ECLI:NL:RBROT:2023:3945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10/024822-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige aangeefster, meermalen gepleegd, vrijspraak van strafverzwarende omstandigheden en verleiding tot ontucht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van ontucht met twee minderjarige aangeefsters. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ontucht met de eerste aangeefster, omdat niet is bewezen dat zij in een afhankelijkheidsrelatie tot de verdachte stond. De rechtbank oordeelde dat de aangeefster niet onder de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte viel, aangezien zij geen lessen meer volgde bij hem en de reis naar de Balkan niet door de school was georganiseerd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gezagsrelatie, ondanks het leeftijdsverschil tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte werd ook vrijgesproken van de verleiding tot ontucht met de tweede aangeefster, omdat er geen bewijs was dat hij misbruik had gemaakt van zijn rol als docent of reisleider. De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de tweede aangeefster, die op het moment van de feiten vijftien jaar oud was. De verdachte heeft dit bekend. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verlies van werk en de impact van de strafzaak op zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/024822-22
Datum uitspraak: 26 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en voortzetting van de ambulante behandeling bij polikliniek De Waag te Gouda.

4.Motivering vrijspraak

4.1.
Feit 2: Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde. Zij concludeert dat er geen sprake was van een gelijkwaardige relatie en baseert dat op de drie rollen die de verdachte had in het leven van aangeefster. Hij was haar docent, reisleider en mentor in de kerk. Mede gezien het grote leeftijdsverschil tussen beiden was sprake van ongelijkwaardigheid. De aangeefster mocht van haar ouders mee op examenreis door de Balkan, omdat het een georganiseerde reis met begeleiding was. De leerlingen – allen leerlingen van het [school01] – mochten niet zonder toestemming van de verdachte de groep verlaten en de verdachte bepaalde wie mee mocht op reis. Tijdens de reis hebben voor het eerst seksuele handelingen plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangeefster. Deze bestonden mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Dit contact was stiekem. De aangeefster vond bepaalde seksuele handelingen niet leuk, maar durfde dat niet te laten merken. Zij noemde het geen gelijkwaardige relatie. Daarbij heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn rol als docent. Door de aangeefster een oude toets te overhandigen waarop hij iets had geschreven, heeft hij de gezagsverhouding benadrukt.
4.1.2.
Beoordeling
Primair
Vooropgesteld wordt dat artikel 249, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) bescherming beoogt te bieden aan een specifieke groep minderjarigen, die vanwege een min of meer grote mate van afhankelijkheid ten opzichte van de dader en waaraan de dader een zeker overwicht kan ontlenen, minder weerstand aan die dader kunnen bieden dan anderen in een vergelijkbare situatie.
In de eerste plaats dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de aangeefster ten opzichte van de verdachte, doordat zij aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid was toevertrouwd in de rol van docent en/of reisleider.
Vast staat dat tijdens de ten laste gelegde periode niet langer sprake was van een docent-leerling relatie. Aangeefster [slachtoffer01] volgde op dat moment geen lessen meer bij de verdachte en had haar diploma inmiddels behaald. Verder geldt dat de reis naar de Balkan geen examenreis was, omdat de reis niet door school werd georganiseerd en niet alleen net-geslaagde leerlingen meereisden. De verdachte heeft verklaard dat de reizigers vrij waren om te doen wat zij wilden. Dit sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer01] dat zij gedurende de reis niet het gevoel had afhankelijk te zijn van de verdachte en dat hij geen macht over haar had. Zij zag hem als
‘gewoon’een gezellige reisleider en
‘een vakantieliefde’.
Gelet op dit een en ander was de positie van de verdachte als reisleider dan ook niet dusdanig dat gezegd kan worden dat de aangeefster daardoor aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.
Anders dan door de officier van justitie gesteld, was de omgang niet stiekem. De families van de aangeefster en de verdachte zijn op enig moment op de hoogte gesteld van hun omgang en hij is meerdere keren bij haar ouders thuis geweest. Daar komt bij dat de aangeefster het contact op eigen initiatief heeft beëindigd, naar eigen zeggen omdat zij er klaar mee was. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de aangeefster binnen deze relatie kwetsbaar was. De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat geen sprake is geweest van een gezags-/afhankelijkheidsrelatie in de zin van artikel 249, eerste lid, Sr. Het enkele leeftijdsverschil tussen de verdachte (28) en [slachtoffer01] (17) is daarvoor – onder de geschetste omstandigheden – onvoldoende. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit feit.
Subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat de aangeefster evenmin is verleid tot ontuchtige handelingen, als bedoeld in artikel 248a Sr. Gelet op het hiervoor overwogene, is immers niet vastgesteld dat sprake is geweest van enig overwicht van de verdachte in zijn functie van docent of die van reisleider, zodat hij daarvan ook geen misbruik heeft gemaakt om [slachtoffer01] te verleiden ontuchtige handelingen te plegen, dan wel te dulden. De verdachte wordt ook hiervan vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1: Bewijswaardering
Vooropgesteld wordt dat niet ter discussie staat dat de verdachte en aangeefster [slachtoffer02] seksuele handelingen hebben verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, die toen de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaar had bereikt. [slachtoffer02] was op dat moment vijftien jaar oud. De verdachte heeft dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde bekend.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer02] aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd vanwege zijn gezagspositie bij de kerk en in de hoedanigheid van docent op de scholengemeenschap waar de aangeefster les kreeg. Docenten hebben – in algemene zin – ook gezag over leerlingen waaraan zij geen les geven. Dit geldt ook voor leerlingen die les krijgen op een andere locatie van dezelfde scholengemeenschap, aldus de officier van justitie. De raadsman heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat niet kan worden gezegd dat [slachtoffer02] aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is dus of sprake is geweest van een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in artikel 248, tweede lid, Sr, dat een strafverzwarende omstandigheid vormt ten opzichte van bovengenoemde gedraging, welke gedraging strafbaar is gesteld in artikel 245 Sr.
De aangeefster [slachtoffer02] en de verdachte kenden elkaar via de zus van de aangeefster, [slachtoffer01] , waar de verdachte tot kort voor de ten laste gelegde periode een relatie mee had. De rechtbank stelt vast dat de verdachte weliswaar lesgaf op de scholengemeenschap waar ook de school van de aangeefster toe behoorde, maar dat hij de aangeefster zelf geen les heeft gegeven en dat hij evenmin doceerde op de locatie waar de aangeefster les kreeg. Gezien het vorenstaande en nu ook niet is gebleken dat de verdachte in de rol van docent op een andere manier invloed kon uitoefenen op [slachtoffer02] , kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een afhankelijkheidsrelatie in de hierboven bedoelde zin. Dit betekent dat niet bewezen is dat de minderjarige aangeefster aan de zorg, opleiding en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte meermalen met de aangeefster, die de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaar had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot (algehele) vrijspraak van dit feit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode 12 december 2021 tot 7 januari 2022 te Dordrecht en te Ottoland, gemeente Molenlanden, met [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum02] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en haar mond en
- het brengen van een of meer van zijn vingers in haar vagina en
- het brengen van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of het likken van haar vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- het betasten en/of strelen van haar borsten en van andere lichaamsdelen en
- het zich door haar laten aftrekken en
- het tongzoenen van/met haar
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte (ten tijde van het feit 28 jaar) heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van 15 jaar. De verdachte wist dat het slachtoffer 15 jaar oud en nog maagd was, maar dat heeft hem niet weerhouden van het plegen van het strafbare feit. Minderjarigen worden in het algemeen onvoldoende in staat geacht hun seksuele integriteit te bewaken, waardoor zij beschermd (moeten) worden tegen zichzelf en anderen die in dat verband misbruik van hen willen maken. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte heeft zijn lustgevoelens vooropgesteld zonder oog te hebben voor de mogelijk nadelige psychische gevolgen of gevolgen voor de seksuele ontwikkeling die het feit op de lange termijn bij het slachtoffer teweeg zou kunnen brengen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 31 mei 2022 en 27 maart 2023 rapporten over de verdachte opgemaakt. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten. De rapporten houden, voor zover van belang, het volgende in.
