ECLI:NL:RBROT:2023:3965
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep door advocaat zonder rechtstreeks belang bij bestuursdwangbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, een advocaat, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarin zijn verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De zaak betreft een bestuursdwangbesluit dat op 14 oktober 2021 aan de eigenaar van een woning werd opgelegd, met de verplichting om voor 8 november 2021 maatregelen te treffen om strijd met het Bouwbesluit en de Woningwet te beëindigen. De advocaat heeft namens de eigenaar en de huurder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft later het bestuursdwangbesluit en het wijzigingsbesluit ingetrokken, omdat de huurder was overleden en de eigenaar in een verzorgingshuis verbleef.
De rechtbank heeft beoordeeld of de advocaat als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de advocaat geen rechtstreeks belang heeft bij het bestuursdwangbesluit en het wijzigingsbesluit, omdat zijn financiële belang voortvloeit uit een civielrechtelijke verhouding met de eigenaar en de huurder. Dit betekent dat de advocaat niet kan opkomen voor zijn belangen in deze procedure, aangezien zijn belang niet rechtstreeks is betrokken bij de besluiten van het college.
De rechtbank heeft het beroep van de advocaat niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en ook geen griffierecht terugkrijgt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.