ECLI:NL:RBROT:2023:3516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/10/654416 / KG ZA 23-208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de man uit de gezamenlijke huurwoning onder voorwaarden van de vrouw

In deze zaak, die op 19 april 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die samen een huurwoning bewonen in Spijkenisse. De vrouw eist dat de man de woning verlaat, omdat de spanningen in de woning hoog oplopen en zij en de kinderen daaronder lijden. De vrouw stelt dat zij de huur alleen kan betalen als de man zich uitschrijft van het adres en zij huurtoeslag kan aanvragen. De man verzet zich tegen de eis van de vrouw en stelt dat hij de woning niet kan verlaten, omdat hij geen andere woonruimte kan vinden en hij epilepsie heeft, waarvoor hij nabij zijn zus moet wonen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw moet aantonen dat zij de huur alleen kan betalen voordat de man de woning moet verlaten. De man wordt veroordeeld om de woning binnen twee maanden te verlaten, op voorwaarde dat de vrouw binnen één maand aantoont dat zij de huur kan betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/654416 / KG ZA 23-208
Vonnis in kort geding van 19 april 2023
in de zaak van
[vrouw01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Kuijer te Berkel en Rodenrijs,
tegen
[man01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.A. van Lange te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 maart 2023, met bijlage 1;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen 1 tot en met 3;
  • de mondelinge behandeling van 5 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De inleiding

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
De vrouw en de man hebben een relatie gehad. Uit die relatie zijn twee kinderen geboren, die op dit moment drie respectievelijk één jaar oud zijn. De vrouw en de man wonen op dit moment nog samen in hun huurwoning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in Spijkenisse (‘de woning’). De huur bedraagt € 761,88 per maand. De vrouw en de man hebben voorafgaand aan deze zaak gecorrespondeerd over wie van de twee de woning zou gaan verlaten, maar daar hebben zij geen overeenstemming over bereikt.
Wat eist de vrouw?
2.2.
De vrouw is van mening dat de man de woning moet verlaten. De spanningen in de woning lopen volgens de vrouw hoog op en daar hebben de kinderen veel last van (en zijzelf ook). Volgens de vrouw kan de man met zijn inkomen van ongeveer € 4.000,00 netto per maand gemakkelijk een andere woning vinden en bovendien heeft hij veel kennissen, familieleden en een vriend waar hij terecht zou kunnen. Gelet op het feit dat het inkomen van de vrouw ongeveer € 850,00 bruto per maand bedraagt en zij geen spaargeld heeft, is het voor haar niet mogelijk om een andere woning te vinden. De vrouw kan ook nergens terecht. De vrouw kan de huur voor de woning betalen als zij meer gaat werken, huurtoeslag kan ontvangen (wat zij kan aanvragen als de man zich van het adres van de woning heeft uitgeschreven) en eventueel met financiële hulp van derden. De vrouw eist dan ook dat de man wordt veroordeeld om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en niet meer te betreden, met machtiging van de vrouw om deze veroordeling zo nodig met de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen en dat de man wordt veroordeeld om zich binnen drie dagen na betekening van dit vonnis uit te schrijven van het adres van de woning, alles op straffe van een dwangsom.
Wat is het verweer van de man en wat is zijn tegeneis?
2.3.
De man is het niet eens met de eisen van de vrouw en hij voert daar meerdere verweren tegen aan. Volgens de man hebben partijen tot 10 maart 2023 normaal samengeleefd, zonder ruzie en zonder spanningen, en was hij tot die dag in de veronderstelling dat partijen nog aan hun relatie aan het werken waren. De man legt zich er inmiddels bij neer dat de relatie tussen partijen niet meer goedkomt. Volgens hem is er evenwel geen sprake van grote spanningen tussen partijen, kan de vrouw de huur voor de woning niet alleen betalen, kan de vrouw bij haar moeder verblijven en heeft de vrouw een ruime vriendenkring in en om Spijkenisse. De man denkt verder dat de vrouw in aanmerking kankomen voor een urgentieverklaring en daarmee dus spoediger dan de man woonruimte kan krijgen in de gemeente waar partijen wonen. In het geval dat de voorzieningenrechter toch oordeelt dat de man de woning moet verlaten, zal de man de woning vrijwillig verlaten. De hulp van de sterke arm van politie en justitie en/of een dwangsom is dan ook niet nodig.
