ECLI:NL:RBROT:2023:3603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
10-710211-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van poging tot oplichting via nepaccounts

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot oplichting. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en ingeschreven op [adres], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. I. Car. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten nepaccounts heeft aangemaakt op sociale media met als doel om seksdates tegen betaling te regelen. De officier van justitie eiste een werkstraf van 80 uren, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot 40 uren werkstraf, met vrijspraak voor een tweede tenlastegelegde feit. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot oplichting, waarbij hij samen met anderen een gezamenlijk plan had om anderen te misleiden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft de straf gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De benadeelde partij, [naam benadeelde], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de schade en het bewezen feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 710211-20
Datum uitspraak: 23 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. I. Car, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van voorarrest, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering – feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering – feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte bepleit vrijspraak van feit 1: uit de inhoud van het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte een aandeel had in de pogingen tot oplichting.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen gekwalificeerd kan worden, indien komt vast te staan dat sprake was van bewuste nauwe samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Uit de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn uitgewerkt blijkt dat tijdens het onderzoek Salamander verscheidene gesprekken tussen medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] getapt zijn, waaruit kan worden geconcludeerd dat deze medeverdachten zich bezig hielden met het maken van nepaccounts om seksdates tegen betaling te regelen. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft tegen de politie ook bekend dat hij nepprofielen aanmaakte op social media met als doel mensen in de waan te brengen dat hij een meisje was dat een seksdate wilde afspreken. Het geld dat degene die met het meisje wilde afspreken moest betalen, zou op een rekening gestort worden van zogenaamde ‘katvangers’. Bij een onderzoek in de telefoon die gebruikt is door medeverdachte [naam medeverdachte 2] zijn screenshots betreffende die nepaccounts aangetroffen. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] hem had gevraagd de nepaccounts aan te maken en dat zij het geld vervolgens zouden delen.
De betrokkenheid van de verdachte bij de pogingen tot oplichting blijkt onder meer uit de gesprekken die in de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] zijn aangetroffen, waaruit volgt dat zij samen foto’s uitzochten die geschikt waren voor het aanmaken van de nepaccounts. Voorts zijn in de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] verscheidene gesprekken met de verdachte aangetroffen met betrekking tot oplichting, waaronder enkele gesprekken van 24 oktober 2020 waarin zij spreken over oplichting van twee mannen. Zij bespreken hoeveel geld zij aan die mannen willen vragen, hoe ze het geld van de mannen zullen afpakken en of ze de buit dan met zijn drieën (te weten ook met medeverdachte [naam medeverdachte 1]) moeten delen.
De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat het steeds bij een poging tot oplichting is gebleven en dat hij nooit een betaling heeft ontvangen. Reden hiervoor was volgens medeverdachte [naam medeverdachte 2] dat degenen die hadden gereageerd argwaan kregen en er alsnog vanaf zagen.
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat er tussen de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] sprake was van een gezamenlijk plan tot oplichting door middel van het aanmaken van de nepaccounts en dat er daadwerkelijk nepaccounts zijn aangemaakt. Dat de afspraken niet doorgegaan zijn, is niet aan de verdachten de danken. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van het meermalen plegen van poging tot oplichting bewezen
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen te bewegen tot de afgiften van een of meer geldbedragen
- een of meer snapchat-accounts en/of internetadvertenties heeft aangemaakt, met daarbij een of meer profielfoto’s van (een) (jonge) vrouw(en) die zich aanbieden voor sekscontact tegen betaling en/of (vervolgens) middels (inloggen op) deze snapchat-accounts en/of
internetadvertenties en/of via Instagram contact heeft onderhouden met deze/voornoemde (tot op heden) onbekend gebleven personen en zich aldus voor heeft gedaan als zijnde voornoemde (jonge) vrouw(en) van/op bijbehorende profielfoto’s en/of
- (daarbij) (vervolgens) een zogenaamde 'seksafspraak' (aangaande locatie en/of tijdstip voor een ontmoeting) met deze (tot op heden) onbekend gebleven personen heeft gemaakt/trachten te maken en/of (daarbij) heeft getracht de betaling(en) daarvoor te ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De destijds veertienjarige verdachte heeft in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 samen met anderen gepoogd om anderen op te lichten. Via nepaccounts die zij hadden aangemaakt op sociale media werd een ontmoeting met een jonge vrouw tegen betaling aangeboden, waarbij het niet de intentie was dat deze ontmoetingen daadwerkelijk zouden plaatsvinden. De verdachte en de medeverdachten hebben gepoogd verscheidene personen op deze manier te misleiden en uit te buiten voor eigen gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende recente rapportages ten aanzien
van de persoon van de verdachte.
Psycholoog [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 11 februari 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis. Nu geen psychische stoornis wordt vastgesteld, de verdachte een first offender is en niet heeft willen spreken over de ten laste gelegde feiten – zodat onvoldoende zicht is verkregen op het delictscenario – wordt geadviseerd de feiten – indien bewezen verklaard – volledig toe te rekenen. Daarom is geen risicotaxatie-instrument gebruikt en onthoudt onderzoeker zich van een inhoudelijk strafrechtelijk advies. Opgemerkt kan worden dat uit het onderzoek geen zorgen of psychopathologisch bepaalde factoren naar voren komen die een bijdrage zouden kunnen hebben aan het verhogen van het risico op gewelddadig gedrag; derhalve kan op basis van de huidige informatie slechts geconstateerd worden dat het risico op toekomstig gewelddadig gedrag als laag wordt geschat.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: te noemen de RvdK) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij onderzoek zijn veelal beschermende factoren naar voren gekomen. Binnen het domein gezin lijkt het goed te gaan. Ouders zijn betrokken en er is sprake van een hechte band tussen de gezinsleden. Toezicht en controle zijn aanwezig, waarbij wel de indruk bestaat dat er soms meer ruimte nodig is voor de verdachte om zijn eigen keuzes te leren maken, om zich te kunnen ontwikkelen in de taken die hij als puber heeft. Er lijkt soms sprake te zijn van over bescherming.