De verdachte heeft door de strafzaak zijn baan verloren en zijn leven is flink ontregeld geraakt. Hij heeft inmiddels een andere baan gevonden buiten het onderwijs, maar verdient hier minder mee dan toen hij nog docent was. Daarnaast zorgen de aankoop van een woning en hoge advocaatkosten voor financiële problemen. Zijn seksuele voorkeur ligt niet bij minderjarigen. De situatie is ontstaan door een samenloop van omstandigheden. De verdachte voert ambulante gesprekken bij De Waag. Hij houdt zich goed aan de gemaakte afspraken met de reclassering en de forensische polikliniek. De reclassering en de behandelaar bij De Waag achten het recidiverisico op seksueel contact met minderjarigen om deze redenen laag. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en voortzetting van de ambulante behandeling bij De Waag.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal in dit specifieke geval echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is van belang dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, maar daarbij is ook gelet op de proceshouding van de verdachte en de impact die de strafzaak al op zijn leven heeft gehad en nog zal gaan hebben. De verdachte heeft vrijwel direct na ontdekking van het feit zijn verantwoordelijkheid genomen door de ouders van de aangeefster te bellen, zijn handelen toe te geven en ambulante hulp te zoeken. Hij heeft openheid van zaken gegeven in de verhoren bij de politie en zijn medewerking verleend aan het opstellen van de reclasseringsadviezen. De rechtbank heeft verder meegewogen de media-aandacht die er was voor zijn zaak, het gegeven dat hij zijn baan en daarmee een fors deel van zijn inkomen is verloren, en dat hij niet meer naar de kerk kan waar hij naartoe ging.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf van de maximale duur opleggen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
en stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk vindt. De reclassering neemt contact op met de veroordeelde voor de eerste afspraak. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde draagt de verantwoordelijkheid telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij.
2. dat de veroordeelde de reeds ingezette behandeling bij de forensische polikliniek De Waag te Gouda voortzet. De behandeling duurt zo lang de behandelaar dit, in overleg met de reclassering, noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft ten aanzien van de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 240 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
210 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
105 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. K. Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en T. Nauta, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.D. Schmahl en B.A.M. Elst, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
12 december 2021 tot en met 07 januari 2022
te Sliedrecht en/of te Dordrecht en/of te Ottoland, gemeente Molenlanden, althans
in Nederland,
met [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum02] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt en die een aan verdachtes zorg, opleiding
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02]
, te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of haar mond en/of
- het brengen van een of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
- het brengen van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
het likken van haar vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- het betasten en/of strelen van haar borsten en/of van andere lichaamsdelen en/of
- het zich door haar laten aftrekken en/of
- het tongzoenen van/met haar;
( art 245 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
16 juli 2021 tot en met 12 november 2021
te Sliedrecht, in elk geval in Nederland en/of te Bosnië en/of te Albanië, en/of elders
in de Balkan,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum01] 2003, te weten
door
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of haar mond en/of
- het brengen van een of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
- het brengen van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
het likken van haar vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- het betasten en/of strelen van haar borsten en/of van andere lichaamsdelen en/of
- het zich door haar laten aftrekken en/of
- het tongzoenen van/met haar,
zulks terwijl die [slachtoffer01] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd
(immers was verdachte docent economie aan het [school01] en had
lesgegeven aan die [slachtoffer01] en/of was verdachte begeleider/reisleider tijdens
de examenreis van die [slachtoffer01] );
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
16 juli 2021 tot en met 12 november 2021
te Sliedrecht, althans in Nederland en/of te Bosnië en/of Albanië, en/of elders in de
Balkan,
door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit het (aanzienlijke)
leeftijdsverschil en/of de relatie tussen hem verdachte, in de hoedanigheid van
(ex)docent en die [slachtoffer01] als scholiere/leerling,
[slachtoffer01] , geboren op13 november 2013, die de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, te weten door
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of haar mond en/of
- het brengen van een of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
- het brengen van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
het likken van haar vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- het betasten en/of strelen van haar borsten en/of van andere lichaamsdelen en/of
- het zich door haar laten aftrekken en/of
- het tongzoenen van/met haar;
( art 248a Wetboek van Strafrecht )