ECLI:NL:RBROT:2023:3805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
10249057 VZ VERZ 22-14966
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regelingsvonnis in het kader van de pilot ‘De Rotterdamse Regelrechter’ met betrekking tot een geldlening en terugbetalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in het kader van de pilot ‘De Rotterdamse Regelrechter’. De aanvraagster, die in persoon procedeert, heeft een geschil aan de kantonrechter voorgelegd met betrekking tot een geldlening die zij aan de andere partij, [naam01], heeft verstrekt. De lening bedraagt in totaal € 4.562,-, met een terugbetalingsregeling in maandelijkse termijnen van € 1.000,-. Tot op heden heeft [naam01] echter niets terugbetaald, waardoor het verschuldigde bedrag is opgelopen tot € 6.641,90.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2023 is de aanvraagster verschenen, terwijl [naam01] vanwege ziekte niet fysiek aanwezig kon zijn. De kantonrechter heeft met instemming van de aanvraagster telefonisch contact opgenomen met [naam01], die akkoord ging met een aangepaste betalingsregeling van € 5.000,-, te voldoen in 10 maandelijkse termijnen van € 500,-. De aanvraagster heeft hiermee ingestemd.

De kantonrechter heeft vervolgens beslist dat [naam01] het bedrag van € 5.000,- moet betalen, met de eerste termijn uiterlijk op 1 april 2023. Indien [naam01] in gebreke blijft met de betalingen, wordt het resterende bedrag ineens opeisbaar, met wettelijke rente. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt en het griffierecht gelijk wordt verdeeld. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter W.J.J. Wetzels en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10249057 VZ VERZ 22-14966
uitspraak: 17 maart 2023 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, terzake de door partijen gezamenlijk voorgelegde zaak in het kader van de pilot ‘De Rotterdamse Regelrechter’ (artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)
in de zaak van
[aanvraagster01]
wonende te [woonplaats01] ,
aanvraagster,
die in persoon procedeert,
tegen
[naam01] ,
wonende te [woonplaats02] ,
partij ter andere zijde
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [aanvraagster01] ’ respectievelijk ‘ [naam01] ’.

1..Het geschil

[aanvraagster01] heeft de kantonrechter, in het kader van de pilot van de Rotterdamse Regelrechter, op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv, verzocht het tussen haar en [naam01] gerezen geschil te beslechten.
Het geschil gaat over het volgende. [aanvraagster01] heeft aan [naam01] geld uitgeleend. Partijen hebben een contract opgesteld waarin is afgesproken dat [naam01] een totaalbedrag van € 4.562,- euro aan [aanvraagster01] terugbetaalt in maandelijkse termijnen van € 1.000,-. Indien hij dat niet doet, wordt het restant bedrag elke maand verhoogd met 5%. Tot op heden heeft [naam01] niets terugbetaald.

2..De beoordeling

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2023 is [aanvraagster01] in persoon verschenen. Tijdens die zitting heeft [aanvraagster01] het schriftelijke contract dat tussen partijen is opgesteld aan de kantonrechter overhandigd. Uit dat contract blijkt de hiervoor bedoelde geldlening en de terugbetalingsverplichting van [naam01] met de maandelijkse termijnen van € 500,- elk. Omdat [naam01] tot op heden niets heeft terugbetaald is het door hem verschuldigde bedrag volgens [aanvraagster01] opgelopen tot een bedrag van € 6.641,90. Ter zitting heeft [aanvraagster01] te kennen gegeven bereid te zijn genoegen te nemen met terugbetaling van een bedrag van € 5.000,- door [naam01] , welk bedrag in maandelijkse termijnen mag worden afbetaald.
2.2.
Omdat [naam01] vanwege ziekte niet (fysiek) is verschenen, heeft de kantonrechter, met instemming van [aanvraagster01] , tijdens de zitting telefonisch contact met [naam01] gezocht. [naam01] heeft telefonisch verklaard akkoord te gaan met het bedrag van € 5.000,- en heeft laten weten in staat te zijn dat bedrag in 10 maandelijkse termijnen van € 500,- te voldoen. [aanvraagster01] heeft daarmee ingestemd.
2.3.
De kantonrechter zal dan ook beslissen conform deze betalingsregeling.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [naam01] om aan [aanvraagster01] te betalen een bedrag van € 5.000,-
staat [naam01] toe om voornoemd bedrag aan [aanvraagster01] te voldoen in 10 termijnen van € 500,-, waarvan de eerste termijn uiterlijk op 1 april 2023 moet zijn voldaan en de volgende termijnen telkens uiterlijk op de eerste dag van iedere daarop volgende maand;
verstaat dat de hiervoor bedoelde betalingsregeling vervalt, indien [naam01] in gebreke blijft met de stipte betaling van de maandelijkse termijnen van € 500,- elk en dat het dan nog resterende bedrag ineens en terstond opeisbaar is, waarbij [naam01] tevens vanaf dat moment de wettelijke rente verschuldigd is als bedoeld in artikel 6:119 BW tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en beide partijen het verschuldigde griffierecht in gelijke delen voor hun rekening nemen, in die zin dat iedere partij € 43,50 betaalt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
37555