ECLI:NL:RBROT:2023:3628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
C/10/643537 / JE RK 22-1995
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 april 2023 een beschikking gegeven betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind01], geboren in 2011. De moeder, [naam01], en de vader, [naam02], zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling aangewezen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 25 april 2023, en de GI heeft verzocht om een verlenging voor de duur van één jaar. De moeder heeft echter verzet aangetekend tegen deze verlenging, stellende dat zij en [naam kind01] goed functioneren en dat er geen reden is voor verdere ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de feiten zijn als volgt: [naam kind01] woont bij de moeder en heeft te maken met overgewicht en gedragsproblemen. De moeder heeft recentelijk een verhuizing ondergaan naar een andere locatie van OuderKind ASVZ, waar de samenwerking met de hulpverlening verbeterd lijkt te zijn. Ondanks deze positieve ontwikkelingen zijn er nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01], en de kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van de jeugdbeschermer noodzakelijk blijft.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen, maar de duur te beperken tot drie maanden, tot 25 juli 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/643537 / JE RK 22-1995
datum uitspraak: 11 april 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam02] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 oktober 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een briefrapportage met bijlagen van de GI van 21 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2023.
Op 11 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.A.A.H. van Leur,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam03] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 4 oktober 2022 en bij rectificatiebeschikking van 17 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 25 april 2023. Het overige verzochte is aangehouden.

Het (aangehouden) verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van één jaar. Hiervan resteert een periode van zes maanden, te weten tot 25 oktober 2023.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Eind januari 2023 zijn de moeder en [naam kind01] verhuist naar een andere locatie van OuderKind ASVZ. Op deze locatie gaat het beter en doet de moeder het goed. Zij staat open voor de samenwerking met de begeleiding en durft hulp te vragen. Vanwege de verhuizing gaat [naam kind01] niet meer naar de zorgboerderij. Er moet voor haar een andere dagbesteding worden gevonden. Ook moet [naam kind01] worden aangemeld voor een persoonlijkheidsonderzoek. De moeder staat daar ook achter. Voor [naam kind01] moet Psychomotorische Therapie worden ingezet. Gezien wordt dat de moeder op momenten moeite heeft om met haar emoties om te gaan en het dan lastig vindt om in het belang van [naam kind01] te handelen. [naam kind01] heeft nog steeds fors overgewicht. Met de diëtiste is hiervoor een nieuw plan gemaakt.
Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden waarschijnlijk voldoende zal zijn om het gezin met een warme overdracht aan het jeugdteam over te dragen.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat het resterende deel van het verzoek van de GI dient te worden afgewezen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd. Een ondertoezichtstelling is een ingrijpende en gezagsbeperkende maatregel. Deze maatregel ervaart de moeder als een brevet van onvermogen. De hulpverlening die nodig is om de bedreigde ontwikkeling van [naam kind01] af te wenden, accepteert de moeder inmiddels. Het gaat goed met de moeder en [naam kind01] . De moeder heeft zelf hulp bij het wijkteam gezocht. Er is dan ook geen reden meer voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind01] heeft last van overgewicht, kan snel boos worden, brutaal zijn en grenzen opzoeken. Zij heeft moeite om het gezag van de moeder te accepteren. [naam kind01] woont met de moeder en haar jongere broertje bij een OuderKind voorziening van ASVZ. De moeder is soms onvoldoende in staat om haar emoties te reguleren en om tijdens deze momenten in het belang van [naam kind01] te handelen.
Hoewel de samenwerking met de moeder eerder moeizaam verliep, is gebleken dat de moeder sinds de verhuizing op 31 januari 2023 naar een andere locatie van OuderKindASVZ op een positievere wijze meewerkt met de hulpverlening. Deze ontwikkelingen zijn echter nog pril en het is nog niet duidelijk of de moeder deze positieve ontwikkelingen kan vasthouden en of zij de begeleiding blijft accepteren. Daar komt bij dat vanwege de verhuizing van het gezin bepaalde hulpverlening is weggevallen die opnieuw moet worden opgestart. Er is nog geen persoonlijkheidsonderzoek bij [naam kind01] afgenomen. Daardoor is er ook nog geen behandeling voor [naam kind01] gestart. Er is ook nog geen dagbesteding voor [naam kind01] op de nieuwe locatie gevonden. Er zijn derhalve nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01] . De inzet van de jeugdbeschermer is nog noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de moeder en [naam kind01] in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind01] te volgen.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot een periode van drie maanden en het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Nu de moeder sinds de verhuizing goed meewerkt met de hulpverlening, verwacht de GI dat deze hulpverlening binnen een periode van drie maanden overgedragen kan worden aan het vrijwillig kader.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 25 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.