de dagvaarding genoemde garantieclaims, dan wel uit hoofde van
hetgeen door SEP is gesteld ten aanzien van de door haar geleverde IT en TV items;
SUBSIDIAIR
Enkel en alleen voor zover de rechtbank van oordeel is dat hetgeen onder petitum I, IIl, IV en V is gevorderd niet voor toewijzing gereed ligt:
VIIl. Voor recht verklaart dat SEP de overeenkomst als vastgelegd in de purchase order van 22 augustus 2014 ten aanzien van de levering van de laatste 29 cabines ongerechtvaardigd heeft ontbonden, alsmede SEP veroordeelt in de schade die is ontstaan uit de
ongerechtvaardigde ontbinding van de overeenkomst, welke schade nader op te maken is bij
staat.
IX. SEP veroordeelt tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding als onder
petitum VIII genoemd, welk voorschot dient te worden begroot op 50% van de positieve
contractwaarde van 29 cabines, zijnde USD 2.972.500,--.
Enkel en alleen voor zover de rechtbank van oordeel is dat hetgeen onder petitum VI is gevorderd niet voor toewijzing gereed ligt:
X. Voor recht verklaart dat SEP ongerechtvaardigd is verrijkt door het afnemen van goederen en diensten als gefactureerd in de negen factuur, welke ongerechtvaardigde verrijking dient te worden begroot op USD 553.256,21.
PRIMAIR EN SUBSIDIAIR
XI. SEP veroordeelt tot het betalen van vertragingsschade over het onder petitum VI, althans onder petitum X, genoemde bedrag, welke vertragingsschade per heden is begroot op USD 312.572,25, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 17 september 2021 over het onder petitum VI, althans onder petitum X,
genoemde bedrag tot de dag van algehele voldoening.
XII. SEP veroordeelt in de kosten die zijn gemaakt door AOS voor het leggen van conservatoir beslag, alsmede de kosten die zijn gemaakt voor het overbetekenen aan de
derdenbeslagenen.
XIII. SEP veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Deze vordering van AOS hebben – kort samengevat en zakelijk weergegeven – betrekking op een overeenkomst die AOS met SEP heeft gesloten voor de fabricage en verkoop door AOS van bouwmodules ten behoeve van de
offshore-industrie.

3.Het geschil in het incident

3.1.
SEP vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zich onbevoegd verklaart van de namens AOS jegens SEP ingestelde vorderingen kennis te nemen, met veroordeling van AOS in de proceskosten en de nakosten van het incident, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis. SEP legt hieraan ten grondslag dat zij statutair is gevestigd op Curaçao en de rechtbank Rotterdam daarom onbevoegd is van het geschil kennis te nemen.
3.2.
AOS voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van SEP in de kosten van het incident bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Is deze rechtbank internationaal bevoegd?

4.1.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de bevoegdheid van deze rechtbank niet kan volgen uit een verdrag of een EG (EU)-verordening. Wél verschillen zij van mening over de vraag of de deze rechtbank bevoegd is op grond van (analoge toepassing van) artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)(welk artikel als volgt luidt:
In zaken die bij dagvaarding moeten worden ingeleid, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht indien de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.)
4.2.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat AOS, eiseres, woonplaats heeft in een land buiten het Koninkrijk der Nederlanden. Dat betekent dat deze rechtbank ambtshalve moet beoordelen of zij internationaal bevoegd is. Mede om die reden is de rechtbank niet gebonden aan de stellingen van de partijen in het incident over de internationale of wettelijke regeling aan de hand waarvan die internationale bevoegdheid moet worden beoordeeld.
4.3.
De internationale bevoegdheid van een rechter uit het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden is onder meer geregeld in de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bisVo).
4.4.
Voor de internationale bevoegdheid van een rechter op grond van Brussel I bis-Vo is allereerst vereist dat Brussel I bis-Vo in een zaak van toepassing is. Die voorwaarde bestaat uit drie verschillende elementen: materiële toepasselijkheid, temporele toepasselijkheid en formele, dat wil zeggen: geografische, toepasselijkheid.
4.5.
Brussel I bis-Vo is materieel van toepassing in de onderhavige zaak. Er is immers sprake van een burgerlijke- of handelszaak in de zin van lid 1 van artikel 1 Brussel I bis-Vo zonder dat de in het tweede lid van dat artikel genoemde uitzonderingen van toepassing zijn.
4.6.
Brussel I bis-Vo is ook temporeel van toepassing in de onderhavige zaak. De rechtsvorderingen in de hoofdzaak zijn immers ingesteld na 10 januari 2015. Zie artikel 66 Brussel I bis-Vo.
4.7.
Voor de onderhavige zaak is de formele toepasselijkheid van Brussel I bis-Vo geregeld in artikel 5 lid 1 Brussel I bis-Vo: Brussel I bis-Vo is toepasselijk indien de gedaagde in de hoofdzaak ‘woonplaats’ heeft op het grondgebied van een lidstaat bij Brussel I bis-Vo. Onder een dergelijke lidstaat valt het Europese gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden.
4.8.
De gedaagde in de onderhavige hoofdzaak, SEP, is een rechtspersoon. Voor rechtspersonen is het in Brussel I bis-Vo gehanteerde begrip ‘woonplaats’ gedefinieerd in artikel 63 Brussel I bis-Vo. Voor de onderhavige zaak is uitsluitend het eerste lid van dat artikel van belang:
Artikel 63 Brussel I bis-Vo
1.
Voor de toepassing van deze verordening hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:
hun statutaire zetel,
hun hoofdbestuur, of
hun hoofdvestiging.
4.9.
In haar dagvaarding heeft AOS gesteld dat – onder andere – uit het handelsregister volgt dat SEP haar vaste vestigingsplaats in Sliedrecht heeft. Bij antwoord in het incident heeft zij in dit kader verwezen naar het betreffende uittreksel uit het handelsregister. SEP heeft niet betwist dat zij haar vaste vestigingsplaats in Sliedrecht heeft. SEP voert echter aan dat voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in casu alleen gekeken moet worden naar haar statutaire vestigingsplaats, te weten Curaçao. Op grond van het voorgaande geldt dat als onbetwist vaststaat dat de vaste vestigingsplaats van SEP Sliedrecht is. Dit betekent dat daarmee de hoofdvestiging van SEP als bedoeld in artikel 63 Brussel I bis-Vo zich in Sliedrecht bevindt, derhalve op het grondgebied van het Europese gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden.
4.10.
Brussel I bis-Vo is dus ook formeel van toepassing in de onderhavige zaak.
4.11.
Op grond van de in artikel 4 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Brussel I bis-Vo hebben de gerechten van een lidstaat rechtsmacht op het grondgebied waarvan de gedaagde zijn woonplaats heeft.
4.12.
Aangezien SEP woonplaats heeft op het grondgebied van het Europese gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden, hebben de gerechten daarvan rechtsmacht in de onderhavige zaak.
4.13.
Deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, die zitting houdt in Rotterdam en Dordrecht, is ook relatief bevoegd, namelijk op grond van een stilzwijgende forumkeuze in de zin van artikel 110 Rv. In dit incident is namelijk uitsluitend de internationale bevoegdheid van deze rechtbank betwist, niet tevens de relatieve bevoegdheid. Zie r.o. 2.5 van Gerechtshof Den Haag 14 mei 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2668.
4.14.
De incidentele vordering van SEP wordt dus afgewezen.
Proceskosten
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt SEP in de proceskosten van dit incident veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van AOS worden tot aan deze uitspraak begroot op
€ 563,00 aan salaris advocaat (1 punt in liquidatietarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de incidentele vordering af;
5.2.
verklaart zich bevoegd;
5.3.
veroordeelt SEP in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van AOS worden begroot op € 563,00;
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat AOS en SEP, ieder voor zich, binnen veertien dagen na vonnisdatum per e-mail – handel.planning.rb.rotterdam@rechtspraak.nl – opgave moeten doen van de verhinderdata van henzelf voor de maanden maart tot en met augustus 2023 voor een mondelinge behandeling;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.
901/3455