ECLI:NL:RBROT:2023:388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648409 / JE RK 22-2715
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2017. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI) tot machtiging voor uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening. De ouders van [voornaam minderjarige01] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en de vader hun standpunten hebben gepresenteerd. De moeder heeft erkend niet in staat te zijn om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen, terwijl de vader verweer heeft gevoerd tegen de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat het beter gaat met de minderjarige sinds zij bij hem verblijft.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de betrokkenen gehoord, waaronder de stiefmoeder van de minderjarige. Uit de stukken en de zitting blijkt dat er zorgen zijn over de thuissituatie bij zowel de moeder als de vader, maar dat er ook twijfels zijn over de actualiteit van de informatie van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor een uithuisplaatsing onvoldoende aanwezig zijn en dat er mogelijkheden zijn voor intensieve hulpverlening in de thuissituatie.

De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen en besloten dat [voornaam minderjarige01] bij de vader en stiefmoeder kan verblijven, met de nodige hulpverlening. De moeder heeft zich niet verzet tegen deze beslissing, en er is afgesproken dat het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder op vrijdag zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft benadrukt dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid moet komen over het gedrag van [voornaam minderjarige01] en dat de hulpverlening hierop moet worden afgestemd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/648409 / JE RK 22-2715
datum uitspraak: 3 januari 2023

beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de zitting van 9 december 2022 in deze rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de briefrapportage van de GI met bijlagen van 28 december 2022, ingekomen bij de griffie op 29 december 2022.
Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de stiefmoeder, mw. [naam03] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 14 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 22 februari 2023.
Op de zitting van 9 december 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI handhaaft ter zitting het verzoek en verwijst naar de briefrapportage. Uit de informatie van AMZO blijkt dat zowel de moeder als de stiefmoeder de situatie thuis met [voornaam minderjarige01] niet meer aankunnen. Dit leidt ertoe dat er niet-wenselijke situaties ontstaan tussen de ouders onderling en tussen de ouders en de kinderen. De vader bagatelliseert de zorgen en geeft hierbij de schuld aan de moeder en de stiefmoeder. Vanuit AMZO wordt gezien dat de vader moeite heeft om een realistisch beeld van de kinderen te schetsen, daar hij ook moeite ondervindt in het bieden van kaders, structuur, duidelijkheid en daarmee ook de veiligheid. De vader evenals de stiefmoeder hebben sinds de beslissing tot aanvraag uithuisplaatsing aangegeven geen problemen meer te ondervinden in de opvoeding van [voornaam minderjarige01] , hetgeen AMZO betwijfelt omdat er in de oudervaardigheden nog niets is veranderd. De vader wil graag weekendpleegzorg voor [voornaam minderjarige01] en doordeweeks zelf voor [voornaam minderjarige01] zorgen, desnoods alleen. Gezien de vele wisselingen in verblijfplaats die er nu zijn voor [voornaam minderjarige01] , met daarbij een opvoedklimaat waar onvoldoende rust en regelmaat wordt geboden voor de problematiek die [voornaam minderjarige01] laat zien, is de GI van mening dat weekendpleegzorg niet toereikend is. Een stabiele opvoedomgeving met een duidelijke structuur en vaste omgangsmomenten met haar beide ouders en broers is in het belang van [voornaam minderjarige01] . De GI verzoekt daarom de voltijd plaatsing van [voornaam minderjarige01] in een pleeggezin. Daarbij is het belangrijk dat de ouders de komende periode oudertraining krijgen vanuit AMZO, zodat er rust kan ontstaan in het gezin en [voornaam minderjarige01] op den duur terug naar huis kan.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder erkent dat zij op dit moment niet in staat is om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. Het is nodig dat de ouders eerst hulp krijgen om met de problematiek van [voornaam minderjarige01] om te gaan. Mocht de kinderrechter het verzoek afwijzen en tot een volledige plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader overgaan, wil de moeder graag dat de vrijdag het vaste omgangsmoment wordt tussen haar en [voornaam minderjarige01] .
