ECLI:NL:RBROT:2023:3674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
650082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

Op 16 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. De ouders van [naam kind01] zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidt tot wantrouwen en verwijten. De moeder, die de zorg heeft voor drie kinderen met kind-eigenproblematiek, staat open voor hulpverlening, maar maakt zich zorgen dat deze hulp ten koste gaat van de zorg voor haar kinderen. De vader heeft moeite met de situatie en voelt zich niet gehoord door de jeugdbescherming.

Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [naam kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er zorgen zijn over de belastbaarheid van de moeder en dat [naam kind01] gebaat is bij duidelijkheid en rust. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de GI. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarna deze schriftelijk is vastgesteld op 28 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/650082 / JE RK 22-3009
Datum uitspraak: 16 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind01],

geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [naam kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam02],

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.A. Smits, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 december 2022, ingekomen bij de griffie op 23 december 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de advocaat van de vader van 13 februari 2023.
Op 16 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam03] en [naam04].
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Arabische (Tunesisch) taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam05], tolk in de taal Arabisch (Tunesisch). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind01] woont bij haar moeder.
Bij beschikking van 22 februari 2022 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 22 februari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De ouders zijn niet in staat om op een positieve manier met elkaar te communiceren, omdat er sprake is van verwijten en wantrouwen tussen beide ouders. De moeder draagt de zorg voor drie kinderen die vanwege kind-eigenproblematiek allemaal speciale zorg nodig behoeven. De moeder staat open voor hulpverlening, maar maakt zich zorgen dat eigen hulpverlening ten koste gaat van de zorg voor de kinderen. Er vindt een keer in de twee weken een contactmoment plaats tussen [naam kind01] en de vader gedurende drie uur onder begeleiding van de Leliezorggroep. Ook tijdens de bezoekmomenten met [naam kind01] is de vader wantrouwend. Hij controleert [naam kind01] op wondjes of blauwe plekken. De vader voelt zich niet begrepen. Doordat de samenwerking tussen de jeugdbescherming en de vader moeizaam verloopt, wordt er weinig vooruitgang gezien in de omgang. Daarnaast is er bij [naam kind01] sprake van forse kind-eigen problematiek, waaronder een neurobiologische stoornis. De psychiater is van mening dat de ouders psycho-educatie en opvoedondersteuning nodig hebben om goed aan te kunnen sluiten bij de behoeftes van [naam kind01]. Er moet de komende periode onderzocht worden of er verdere hulpverlening moet worden ingezet en of [naam kind01] regulier onderwijs kan gaan volgen.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de GI en brengt naar voren dat er sprake is van kind-eigenproblematiek bij [naam kind01], zowel lichamelijk als gedragsmatig. De moeder werkt mee aan hulpverlening en ziet de jeugdbescherming als opvoedondersteuning. Het is echter de afgelopen periode niet gelukt vooruitgang te boeken. De afgelopen periode was emotioneel zwaar voor de moeder, niet in de laatste plaats omdat haar oudste zoon is overleden.
De vader staat achter het verzoek van de Raad en brengt naar voren dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [naam kind01]. Er is geen goede samenwerking met de jeugdbescherming, waardoor de vader zich niet gehoord voelt. Wel verlopen de contactmomenten met [naam kind01], onder begeleiding van de Leliezorggroep, positief. De vader wil het beste voor [naam kind01] en begrijpt de noodzaak van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [naam kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn onvoldoende in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Er is sprake van groot wantrouwen over en weer. Daarnaast bestaan er zorgen over de belastbaarheid van de moeder, omdat zij de zorg draagt voor drie kinderen met kind-eigenproblematiek. [naam kind01] heeft een neurologische ontwikkelingsstoornis en een ontwikkelingsachterstand, waardoor zij gebaat is bij duidelijkheid en rust. De moeder wil bewijzen dat zij in staat is de opvoeding en verzorging voor de kinderen te dragen, waardoor zij zichzelf belemmert. De jeugdbescherming en betrokken hulpverlening kunnen de moeder ontlasten en opvoedondersteuning bieden, zodat zij in staat is de zorg voor alle drie de kinderen te dragen. Verder moet de komende periode ingezet worden op de verbetering van de omgang tussen [naam kind01] en de vader. De vader heeft grote moeite om te gaan met de problematiek van [naam kind01]. De begeleide bezoeken moeten worden gecontinueerd, waarbij de Leliezorggroep opvoedondersteuning en psycho-educatie zal aanbieden, zodat de vader in staat is aan te sluiten bij de behoeftes van [naam kind01].
Gelet op het voorgaande, mede gezien het feit dat er geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 22 februari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.M. Buurman, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 28 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.