2.4.
De man is van mening dat de vrouw juist de woning moet verlaten. De man kan nergens anders heen. Hij zal bovendien niet snel een andere huurwoning kunnen verkrijgen, omdat hij pas sinds 2022 zzp’er is en hij daardoor nog geen stabiel inkomen heeft. Verder is het van belang dat de man in de buurt van zijn zus blijft wonen, omdat hij epilepsie heeft en zijn zus hem spoedig te hulp kan schieten als hij een aanval krijgt. Tot slot kan de man de huur van de woning zelfstandig betalen, waarmee partijen niet het risico lopen dat een prima huurwoning, met ingerichte kinderkamers, verlaten moet worden zonder alternatief voor de man. De man eist dan ook als tegeneis dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat - totdat partijen ter zake tot overeenstemming komen of in een bodemprocedure is besloten aan welke van de partijen het huurrecht van de woning toekomt - de vrouw binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning moet verlaten en deze niet meer mag betreden.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
Omdat de eisen in conventie en de tegeneis met elkaar samenhangen, worden alle eisen hierna gezamenlijk beoordeeld.
3.2.
Vast staat dat de vrouw en de man inmiddels geen relatie meer hebben en dat in ieder geval de vrouw het niet meer ziet zitten om met de man in één woning samen te wonen. Dit leidt in de toekomst onvermijdelijk tot spanning in de woning en dat is niet in het belang van de kinderen van partijen. Alleen al hierom is het - nog los van het antwoord op de vraag of het samenwonen van partijen in de woning daadwerkelijk al spanningen heeft veroorzaakt waar de kinderen van partijen last van hebben - noodzakelijk (en ook spoedeisend) dat één van partijen de woning verlaat. De vrouw en de man zijn het er echter niet over eens wie van hen de woning moet verlaten. De beoordeling van dit geschilpunt komt - naar analogie van artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek - neer op een belangenafweging.
3.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van de vrouw om in de woning te blijven wonen zwaarder dan het belang van de man om in de woning te blijven wonen. Daartoe is in de eerste plaats redengevend dat de man en de vrouw het erover eens zijn dat de kinderen het beste bij de vrouw kunnen blijven wonen. Voor de kinderen is het goed als dat in de vertrouwde woning is en de man vindt dat op zich ook prima. De woning ligt op 500 meter afstand van het kinderdagverblijf waar de kinderen komen. De vrouw heeft bovendien onweersproken gesteld dat zij in Rhoon werkt en er belang bij heeft om in die omgeving te wonen, terwijl de man door het hele land werkt en hij dus niet aan de woning is gebonden. De voorzieningenrechter acht het verder aannemelijk dat de man gelet op zijn inkomen een andere woning (in de vrije sector) zal kunnen huren, terwijl de vrouw gelet op haar inkomen aangewezen is op een sociale huurwoning en daarvoor zijn de wachtlijsten erg lang.
3.4.
