Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- de heer P.H.L. Adam, bewindvoerder;
- mevrouw P. van den Bergh, beschermingsbewindvoerder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares is ter zitting niet verschenen en heeft geen vaste woon- en/of verblijfsplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds het verhoor op 9 september 2022 geen herstel van tekortkomingen heeft plaatsgevonden. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris op 14 februari 2023 verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, wat is goedgekeurd. De schuldenares heeft niet voldaan aan haar verplichtingen, waaronder de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting, en is niet bereikbaar geweest. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat er geen blijk is gegeven van een saneringsgezinde houding. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.156,18, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.