ECLI:NL:RBROT:2023:3452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/649634 / JE RK 22-2913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in complexe echtscheidingssituatie

Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2012. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 12 augustus 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader eveneens verlengd tot dezelfde datum. De zaak betreft een complexe echtscheidingssituatie waarin de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] ernstig wordt bedreigd door een loyaliteitsconflict tussen de ouders. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige01] onvoldoende is afgenomen en er zorgen zijn over de samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uithuisplaatsing, en heeft aangegeven dat er geen onderzoek is gedaan naar de verhalen van [voornaam minderjarige01] die aan de uithuisplaatsing ten grondslag liggen. De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, maar heeft zorgen geuit over de hulpverlening en de situatie van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [voornaam minderjarige01] zorgelijk is en dat de hulpverlening tot nu toe onvoldoende is geweest. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, met de opdracht aan de GI om de zorgen van beide ouders serieus te nemen en de situatie van [voornaam minderjarige01] nauwlettend te volgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een pro forma-datum vastgesteld op 1 juli 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649634 / JE RK 22-2913
datum uitspraak: 25 januari 2023
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N. Aydoğan-Kütük, kantoorhoudende te Rotterdam,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 december, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het gezinsplan van de GI van 29 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verweerschrift van de advocaat van de moeder, voornoemd, van 23 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, voornoemd,
- de vader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] .
De vader heeft ter zitting de volgende stukken aan de kinderrechter overgelegd:
- een brief van [voornaam minderjarige01] , ongedateerd;
- een brief van huisarts [naam03] van 21 november 2022;
- het proces-verbaal aangifte van 23 november 2022.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] woont bij de vader.
Bij beschikking van 4 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot
12 februari 2023.
Bij beschikking van 13 oktober 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met gezag verlengd tot 12 februari 2023.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouder met gezag (de kinderrechter begrijpt: bij de vader) te verlengen voor de duur van zes maanden.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Tot op heden is de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige01] onvoldoende afgenomen. De moeder houdt de GI en de hulpverlening buiten de deur. De GI maakt zich zorgen over het kunnen zetten van stappen richting contactherstel tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. [voornaam minderjarige01] en de moeder hebben elkaar sinds 3 oktober 2022 niet meer gezien. Er moet nu eerst begeleide omgang plaatsvinden om een beeld te krijgen van de interactie tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Vervolgens zal dit worden geëvalueerd zodat kan worden bezien welke vorm van omgang in het belang van [voornaam minderjarige01] is. Hiervoor is echter minimale samenwerking met de moeder nodig. Ook is samenwerking met de vader nodig. De vader staat op dit moment niet open voor contactherstel tussen [voornaam minderjarige01] en moeder en dit vergroot het loyaliteitsconflict bij [voornaam minderjarige01] . Het is van belang dat de vader emotionele toestemming geeft voor de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Tot slot dient hulpverlenging te worden ingezet voor de individuele problematiek van [voornaam minderjarige01] . Bij de ouders bestaat complexe echtscheidingsproblematiek en [voornaam minderjarige01] zit klem tussen de ouders. [voornaam minderjarige01] doet zorgelijke uitspraken over de periode dat hij bij de moeder woonde, onder meer over pesterijen en huiselijk geweld. Door de inzet van hulpverlening moet de komende periode onderzocht worden of dit daadwerkelijk is gebeurd of dat dit voortkomt uit het loyaliteitsconflict waarin [voornaam minderjarige01] zich bevindt. De ouders dienen hun medewerking hieraan te verlenen. Ook dient er zicht te komen op de opvoedsituatie bij de beide ouders, zodat kan worden bezien waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt. Al met al acht de GI acht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] nog steeds in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] . Tot slot is hulpverlening voor de beide ouders bij Enver en voor [voornaam minderjarige01] zelf inmiddels aangevraagd. Enver hanteert echter een wachtlijst van vijf tot zes maanden. In de tussentijd is het wijkteam bij de vader betrokken om opvoedondersteuning te bieden. De moeder dient haar toestemming te geven om hulpverlening vanuit het wijkteam op te kunnen starten.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
Hiertoe wordt – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] onterecht en niet op basis van juiste gronden is (geweest). Zo is er (nog) geen onderzoek verricht naar de verhalen die [voornaam minderjarige01] zou hebben verteld op basis waarvan hij uit huis is geplaatst. Daarbij komt de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] tot op heden niet van de grond, ondanks dat de moeder dit meerdere keren heeft verzocht. Ook krijgt de moeder op geen enkele wijze informatie over hoe het met [voornaam minderjarige01] gaat. Al met al is er geen reden voor een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader. [voornaam minderjarige01] wordt bovendien niet door de vader, maar door de oma van vaderszijde verzorgd. [voornaam minderjarige01] moet worden teruggeplaatst bij de moeder. De moeder heeft altijd de zorg gehad over [voornaam minderjarige01] en zij staat open voor de hulpverlening. Het probleem is echter dat er geen hulpverlening wordt ingezet.
Ter aanvulling op het betoog van haar advocaat brengt de moeder ter zitting naar voren dat [voornaam minderjarige01] onterecht uit huis is geplaatst. De moeder maakt zich zorgen en voelt zich machteloos. Zij vindt het jammer dat zij [voornaam minderjarige01] niet ziet. De begeleide omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] komt niet van de grond, ondanks alle inspanningen van de moeder hiertoe richting de GI en toezeggingen van de GI. Daarbij stelt de GI dat er geen zicht is op de thuissituatie bij de moeder, maar de GI komt niet bij de moeder langs om dit te beoordelen. De GI creëert met de vader een controlerende ouderverstoting en komt de afspraken niet na. Volgende week vindt er een gesprek bij de klachtencommissie plaats. Ook het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) is betrokken. Tot slot heeft het wijkteam geen contact opgenomen met de moeder.

