In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 14 april 2023 een vonnis in incident uitgesproken. De eiser, [eiser01], heeft een lening van € 10.000,00 verstrekt aan [gedaagde01] c.s. voor de aankoop van een woning. De lening diende uiterlijk op 31 december 2021 terugbetaald te worden, maar dit is niet gebeurd. [eiser01] eist nu een totaalbedrag van € 25.000,00, inclusief rente en een boete van € 17.500,00. De gedaagden, [gedaagde01] c.s., hebben de eis betwist en stellen dat zij niets meer aan [eiser01] verschuldigd zijn.
In het incident heeft [gedaagde01] c.s. verzocht om [naam01] h.o.d.n. [bedrijf01] in vrijwaring op te roepen, omdat zij stellen dat dit bedrijf € 45.000,00 in contanten heeft ontvangen voor de aankoop van de woning. De kantonrechter heeft de eis tot vrijwaring toegewezen, omdat [gedaagde01] c.s. voldoende feiten hebben gesteld om deze oproep te rechtvaardigen. De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De kantonrechter heeft verder aangegeven dat de hoofdzaak op een zitting besproken zal worden, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten toe te lichten. De zitting zal niet eerder dan juli 2023 plaatsvinden, en partijen worden verzocht om hun beschikbaarheid door te geven. Ook moeten de gedaagden de ontbrekende bijlagen alsnog indienen. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege en is openbaar gemaakt.