ECLI:NL:RBROT:2023:387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648204 / JE RK 22-2678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing na terugkrijgen ouderlijk gezag in hoger beroep

Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, dat op 22 november 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft de moeder, die recentelijk het ouderlijk gezag over beide kinderen heeft teruggekregen, als belanghebbende aangemerkt. De kinderen hebben een belast verleden, waarbij zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld, en hebben specifieke opvoedbehoeften die de moeder niet kan vervullen. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Tijdens de zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige02] recentelijk weer bij de moeder woont, maar dat de situatie nog kwetsbaar is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er een jeugdbeschermer betrokken moet worden om de situatie te monitoren en passende hulpverlening te bieden. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlenen, met als doel de verzorging en opvoeding van de kinderen te waarborgen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door de kinderrechter, mr. A. Verweij, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/648204 / JE RK 22-2678
datum uitspraak: 3 januari 2023

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01]
,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2010 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.L. Witteveen, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 22 november 2022, ingekomen bij de griffie op 22 november 2022,
- de verleningsbeslissing van het college van burgemeester en wethouders van
24 november 2022, ingekomen bij de griffie op 25 november 2022,
- het e-mailbericht van mr. Witteveen van 7 december 2022,
- het e-mailbericht van de Raad van 3 januari 2023, met bijgevoegd de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 21 december 2022, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2023 (kenmerk 200.311.362/01).
Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan dhr. [naam03] als partner van de moeder.
[voornaam minderjarige02] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
[voornaam minderjarige01] heeft haar mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

De feiten

Door de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 21 december 2022 (zaaknummer 200.311.362/01) wordt het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] weer uitgeoefend door de moeder, nadat het gezag van de moeder bij beschikking van deze rechtbank van 1 maart 2022 was beëindigd en de GI tot voogd werd benoemd.
[voornaam minderjarige02] woont bij de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Bij beschikking van 21 december 2012 zijn [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld.
De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige02] is op 23 augustus 2021 voor het laatst verlengd tot 30 augustus 2022.
De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] is op 25 juni 2021 voor het laatst verlengd tot 1 juli 2022. Bij beschikking van 1 februari 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 1 juli 2022.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verzocht voor de duur van een jaar. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van een jaar.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is recentelijk een mondelinge behandeling geweest bij het gerechtshof Den Haag, betreffende het hoger beroep van de moeder tegen de uitspraak van deze rechtbank tot gezagsbeëindiging. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een gezagsbeëindigende maatregel niet langer op zijn plek was, omdat er nieuwe ontwikkelingen zijn ten aanzien van [voornaam minderjarige02] . [voornaam minderjarige02] verblijft sinds kort weer thuis bij de moeder, nadat zij niet meer welkom bleek te zijn in het gezinshuis waar zij tot die tijd verbleef. De gronden voor de gezagsbeëindigende maatregel zijn daardoor komen te vervallen.
Een ondertoezichtstelling voor beide kinderen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is nodig om de nieuwe ontwikkelingen in goede banen te leiden. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] kennen een belast verleden waarin zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Beide kinderen hebben kindeigen problematiek. [voornaam minderjarige01] heeft opvoedbehoeften die bovengemiddelde opvoedvaardigheden van haar opvoeder(s) vragen. De moeder kan dit niet aan [voornaam minderjarige01] bieden, wat maakt dat het noodzakelijk is dat [voornaam minderjarige01] elders opgroeit. [voornaam minderjarige01] verblijft op dit moment bij een perspectiefbiedend gezinshuis. De moeder staat achter deze plaatsing. Binnen de ondertoezichtstelling dient te worden ingezet op hulpverlening voor de moeder en de opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige02] en de kinderen zelf.

