ECLI:NL:RBROT:2023:4021
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot gebieds- of straatverbod in kort geding na eerdere veroordeling voor poging tot doodslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, woonachtig in Berkel en Rodenrijs, en gedaagde, woonachtig in Rotterdam. Eiseres vorderde een gebieds- of straatverbod tegen gedaagde, die in het verleden een affectieve relatie met haar heeft gehad. De aanleiding voor de vordering was een incident op 6 september 2022, waarbij gedaagde de moeder van eiseres aansprak en zijn spijt betuigde over een eerdere gewelddadige gebeurtenis in juli 2019, waarbij hij met een vuurwapen op eiseres schoot. Gedaagde was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en had een contactverbod opgelegd gekregen. Eiseres vorderde dat gedaagde zich gedurende vijf jaar niet in haar woonplaats zou mogen ophouden, met een dwangsom bij overtreding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseres stelde dat zij zich onveilig voelde door de ontmoeting tussen gedaagde en haar moeder, terwijl gedaagde betoogde dat de ontmoeting toevallig was en hij geen kwaad in de zin had. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel het voorval angstgevoelens bij eiseres had veroorzaakt, het niet voldoende was om een gebieds- of straatverbod op te leggen. De rechter concludeerde dat het voorval een eenmalig incident betrof en dat er geen blijvende bedreiging voor eiseres was. De vordering werd afgewezen, maar de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de rechten van de betrokken partijen, vooral in situaties waarin eerdere veroordelingen en contactverboden een rol spelen. De rechter heeft de belangen van eiseres en gedaagde tegen elkaar afgewogen en kwam tot de conclusie dat de vordering niet gerechtvaardigd was.