De verdachte heeft een goede invulling van zijn vrije tijd. Hij vermaakt zich veelal op de sportschool. Hij heeft ook gesolliciteerd voor een bijbaan. Een risicofactor is zijn school. Uit het raadsonderzoek van november 2020 kwam naar voren dat het domein school, destijds derde klas Havo, een risicofactor is gezien zijn gedrag. Twee jaar later zit hij nog op dezelfde school, nadat hij gedoubleerd is in het derde schooljaar. Hij zit nu in het vierde leerjaar en gaat mogelijk niet over naar het vijfde. Dat ligt niet aan zijn werkhouding en cognitieve capaciteiten, maar meer in zijn zelfbepalende gedrag. Hij houdt zich niet aan de regels/afspraken van school en lijkt weinig zelfinzicht te hebben. Anderzijds beaamt hij wel dat hij meer zijn best moet doen op school om de vakken te halen.
De RvdK ziet hem als een jongen die sociaal, onderhoudend en beleefd is. Anderzijds wordt ook een jongen gezien die stellig is in zijn eigen mening, soms de schuld buiten zichzelf legt en een stoere, zelfbepalende houding kan laten zien.
Voor de strafafdoening heeft de RvdK in de overweging meegenomen dat het feit dateert van ruim twee jaar geleden. Verder heeft de verdachte zich gehouden aan de bijzondere voorwaarden bij schorsing. Wat betreft begeleiding door de jeugdreclassering zou dit enkel ten behoeve van zijn schoolfunctioneren zijn. De RvdK is echter van mening dat het voornamelijk aan de verdachte is om te laten zien dat hij dit schooljaar kan halen. Het wordt tijd dat hij verantwoordelijkheid neemt, zich bewust is van het gegeven dat positief gedrag nodig is om te slagen in het leven en dat er regels zijn in de maatschappij waar je je aan hebt te houden. De RvdK acht jeugdreclasseringscontacten niet noodzakelijk en adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht het aangewezen om de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op te leggen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is op 25 november 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen de inverzekeringstelling van de verdachte en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 26 maanden en 29 dagen. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 16 maanden, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van bijna elf maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden en is de overschrijding niet toe te rekenen aan de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding te groot is om te volstaan met de enkele constatering dat de termijn is overschreden. De overschrijding dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [naam benadeelde], wonende te België, ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 48.338,93, zijnde een bedrag van € 23.338,93 aan materiële schade en een bedrag van € 25.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partijen [naam benadeelde] omdat er geen of onvoldoende causaal verband is tussen de geleden schade en de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot oplichting.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat het rechtens relevante causaal verband tussen feit 1 en de gevorderde schade niet is komen vast te staan, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77gg en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig)
uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten werkstraf resteren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de
benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.J. van den Herik en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K.J. Berke en D.W. Schalk, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of één valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer (tot op heden) onbekend gebleven personen te bewegen tot de afgiften van een of meer geldbedragen
- een of meer snapchat-accounts en/of internetadvertenties heeft aangemaakt, met daarbij een of meer profielfoto 's van (een) (jonge) vrouw(en) die zich aanbieden voor sekscontact tegen betaling en/of
- ( vervolgens) middels (inloggen op) deze snapchat-accounts en/of internetadvertenties en/of via Instagram contact heeft onderhouden met deze/voornoemde (tot op heden) onbekend gebleven personen en zich aldus voor heeft gedaan als zijnde voornoemde (jonge) vrouw(en) van/op bijbehorende profielfoto's en/of
- ( daarbij) (vervolgens) een zogenaamde 'seksafspraak'(aangaande locatie en/of tijdstip voor een ontmoeting) met deze (tot op heden) onbekend gebleven personen heeft gemaakt/trachten te maken en/of (daarbij) heeft getracht de betaling(en) daarvoor te ontvangen
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf strafbaar gesteld in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf strafbaar gesteld in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert),
althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
- een of meer, door verdachte en/of zijn mededader(s) aangemaakte, snapchat-accounts en/of internetadvertenties, met daarbij/daarin een of meer profielfoto's van (een) (jonge) vrouw(en) die zich aanbieden voor sekscontact tegen betaling en/of
- een of meer (inlog)codes/wachtwoorden voor toegang tot deze snapchat-accounts en/of internetadvertenties en/of Instagram, ten einde zich voor te (kunnen) doen als zijnde voornoemde (jonge) vrouw(en) van/op bijbehorende profielfoto's en derhalve op deze wijze te kunnen communiceren met potentiele 'klanten'
(kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, om onder/met gebruikmaking van die valse hoedanigheid een 'seksafspraak' met een of meer potentiele klanten/slachtoffers te maken, gericht op het naar een plek lokken en/of vervolgens beroven/afpersen van deze personen, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.