ECLI:NL:RBROT:2023:3750
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatieverplichting en afdrachtverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om deze beëindiging, omdat de schuldenaar niet had voldaan aan zijn informatieverplichting en afdrachtverplichting. De schuldenaar was herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om openheid van zaken te geven over zijn bankrekeningen en banksaldi, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, wat leidde tot een schatting van de boedelachterstand op € 1.829,61. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar actief moest meewerken aan de regeling en dat het niet voldoen aan deze verplichtingen ernstige gevolgen kon hebben.
De rechtbank overwoog dat de schuldsaneringsregeling de schuldenaar de mogelijkheid biedt om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De schuldenaar had niet alleen zijn bankrekeningen niet volledig opgegeven, maar ook geen duidelijkheid gegeven over de saldi op het moment van toelating tot de regeling. Ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder en de rechter-commissaris om de benodigde informatie te verstrekken, bleef de schuldenaar in gebreke. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de schuldenaar niet te verontschuldigen waren en dat de regeling daarom moest worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 4.100,66, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.