ECLI:NL:RBROT:2023:3825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10.007974.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met gevangenisstraf en ISD-maatregel

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en kreeg een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van twee gereedschapskisten uit een lokbus, waarbij onvoldoende bewijs was dat de lokbus was opengebroken. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en de reclassering achtte het risico op recidive hoog. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn criminele verleden, nog een kans moest krijgen om zijn leven op orde te krijgen zonder onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank legde ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen op, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer 10.007974.23
Parketnummers TUL 10.198030.22 en 09.150445.21
Datum uitspraak 4 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I.C.M.E. Meissen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 10.198030.22 en 09.150445.21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte de lokbus heeft opengebroken met een schroevendraaier waarna hij de gereedschapskisten uit die bus heeft gestolen. De verklaring van de verdachte dat de lokbus niet op slot zat en de schroevendraaier in de lokbus lag en hij die daaruit heeft gepakt, is ongeloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat hij twee gereedschapskisten uit de lokbus heeft weggenomen. Hij ontkent dat hij dit heeft gedaan door de lokbus open te breken.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de lokbus is opengebroken. Er is niet nader omschreven hoe de lokbus – na het wegnemen van de gereedschapskisten door de verdachte – is aangetroffen, of er eventueel braaksporen waren en of er in de lokbus al dan niet een schroevendraaier lag. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat de verdachte heeft gerommeld aan het slot en dat hij daarbij een schroevendraaier in zijn hand had, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de lokbus daarmee heeft opengebroken. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de lokbus al eerder open was gebroken, nu deze al drie dagen op die plek geparkeerd stond.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 januari 2023 te Rotterdam,
- een gereedschapskoffer (merk: DeWalt) met daarin een boormachine (merk:
Dewalt) en- een gereedschapskoffer (merk: Makita),
die geheel aan de politie eenheid Rotterdam toebehoorden, uit een bestelauto (merk Fiat, type Doblo met kenteken [kenteken01] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Diefstal is een hinderlijk en veelvoorkomend feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerden. Om die reden was dan ook de lokbus ingezet door de politie. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee gereedschapskisten daaruit.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 3 oktober 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt, dat is aangevuld op 6 april 2023. Hieruit komt het volgende.
De reclassering acht het risico op recidive hoog. De verdachte is een stelselmatige dader en heeft problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding en financiën (hij heeft beperkt inkomen en schulden). Zijn houding is pro crimineel. De verdachte doet voorkomen open te staan voor reclasseringsbemoeienis, maar vindt dat het van twee kanten moet komen. Bij eerdere toezichten ziet de reclassering dat de verdachte moeite heeft met bemoeienis van de reclassering en vindt hij het lastig zich te conformeren aan voorwaarden. De verdachte lijkt een delictvrij bestaan te willen opbouwen, maar niet de middelen tot zijn beschikking te hebben om dit te realiseren. Er is een geruime tijd sprake van pro-crimineel gedrag, dat betrokkene niet lijkt te kunnen doorbreken, ondanks dat hij hier wel zijn motivatie voor uitspreekt. De reclassering acht dan ook diagnostiek wenselijk om meer zicht te krijgen op zijn psychosociaal functioneren en van daaruit een passend plan van aanpak te kunnen opstellen.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Om de kans op recidive terug te dringen is het van belang dat het gedrag en het gebrekkige coping mechanisme van de verdachte worden behandeld. De reclassering ziet de ISD-maatregel als meest aangewezen manier om dit te verwezenlijken en om het patroon van vastzitten, vrijkomen en terugvallen in delictgedrag te doorbreken. De hoge justitiële druk en duur van de ISD-maatregel is naar de mening van de reclassering de enige mogelijkheid om positieve gedragsverandering en stabiliteit in zijn leven te bewerkstelligen. Binnen de kaders van de ISD-maatregel kan nader persoonlijkheids-/psychologisch onderzoek en behandeling plaatsvinden.
Binnen deze maatregel is het naar mening van de reclassering van groot belang dat de intramurale fase niet te lang duurt. Er zal spoedig een plan van aanpak opgesteld moeten worden, waarbinnen geïndiceerd is dat er ingezet wordt op een meldplicht, persoonlijkheidsonderzoek, ambulante behandeling en eventueel begeleid wonen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte voldoet aan de eisen die artikel 38m Sr stelt om ISD op te leggen. Hij heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Volgens zijn justitiële documentatie is hij de afgelopen vijf jaar minimaal drie keer onherroepelijk tot gevangenisstraffen en taakstraffen veroordeeld. De in dit vonnis bewezen verklaarde diefstal is gepleegd na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de eisen van de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers’. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan, mede gelet op zijn eerdere veroordelingen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel in dit geval ook als meest passend moet worden beschouwd. De verdachte heeft momenteel op veel gebieden in zijn leven problemen. Hij vond het eerder lastig om hulp van de reclassering te accepteren en hield zich niet goed aan de voorwaarden. Verschillende pogingen om de verdachte te behandelen en hem te helpen met zijn problemen zijn mislukt. Hij lijkt niet zonder hulp van buitenaf zijn leven delictvrij te kunnen leven omdat hij daar de handvatten niet voor heeft.
Het strafblad van de verdachte is omvangrijk en de rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat de eerder opgelegde straffen er niet voor hebben gezorgd dat het criminele gedrag van de verdachte is gestopt. De rechtbank heeft dan ook serieus overwogen om de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar onvoorwaardelijk op te leggen.
Op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij in zijn voordeel meeweegt dat hij een stabiele relatie heeft, bij zijn vriendin kan verblijven en zelf via de gemeente één en ander geregeld heeft voor zijn schulden en op zoek is gegaan naar een baan, zal de rechtbank de verdachte nu echter nog een laatste kans geven om zijn leven op orde te krijgen zonder oplegging van die onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het is aan de verdachte om te laten zien dat hij ook zonder onvoorwaardelijke oplegging van die maatregel in staat is niet te vervallen in recidive.
Gelet op zijn verleden en de eerder mislukte trajecten wordt de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 3 jaar.
Nu de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de niet aflatende stroom aan door de verdachte gepleegde strafbare feiten en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 november 2022 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 8 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 9 december 2022.
Bij vonnis van 13 september 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van een poging tot diefstal met geweld, diefstal in vereniging en diefstal in vereniging met braak veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 september 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de vorderingen dienen te worden afgewezen gelet op de geëiste ISD-maatregel, waardoor toewijzing niet opportuun zou zijn.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging van de rechtbank Rotterdam. Met betrekking tot het vonnis van de rechtbank Den Haag is verzocht deze af te wijzen nu dat van hele andere orde is dan het vermogensdelict van onderhavig feit.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij hierboven genoemde vonnissen aan de verdachte opgelegde straffen van 7 dagen en 2 maanden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte van 7 dagen, van de bij vonnis van 24 november 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte van 2 maanden, van de bij vonnis van 13 september 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter, en mrs. K.Th. van Barneveld en J. van de Klashorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Rotterdam,
- een gereedschapskoffer (merk: DeWalt) met daarin een boormachine (merk:
Dewalt) en/of
- een gereedschapskoffer (merk: Makita),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de politie eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), in/uit een (bestel)auto (merk Fiat, type Doblo met kenteken [kenteken01] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )