Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, dat op 22 november 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft de moeder, die recentelijk het ouderlijk gezag over beide kinderen heeft teruggekregen, als belanghebbende aangemerkt. De kinderen hebben een belast verleden, waarbij zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld, en hebben specifieke opvoedbehoeften die de moeder niet kan vervullen. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Tijdens de zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige02] recentelijk weer bij de moeder woont, maar dat de situatie nog kwetsbaar is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er een jeugdbeschermer betrokken moet worden om de situatie te monitoren en passende hulpverlening te bieden. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlenen, met als doel de verzorging en opvoeding van de kinderen te waarborgen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door de kinderrechter, mr. A. Verweij, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.