Het standpunt van de vader

De vader voert ter zitting geen verweer tegen het verzoek van de GI.
Op dit moment gaat het goed met [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] voelt zich veilig en kan zichzelf zijn. Na de uithuisplaatsing heeft [voornaam minderjarige01] echter aangegeven dat hij stelselmatig mishandeld en gepest werd. De vader is hiervan geschrokken en er is inmiddels aangifte gedaan bij de politie.
Daarnaast heeft [voornaam minderjarige01] permanent last van steken in zijn zij. [voornaam minderjarige01] is hiervoor naar de huisarts geweest. De huisarts heeft evenwel geen duidelijke fysieke oorzaak aangetroffen. Hoewel de GI de vader in de eerste maand heeft ondersteund, is dit daarna uitgebleven. De GI was niet bereikbaar en er was geen vaste jeugdbeschermer. De vader heeft zelf hulp gezocht bij het wijkteam. Sinds december 2022 is er een vaste jeugdbeschermer betrokken en is er sprake van goed contact tussen de vader en de GI. Desondanks blijft de inzet van hulpverlening uit en het inzetten van een versneld traject is niet meer mogelijk. De vader maakt zich hier zorgen over. [voornaam minderjarige01] loopt spaak en heeft hulp nodig. [voornaam minderjarige01] heeft trauma’s en zijn hoofd zit vol. Ook maakt [voornaam minderjarige01] zich zorgen over zijn zus en broer. De vader hoopt dan ook dat de hulpverlening snel op gang komt. Om rust in de situatie te brengen, verzoekt de vader de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gelijk te laten trekken met de verlenging van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. [voornaam minderjarige01] lijkt in een ernstig loyaliteitsconflict terecht te zijn gekomen. In de afgelopen periode is de hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen. De moeder houdt de GI en de hulpverlening buiten de deur. Tegelijkertijd geeft de moeder ter zitting aan meermaals bij de GI te hebben verzocht de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder op te starten, maar dat dit tot op heden niet is gebeurd. Ook de vader uit ter zitting zorgen over het uitblijven van hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] vertelt zorgelijke verhalen over mishandeling en pesterijen en maakt zich zorgen over zijn broer en zus in de thuissituatie bij de moeder.
Al met al wordt ter zitting duidelijk dat de situatie in de afgelopen periode alleen maar is verergerd en dat ook de GI tekort heeft geschoten. De kinderrechter acht het zorgelijk dat [voornaam minderjarige01] degene is die hier het meeste last van heeft. [voornaam minderjarige01] zit nog steeds klem tussen de ouders en hiervoor moet hulpverlening worden ingezet. De ouders zijn tot op heden onvoldoende in staat om dit zelfstandig vorm te geven en de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige01] onder eigen verantwoordelijkheid te doen afwenden. De kinderrechter acht voortzetting van de betrokkenheid van een jeugdbeschermer daarom noodzakelijk. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] dan ook verlengen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding dit voor kortere duur te doen dan is verzocht, te weten voor de duur van zes maanden, en het overig verzochte aan te houden tot hierna te noemen pro forma-datum.
De komende periode dient de GI in te zetten de zorgen van de moeder met betrekking tot het van de grond komen van de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder en op de zorgen van de vader met betrekking tot het uitblijven van de hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] . Ook moet de komende periode duidelijk worden waar de zorgen over de veiligheid van de broer en zus bij [voornaam minderjarige01] vandaan komen en moet worden bezien of deze zorgen kunnen worden weggenomen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 12 augustus 2023. Het overig verzochte worden aangehouden tot hierna te noemen pro forma-datum.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde pro forma-datumde kinderrechter een briefrapportage (met afschrift aan de moeder en haar advocaat en de vader) te overleggen over de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden: de ontwikkelingsbedreigingen van [voornaam minderjarige01] die er zijn bij de moeder en bij de vader, de concrete invulling die er is (geweest) van de hulpverlening en het verloop van de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Tot slot moet worden meegenomen of een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is en of het verzoek ten aanzien van de ondertoezichtstelling voor het overige al dan niet wordt gehandhaafd.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Bij beschikking van 13 oktober 2022 is [voornaam minderjarige01] uit huis geplaatst bij de vader. Hier verblijft hij tot op heden. Anders dan (de advocaat van) de moeder, acht de kinderrechter een voortzetting van de plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader in zijn belang noodzakelijk. [voornaam minderjarige01] geeft aan dat hij zich veilig voelt bij de vader. Een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder acht de kinderrechter vooralsnog niet aan de orde. Bij de moeder bestaat een continue houding van weerstand, mede waardoor hulpverlening niet van de grond komt. Hierdoor duurt de situatie waarin de thuissituatie van de moeder onvoldoende stabiel is nog steeds voort. Tegenover de beschreven zorgen over het verblijf van [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie bij de moeder heeft (de advocaat van) de moeder niet voldoende gesteld om te kunnen aannemen dat de thuissituatie bij de moeder op dit moment wel veilig genoeg is voor [voornaam minderjarige01] en waarom een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] op dit moment dus wel aan de orde zou kunnen zijn.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 12 augustus 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 12 augustus 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader tot 12 augustus 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de moeder en haar advocaat en de vader op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma-datum de kinderrechter de verzochte rapportage (met afschrift aan de moeder en haar advocaat en de vader) te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.