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Het gaat beter met [voornaam minderjarige01] bij de vader thuis sinds zij doordeweeks bij AMZO verblijft. De vader heeft afgelopen weekend voor beide kinderen gezorgd zonder problemen. De kinderen maken wel af en toe ruzie, maar dit komt meer voort uit jaloezie vanuit [broer minderjarige01] dan vanuit problematisch gedrag van [voornaam minderjarige01] . De informatie vanuit AMZO is niet meer actueel. Daarnaast wordt door de vader aangevoerd dat de mogelijkheden om [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie op te vangen door AMZO onvoldoende zijn benut. Er zou meer moeten worden ingezet op hulp in de thuissituatie bij de vader. Een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] zal haar meer schade opleveren dan dat het haar goed doet.
De stiefmoeder heeft ter zitting aangegeven dat de informatie vanuit AMZO achterhaald is, in die zin dat het dateert van een tijd geleden en dat er al lange tijd geen contact is geweest tussen AMZO en de vader en de stiefmoeder over [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] heeft sinds dat ze alleen bij de vader en de stiefmoeder verblijft, een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [voornaam minderjarige01] is rustiger als haar broer [broer minderjarige01] er niet bij is. Dit wordt door AMZO echter niet benoemd in de rapporten. De vader en de stiefmoeder staan open voor hulpverlening in de thuissituatie als [voornaam minderjarige01] volledig bij hen zou komen te wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het verblijf van [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie bij zowel de vader als de moeder voor onveilige situaties zorgt. [voornaam minderjarige01] kan verbaal en fysiek agressief worden, waarbij zij het gezag van haar ouders niet of onvoldoende accepteert. Met name de moeder en de stiefmoeder hebben in het verleden meerdere keren aangegeven dat de situatie thuis onhoudbaar is geworden en dat het hen niet lukt het gedrag van [voornaam minderjarige01] te keren. AMZO bevestigt deze zorgen in haar rapportage van 28 december 2022. De kinderrechter betwijfelt echter of de informatie van AMZO, waarop de GI de handhaving van haar verzoek baseert, actueel is. Het is op basis van de beschikbare informatie niet mogelijk een oordeel te vormen over de huidige situatie. Zowel de vader als de stiefmoeder hebben ter zitting aangegeven dat de omgangsmomenten met [voornaam minderjarige01] in de weekenden de afgelopen periode goed zijn verlopen en dat [voornaam minderjarige01] rustiger is als haar broer er niet bij is. Bovendien is de kinderrechter van oordeel dat niet blijkt dat voldoende is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie bij de vader en de stiefmoeder op te vangen. Zo zou er meer kunnen worden ingezet op huisbezoeken en op Video Interactie Begeleiding (VIB), zodat er zicht komt op de interactie tussen de vader, stiefmoeder en [voornaam minderjarige01] en zij inzicht krijgen in de effecten van hun handelen op [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een uithuisplaatsing onvoldoende aanwezig zijn. Een uithuisplaatsing is een ingrijpend middel dat [voornaam minderjarige01] gezien haar jonge leeftijd nu mogelijk meer schade toebrengt doordat zij uit haar vertrouwde omgeving wordt gehaald, terwijl er nog mogelijkheden aanwezig zijn om haar met intensieve hulpverlening thuis in die omgeving te houden. Het verzoek tot een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] zal daarom worden afgewezen. Er dient te worden overgegaan op een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader en stiefmoeder. Ter zitting heeft de moeder zich hiertegen niet verzet.
De vader en de stiefmoeder hebben ter zitting aangegeven open te staan voor hulpverlening. Nu [voornaam minderjarige01] van maandag tot en met donderdag (overdag) bij AMZO verblijft en op vrijdag bij de moeder, zal de hulpverlening in de thuissituatie moeten worden ingezet op de tijden dat [voornaam minderjarige01] bij de vader en de stiefmoeder is. Het is voorts belangrijk dat het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder blijft bestaan op een vast omgangsmoment en dat is (nu) op vrijdag. Dit geeft [voornaam minderjarige01] duidelijkheid en dat is voor haar van belang. Tot slot overweegt de kinderrechter dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid dient te komen over de oorzaak van het gedrag van [voornaam minderjarige01] , zodat daarmee in de hulpverlening rekening kan worden gehouden en kan worden bezien of er meer of andere hulpverlening nodig is.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.