Het standpunt van de GI

De GI schaart zich achter het verzoek van de Raad. De GI is niet tevreden met de gang van zaken rondom de situatie van [voornaam minderjarige02] in het gezinshuis. Het gezinshuis kon [voornaam minderjarige02] niet langer de hulp bieden die zij nodig heeft, waardoor zij daar niet langer kon verblijven. Daarop is besloten om [voornaam minderjarige02] terug bij haar moeder te plaatsen. De moeder woont samen met haar partner. Deze situatie is nog pril, maar het lijkt tot nu toe goed te gaan. [voornaam minderjarige02] is vanwege haar problematiek aangemeld bij Fier, omdat ambulante hulpverlening niet toereikend lijkt te zijn. Daarnaast is er een aanmelding gedaan voor opvoedondersteuning vanuit CoachPoint voor het gezin. Op dit moment is er echter nog geen hulp beschikbaar, hetgeen de GI erg zorgelijk vindt gezien de kwetsbaarheid van de nieuwe situatie. Er dient dan ook zo snel mogelijk hulp te komen voor het gezin. De GI heeft ambulante spoedhulp overwogen, maar hiervoor dient sprake te zijn van een acute crisissituatie en daarvan is geen sprake.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. [voornaam minderjarige01] verblijft inmiddels op een perspectiefbiedende plek die goed voor haar is. Daarnaast is deze plek in de buurt van de moeder en de stiefvader. Onlangs zijn er nieuwe omgangsafspraken gemaakt, waarbij [voornaam minderjarige01] met oud en nieuw een nachtje thuis heeft geslapen. Dat is goed verlopen. De moeder wil graag dat de omgang met [voornaam minderjarige01] wordt uitgebreid. Daarnaast hoopt zij dat er binnen een jaar een overdracht naar het vrijwillig kader kan plaatsvinden, omdat de moeder meewerkt aan de hulpverlening. De moeder is blij dat [voornaam minderjarige02] weer thuis woont, maar het is noodzakelijk dat er zo snel mogelijk hulverlening wordt gestart in de thuissituatie. Er is momenteel geen hulp en [voornaam minderjarige02] gaat niet naar school. Dit terwijl [voornaam minderjarige02] persoonlijke problematiek en verschillende trauma’s heeft waarvoor zij behandeling behoeft. De opvoedondersteuning vanuit CoachPoint dient zo snel mogelijk van de grond te komen. Als dit niet mogelijk is, dient ambulante spoedhulp in de thuissituatie serieus in overweging te worden genomen om te voorkomen dat het - ondanks de inzet van de moeder en de stiefvader - opnieuw misgaat.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben eerder onder toezicht gestaan vanwege het huiselijk geweld tussen de ouders in het verleden en waarvan zij getuige zijn geweest. Beide kinderen hebben forse kindeigen problematiek. [voornaam minderjarige01] is inmiddels al een geruime tijd uit huis geplaatst omdat zij een specifieke en bovengemiddelde opvoedvraag heeft waar de moeder niet aan kan voldoen. [voornaam minderjarige01] verblijft op dit moment op een perspectiefbiedende plek en de moeder stemt in met deze plaatsing.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige02] is er een positieve ontwikkeling zichtbaar, in die zin dat zij weer bij de moeder verblijft en dat dit op dit moment goed gaat. Deze situatie is echter nog heel pril en vraagt veel van de moeder. Het is van groot belang dat er zo spoedig mogelijk opvoedondersteuning bij de moeder thuis kan worden ingezet. De inzet van CoachPoint lijkt daarvoor passend te zijn en het kan niet zo zijn dat daarop gewacht moet worden vanwege onduidelijkheid over de vraag wie de rekening betaalt voor die hulpverlening. Dit is ontoelaatbaar gelet op de kwetsbaarheid van [voornaam minderjarige02] en wat zij al niet heeft mee gemaakt. Voorkomen moet worden dat zij wederom een teleurstelling moet ondergaan en opnieuw uit huis moet worden geplaatst. Het is onaanvaardbaar dat deze situatie dreigt te ontstaan door stagnatie in de financiering.
Door de complexiteit en de kwetsbaarheid van de nieuwe situatie is het van groot belang dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt bij het gezin, die zicht kan houden op de situatie en die passende hulpverlening in kan zetten.
De moeder staat open voor alle hulpverlening en staat achter de plaatsing van [voornaam minderjarige01] in het gezinshuis. De GI dient dan ook de komende periode te bezien of de situatie voor beide kinderen voldoende stabiel is en de hulpverlening kan worden overgedragen naar het vrijwillig kader.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Rotterdam, met ingang van 3 januari 2023 tot 3 januari 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 3 januari 2023 tot 3 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.