De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat de vrouw nog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de huur van de woning alleen kan betalen. De vrouw heeft zelf aangevoerd dat zij (slechts) ongeveer € 850,00 bruto per maand verdient en hierdoor blijft, zoals de man terecht heeft aangevoerd, veel te weinig geld over om naast de huur de andere vaste en variabele lasten te betalen. De vrouw heeft niet onderbouwd dat zij daadwerkelijk meer uren zal kunnen gaan werken en dat derden haar eventueel financieel te hulp zullen schieten. Het lijkt erop dat zij eerst de man het huis uit wil hebben en dan pas actie gaat ondernemen, maar dat is niet verantwoord. Het risico dat zij neemt is te groot, want er dreigt een situatie te ontstaan waarin zij de woning niet kan betalen. De acties die zij moet ondernemen -meer werken, toeslagen aanvragen- kosten tijd. Bovendien is het uiteindelijke financiële plaatje niet duidelijk. Het is verder weliswaar aannemelijk dat de vrouw gelet op haar inkomen in aanmerking komt voor huurtoeslag en kinderopvangtoeslag, maar hoe hoog die toeslagen precies zullen zijn is door de vrouw niet gesteld (en laat staan onderbouwd). De man zal kinderbijdrage en misschien ook alimentatie moeten betalen, maar zijn lasten worden veel hoger als hij in de vrije sector moet huren en dat betekent dat hij minder kan bijdragen. Het is - ook gelet op de belangen van de kinderen van partijen - onwenselijk dat de man op grond van dit vonnis de woning moet verlaten en dat de vrouw in de woning mag blijven wonen, terwijl op een later moment blijkt dat de vrouw de huur van de woning (en de overige vaste en variabele lasten) helemaal niet alleen kan betalen.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw, voordat de man de woning moet verlaten, actie moet ondernemen en moet zorgen, en ook aantonen, dat zij de huur voor de woning (naast de overige vaste en variabele lasten) alleen zal kunnen betalen. Dat kan de vrouw doen door bij haar werkgever te vragen om langer te kunnen werken, het aanvragen van de toeslagen alvast in gang te zetten en haar inkomsten en uitgaven realistisch op een rijtje te zetten. Zij kan dan aan de man loonstroken, een verklaring van haar werkgever, proefberekeningen van de door haar aan te vragen toeslagen en een inkomsten- en uitgavenoverzicht overhandigen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat partijen er aan de hand van deze stukken (eventueel met bijstand van hun advocaten) onderling overeenstemming over kunnen bereiken of de vrouw de huur voor de woning en de overige vaste en variabele lasten, ook op de wat langere termijn, alleen kan betalen, waarbij de man ook een serieuze bijdrage zal moeten betalen. Als dat niet realistisch is zouden zij nadere afspraken kunnen maken -bijvoorbeeld dat de man toch wat langer in de woning blijft (en de vrouw zo lang ergens anders) totdat hij een goedkopere huurwoning heeft gevonden en de vrouw een beter betalende baan-, met als doel dat de woning, met name voor de kinderen, behouden blijft. Mochten zij daar niet uit komen, dan ligt een nieuwe procedure -nu met behoorlijke financiële gegevens- voor de hand.
3.5.
Al het voorgaande leidt tot de volgende slotsom. De man wordt veroordeeld om de woning binnen twee maanden na betekening van dit vonnis te verlaten en zich van het adres van de woning uit te schrijven, onder de voorwaarde dat de vrouw binnen één maand na betekening van dit vonnis aantoont dat zij de huur voor de woning - naast de overige vaste en variabele lasten - alleen kan betalen. In de omstandigheid dat de man heeft aangegeven de woning vrijwillig te zullen verlaten als hij daartoe wordt veroordeeld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om geen dwangsom op te leggen. Een dergelijke dwangsom heeft voor wat betreft de veroordeling om de woning te verlaten overigens ook geen toegevoegde waarde, omdat de vrouw op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:297 BW voldoende heeft aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als de man de woning niet vrijwillig verlaat en de deurwaarder op grond van artikel 3 van de Politiewet - zonder dat daartoe een machtiging van de rechter nodig is - eventueel bijstand van de politie inroepen. Om deze reden wordt de door de vrouw geëiste machtiging om de afgewezen.
3.6.
De voorzieningenrechter wijst partijen er hopelijk ten overvloede op dat het - ook met het oog op de kinderen van partijen - van belang is dat partijen op korte termijn (onder begeleiding) constructief met elkaar in gesprek gaan en duidelijke afspraken over de afwikkeling van hun relatie en de omgang van de man met zijn kinderen op papier zetten. Met dit vonnis kunnen partijen samen een mediator aanzoeken om dit te regelen.
3.7.
Gelet op de tussen partijen bestaan hebbende relatie worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt de man om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in Spijkenisse te verlaten met alle daarin van hem aanwezige zaken, de sleutels van die woning af te geven aan de vrouw, die woning niet meer te betreden en zich van het adres van de woning uit te schrijven, onder de voorwaarde dat de vrouw binnen één maand na betekening van dit vonnis aantoont dat zij de huur voor de woning - naast de overige vaste en variabele lasten - alleen kan betalen;
in reconventie
4.2.
wijst de eis af;
in conventie en in reconventie
4.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
3349 / 106