In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, vanwege de complexe scheiding van de ouders en de daaruit voortvloeiende spanningen die leiden tot een loyaliteitsconflict bij de minderjarige. De ouders, [moeder01] en [vader01], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt problematisch, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] bedreigt. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west aanwezig waren.
De Raad heeft aangegeven dat de spanningen tussen de ouders voelbaar zijn voor [voornaam minderjarige01], die aangeeft niet meer naar zijn vader te willen. De vader is van mening dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging te adresseren, terwijl de moeder vreest dat dit averechts zal werken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al verschillende pogingen zijn gedaan om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar dat deze niet succesvol zijn geweest. De kinderrechter oordeelt dat de situatie van [voornaam minderjarige01] kwetsbaar is en dat er een regievoerder nodig is om de hulpverlening te coördineren.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om [voornaam minderjarige01] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, met ingang van 14 april 2023 tot 14 april 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na betekening.