4.2.Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde
Standpunt verdedigingDe verdediging heeft vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad om de verkeersregels in ernstige mate te schenden.
Is het rijgedrag van de verdachte zodanig geweest dat er sprake is van overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet (WVW)?
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden,
( b) of zij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of zij dat opzettelijk heeft gedaan en
( d) of daardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
a. De verkeersregels
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte de verkeersregels in zeer ernstige mate heeft geschonden door met haar auto met een snelheid van 79 km per uur op een kruising door het rode licht te rijden, terwijl de ter plaatse maximum toegestane snelheid (ten hoogste) 50 km per uur was en het stoplicht al 0,96 seconden op rood stond. De verdachte is vervolgens met haar auto in botsing gekomen met een op die kruising overstekende auto, die (wel) groen licht had en (dus) voorrang had.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft betrekking op ernstig
verkeersgevaarlijkgedrag. In deze zaak heeft de verdachte verschillende voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels in zeer ernstige mate en deels in onderlinge samenhang geschonden. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat eerder het stoplicht enige tijd op geel heeft gestaan, hetgeen betekent: stoppen als dat op een verkeersveilige manier kan. Het verkeersgedrag van de verdachte heeft rechtstreeks en voorzienbaar tot een zeer gevaarlijke (verkeers)situatie geleid.
c. Opzettelijk
De verdachte heeft deze verkeersregels opzettelijk geschonden. Het gas geven en door rood rijden zijn in dit geval immers bewuste, wilsgerichte handelingen van de verdachte, waarbij deze handelingen hebben geleid tot de beschreven verkeersgevaarlijke situatie. Het verweer van de raadsvrouw wordt op basis hiervan verworpen.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels reëel voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid is het voor ieder normaal mens, en dus ook voor de verdachte, voorzienbaar dat door haar rijgedrag op een druk kruispunt midden in het centrum van Rotterdam een zeer gevaarlijke verkeersituatie kon ontstaan. Door het rijgedrag van de verdachte had een nog ernstiger verkeersongeval kunnen ontstaan, met als gevolg dodelijk of zeer ernstig letsel voor medeweggebruikers en inzittenden in de auto van verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 5a WVW.