ECLI:NL:RBROT:2023:3761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1006 en FT EA 22/1008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gedwongen schuldregeling in faillissementszaak met betrekking tot saneringskrediet en schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door twee verzoekers. De verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij zij een betaling van 5,06% aan de preferente schuldeisers en 2,53% aan de concurrente schuldeisers hebben voorgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 januari 2023, waarbij één van de schuldeisers, [schuldeiser 2], niet akkoord ging met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in totaal € 64.575,82 aan schulden hebben, waarvan een aanzienlijk deel in handen is van [schuldeiser 2].

De rechtbank heeft overwogen dat de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat zij niet in staat zijn om een hogere uitkering aan hun schuldeisers te bieden. Verzoekster heeft geen inkomen uit arbeid en heeft medische klachten, maar er zijn geen medische stukken overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid bevestigen. De rechtbank concludeert dat de belangen van [schuldeiser 2] zwaarder wegen dan die van de verzoekers, omdat de aangeboden regeling niet in overeenstemming is met de belangen van alle schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 19 januari 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1..De procedure

Verzoekers hebben op 14 november 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij GGN, (hierna te noemen: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders B.V. (hierna te noemen: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 1] heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 30 november 2022, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van [schuldeiser 1] wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
De behandeling van bovengenoemde verzoeken stond gepland op 22 december 2022. Schuldhulpverlening heeft op 1 december 2022 namens verzoekers verzocht om de behandeling te verplaatsen in verband met omstandigheden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling verplaatst naar 12 januari 2023.
Schuldhulpverlening heeft op 23 december 2022 aanvullende stukken aan de rechtbank doen toekomen.
Ter zitting van 12 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • verzoekster;
  • mevrouw S. Luijten, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift twaalf schuldeisers. Eén schuldeiser heeft twee preferente vorderingen en één concurrente vordering. Daarnaast hebben elf schuldeisers twaalf concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 64.575,82 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van
18 augustus 2022 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,06% aan de preferente schuldeisers en 2,53% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Verzoekster is echter niet werkzaam. Schuldhulpverlening heeft in haar aanbiedingsbrief verklaard dat verzoekster geen startkwalificatie heeft tot de arbeidsmarkt. Daarnaast heeft verzoekster last van medische klachten en draagt zij de zorg voor haar drie kinderen, waarbij het middelste kind zich op het autismespectrum bevindt. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door hun budgetbeheerder voldaan.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekers geld hebben geleend bij familie en vrienden en dat zij dit nog terugbetalen. Volgens verzoekster zou er een totaal bedrag tussen de € 500,00 en € 1.000,00 zijn geleend.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij een MBO-niveau 2 diploma heeft en dat zij heeft gewerkt totdat haar middelste zoon werd geboren in 2017. Zij deed met name administratieve werkzaamheden. Verzoekster heeft voorts verklaard dat zij carpaal tunnelsyndroom heeft en hiervoor geopereerd moet worden. De herstelperiode bedraagt echter drie maanden. Met de zorg voor haar middelste zoon is het voor verzoekster niet mogelijk om drie maanden te herstellen.
Inmiddels stemmen elf schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 2] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 13.284,03 op verzoekers, welke 20,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 2] te kennen gegeven niet akkoord te willen gaan met het voorstel. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 2] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van [schuldeiser 2] een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 20,6% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat [schuldeiser 2] in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gewaarborgd is dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen.
Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een fulltime dienstverband van verzoeker. Verzoekster heeft echter geen inkomen uit arbeid. Verzoekster heeft carpaal tunnelsyndroom en zij moet hiervoor een operatie ondergaan. Verzoekster heeft verklaard dat dit niet mogelijk is in verband met de herstelperiode van drie maanden en de intensievere zorg die haar middelste zoon vraagt. Gebleken is dat verzoekster daarom nog niet actief heeft gesolliciteerd naar dienstbetrekkingen. Verzoekster heeft ter zitting wel verklaard dat zij werkervaring heeft als administratief medewerker en dat zij ook haar MBO-niveau 2 diploma heeft. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij arbeidsongeschikt is. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is daarom onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster (op den duur) niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekers blijvend is.
Daarnaast is uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting gebleken dat verzoekers geld hebben geleend bij familie en vrienden. Ter zitting is met hen besproken dat deze schulden meegenomen moeten worden in de regeling. Het kan immers niet zo zijn dat deze schuldeisers wel 100% van hun vordering uitbetaald krijgen en de overige schuldeisers niet.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser 2] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekers of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.
5.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.