ECLI:NL:RBROT:2023:3827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10.007066.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling met ISD-maatregel en verlenging proeftijd

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 6 januari 2023 te Hoogvliet Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk ramen van het metrostation Zalmplaat heeft vernield. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse. De officier van justitie, mr. N.A. van Manen, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte bekend was en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vernieling, wat overlast veroorzaakte voor de RET, reizigers en omwonenden. De verdachte had geen respect getoond voor andermans goederen en had verklaard de vernieling te hebben gepleegd om opgepakt te worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldeed aan de eisen voor oplegging van de ISD-maatregel, gezien zijn eerdere veroordelingen en het risico op recidive. De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op, zonder de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de RET, niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank wees het verzoek om voorlopige hechtenis op te heffen af, gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer 10.007066.23
Parketnummer TUL 10.170191.21
Datum uitspraak 4 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [detentieadres01] ,
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat in Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.170191.21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 januari 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
,opzettelijk en wederrechtelijk ramen van het metrostation Zalmplaat, die geheel aan RET toebehoorden heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van ramen van metrostation Zalmplaat. Dit is een vervelend feit dat overlast veroorzaakt voor de RET, reizigers en omwonenden. De verdachte heeft geen respect getoond voor goederen van anderen. Hij heeft verklaard dat hij de ramen heeft kapot gemaakt zodat hij zou worden opgepakt en de komende tijd binnen zou zitten, in plaats van dat hij op straat moest leven.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 14 april 2023 het rapport van 8 januari 2023 over de verdachte aangevuld. Deze rapporten houden samengevat het volgende in.
De verdachte heeft problemen op het gebied van psychosociaal functioneren, huisvesting, dagbesteding, inkomsten en cocaïnegebruik. Zijn zus speelt een positieve rol in zijn leven, verder zijn er geen beschermende factoren. Hij heeft een pro criminele houding en een negatieve houding ten opzichte van hulpverlening. Dit zorgt ervoor dat het risico op herhaling hoog blijft.
Doordat er veel criminogene factoren zijn en er sprake is van een instabiele leefsituatie, is de kans op recidive groot. Eerdere pogingen tot hulpverlening en begeleiding in het ambulante kader (waaronder toezicht, klinische opnamen en begeleid wonen) hebben geen resultaat gehad. De reclassering vindt dat dit mede komt doordat de verdachte niet gemotiveerd is. Om de kans op herhaling zo klein mogelijk te krijgen is het van belang dat zijn gedrag en de gebrekkige manier waarop hij met dingen omgaat worden behandeld. Om dit doel te behalen, ziet de reclassering de ISD-maatregel als meest aangewezen middel. Zij denkt dat hierdoor het patroon van vastzitten, vrijkomen en terugvallen wordt doorbroken. Door de hoge druk en de duur van de ISD-maatregel is dit volgens de reclassering de enige mogelijkheid om een positieve gedragsverandering en stabiliteit in het leven van de verdachte te krijgen. Ook vindt zij de maatregel gewenst om de maatschappij te beveiligen. Aan de rechtbank wordt daarom geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte voldoet aan de eisen die artikel 38m Sr stelt om ISD op te leggen. Hij heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Volgens zijn justitiële documentatie is hij de afgelopen vijf jaar minimaal drie keer onherroepelijk tot gevangenisstraffen en taakstraffen veroordeeld. De in dit vonnis bewezen verklaarde vernieling is gepleegd na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de eisen van de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers’. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan, mede gelet op zijn eerdere veroordelingen.
De verdachte heeft momenteel op heel veel gebieden in zijn leven problemen. Hierdoor blijft hij strafbare feiten plegen. Hulp bij deze problemen vindt hij niet echt nodig, hij wil alleen hulp bij huisvesting. Het lijkt erop dat hij voor het overige vooral met rust gelaten wil worden. Verschillende pogingen om de verdachte te behandelen en te helpen met zijn problemen zijn dan ook mislukt. Hulpverlening komt niet van de grond omdat hij niet gemotiveerd genoeg is en niet genoeg inzicht lijkt te hebben in zijn problematiek. Een strak juridisch kader is de enige mogelijkheid om het leven van de verdachte te stabiliseren en op die manier te laten stoppen met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank stelt vast dat de eerder opgelegde straffen er niet voor hebben gezorgd dat het criminele gedrag van de verdachte is gestopt. De rechtbank sluit zich daarom aan bij de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel nodig is.
Gelet op de steeds weer veroorzaakte overlast en schade door de verdachte, staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Het is belangrijk dat er voldoende tijd wordt genomen met de verdachte om de ISD-maatregel positief af te ronden. Op die manier kan hij tijdens de behandeling genoeg leren, waardoor hij, als hij vrijkomt, niet opnieuw het verkeerde pad op gaat. Daarnaast moet de maatschappij voorlopig tegen hem worden beschermd. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt daarom niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
Voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de raadsman is bepleit, ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen aanleiding. De verdachte heeft al meerdere keren een ‘laatste kans’ gehad en is toch opnieuw de fout ingegaan.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft de RET zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan materiële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij heeft de vordering niet onderbouwd. De rechtbank kan daardoor de omvang van de schade niet vaststellen.
De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 februari 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld, diefstal met braak en diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 11 maart 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat gelet op de geëiste ISD-maatregel de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, althans de proeftijd dient te worden verlengd met één jaar. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht indien de ISD-maatregel voorwaardelijk wordt opgelegd, de vordering tenuitvoerlegging wel wordt toegewezen.
9.3.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de vordering niet kan worden toegewezen gelet op de bepleite oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding de tenuitvoerlegging te gelasten, gelet op het karakter van die maatregel. In plaats daarvan wordt daarom de proeftijd verlengd met één jaar.

10..Voorlopige hechtenis

10.1.
Standpunt verdediging
Verzocht is om de voorlopige hechtenis op de uitspraakdatum op te heffen.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen.
10.3.
Beoordeling
Nu aan de verdachte de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar wordt opgelegd, zal het verzoek om de voorlopige hechtenis op de uitspraakdatum op te heffen worden afgewezen.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
verklaart de benadeelde partij RET niet-ontvankelijk in de vordering;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 24 februari 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter, en mrs. K.Th. van Barneveld en J. van de Klashorst rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 januari 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen van het metrostation Zalmplaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan RET, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )