ECLI:NL:RBROT:2023:4161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10/000244-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling ambtenaar, poging tot zware mishandeling, vuurwapen- en munitiebezit, cocaïnebezit, ernstige schending van de verkeersregels, rijden onder invloed van verdovende middelen en verlaten plaats ongeval

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van een ambtenaar in functie, poging tot zware mishandeling, en het bezit van een vuurwapen en cocaïne. De feiten vonden plaats op 30 december 2022, toen de verdachte met zijn auto een politieagent aanreed en vervolgens met hoge snelheid wegreed, waarbij hij meerdere verkeersregels overtrad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid heeft veroorzaakt en dat hij zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn daden. De verdachte ontkende de mishandeling, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen overtuigend. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een rijontzegging van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een deel van een in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.000244.23
Datum uitspraak: 25 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 7 ten laste gelegde verlaten van de plaats ongeval aan de [straatnaam01] met toegebracht letsel en/of schade aan [slachtoffer01] ;
  • ten aanzien van de feiten onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 13 maart 2023;
  • ten aanzien van de feiten onder 1 primair, 2, 5 en 6: ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden met aftrek van de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 30 december 2022 heeft op de A20 te Rotterdam een aanrijding plaatsgevonden, als gevolg waarvan een rijstrook was afgesloten door middel van een rood kruis boven de weg. Mede gelet op de verklaring van de verdachte staat vast dat hij als bestuurder van een Mini Cooper met kenteken [kenteken01] (hierna: de Mini) op deze afgekruiste rijstrook heeft gereden, dat hij het door politieagent [slachtoffer02] (hierna: de aangever) gegeven stopteken heeft genegeerd en dat hij vervolgens met hoge snelheid is weggereden. De aangever heeft daarop de achtervolging ingezet en ondersteuning gekregen van andere politieauto’s, waarna de verdachte enige tijd op de snelweg en in woonwijken in Overschie, te Rotterdam, is achtervolgd. De verdachte heeft daarbij geen gevolg gegeven aan door de politie gegeven stoptekens. Uiteindelijk is de verdachte met zijn Mini in de [straatnaam01] tot stilstand gekomen in een frontale botsing met het dienstvoertuig van de aangever.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 primair: mishandeling ambtenaar in functie
Standpunt verdachte
De verdachte heeft betwist dat hij, zoals hem wordt verweten, met zijn auto tegen de benen van de aangever is gereden en heeft verklaard dat hij met de Mini om de aangever heen is gereden en vervolgens in paniek met hoge snelheid is weggereden.
Beoordeling
Primair is ten laste gelegd dat de verdachte de aangever tijdens de uitoefening van zijn functie op de rijksweg A20 heeft mishandeld door met een personenauto op hem in te rijden en tegen zijn benen aan te rijden. De aangever heeft in zijn aangifte en in het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer01] opgetekend dat de verdachte, rijdend in de Mini, na het door de aangever gegeven stopteken eerst enige vaart minderde en vervolgens plotseling optrok en rechtdoor reed in de richting van de aangever. Vervolgens kwam de bumper van de Mini tegen zijn benen aan, waardoor hij zijn evenwicht verloor en hij zich met zijn handen op de motorkap van het voertuig moest afzetten om de auto te kunnen laten passeren. In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [naam01]
is opgetekend dat de aangever heeft verklaard door hij bij de aanrijding pijn aan zijn scheenbeen voelde. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige01] , die heeft gezien dat de bestuurder van de Mini het stopteken negeerde, rechtuit bleef rijden en vlak voor de agent vol gas gaf, waarna de aangever op de motorkap van de Mini terechtkwam. Ook de getuige [getuige02] , als weginspecteur werkzaam op de A20, heeft het incident waargenomen en heeft verklaard dat hij zag dat de Mini met zijn voorzijde tegen de benen van aangever aanreed, dat aangever zich afzette aan de motorkap en de auto vervolgens langs de benen van aangever schampte.
De aangever heeft als verbalisant zijn bevindingen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal weergegeven. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier – afgezien van de verklaring van de verdachte – dat getwijfeld zou moeten worden aan de lezing van de aangever. Zijn verklaring wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige01] en [getuige02] . De ontkenning van de verdachte wordt daarmee weerlegd door de bewijsmiddelen en dus schuift de rechtbank die terzijde.
De rechtbank acht gezien het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een personenauto op de aangever, zijnde een politieagent in functie, is ingereden en tegen zijn benen aan is gereden. De verdachte moet ook hebben geweten dat de aangever een politieagent was, aangezien deze in uniform was en in de buurt van zijn dienstauto stond.
Conclusie
De rechtbank acht de primair onder 1 ten laste gelegde mishandeling van de aangever, een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn functie, wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering feit 2: poging tot zware mishandeling [slachtoffer02]
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van de aangever. De verdachte heeft verklaard dat hij uiteindelijk wel met zijn Mini het dienstvoertuig heeft geraakt, maar dat hij voor het moment van de botsing hard heeft geremd. Uit onderzoek is gebleken dat beide airbags van de Mini zijn geactiveerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat airbags worden geactiveerd door een plotselinge verlaging van de snelheid. Dit ondersteunt aldus de verklaring van de verdachte dat hij heeft geremd. Hieruit volgt dat bij de verdachte opzet op de poging tot zware mishandeling van de aangever ontbrak.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat, toen hij de [straatnaam01] in reed, de verdachte met zijn voertuig in tegenovergestelde richting op hem af kwam rijden. De aangever zag dat de snelheid van de verdachte redelijk hoog lag en schatte deze op circa 50 kilometer per uur. De aangever remde en kwam halverwege de [straatnaam01] tot stilstand. Hij zag dat de verdachte geen snelheid minderde en op zijn dienstvoertuig af kwam rijden, waarna de Mini in botsing kwam met zijn dienstvoertuig. De aangever zag rook tussen beide voertuigen vandaan komen, dat de voertuigen tegen elkaar aanstonden en dat zij flink beschadigd waren. De verdachte heeft op de zitting erkend dat hij het politievoertuig heeft gezien en dat hij tegen de politieauto is aangereden. Ook heeft de verdachte erkend dat hiervoor een dollemansrit heeft plaatsgevonden, omdat hij in paniek was. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte voor de botsing zou hebben geremd. Het handelen van de verdachte was, naar uiterlijke verschijningsvorm bezien, geschikt om en gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. Door zijn gedrag heeft de verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering feit 7: tweemaal verlaten plaats ongeval
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het tweemaal verlaten van een plaats ongeval, omdat uit het dossier niet volgt welke auto of auto’s de verdachte zou hebben geraakt.
Beoordeling[slachtoffer01] heeft in haar aangifte verklaard dat als gevolg van een aanrijding door een onbekend gebleven persoon op de [straatnaam01] te Rotterdam schade is ontstaan aan haar personenauto, een blauwe Toyota Aygo. Zij heeft schade geconstateerd aan de linker buitenspiegel en de linkerzijde van de auto. Verbalisant [slachtoffer03] heeft aan de aangifte toegevoegd dat hij later op de beschadigde delen van de Mini kleine blauwkleurige deeltjes zag, die mogelijk afkomstig waren van de Toyota. De getuige [getuige03] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de bestuurder van de Mini in de [straatnaam01] tegen de Toyota aan reed.
[slachtoffer04] heeft, mede namens [slachtoffer05] , aangifte gedaan van vernieling van hun personenauto, een grijze Mitsubishi Outlander, op de West-Sidelinge te Rotterdam. Zij hebben schade geconstateerd aan de linker zijspiegel van de auto. In zijn proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [slachtoffer02] opgetekend dat hij zag dat de Mini met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur slingerend over de West-Sidelinge reed en met de rechterspiegel tegen een geparkeerd voertuig aan reed. Hij zag dat de spiegel van het geparkeerde voertuig eraf viel.
ConclusieDe rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als bestuurder van een personenauto met twee andere personenauto’s een aanrijding heeft veroorzaakt en vervolgens de plaatsen ongeval heeft verlaten, terwijl hij moet hebben geweten dat hij schade aan de auto’s had toegebracht.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 30 december 2022 op de Rijksweg A20,
een ambtenaar, [slachtoffer02] , surveillant bij politie Eenheid Rotterdam,
gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door met een personenauto op die [slachtoffer02] in te rijden en
tegen de benen van die [slachtoffer02] aan te rijden;
2
hij op 30 december 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer02] , surveillant bij politie Eenheid Rotterdam,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een personenauto (met snelheid) tegen het politievoertuig, waarin die [slachtoffer02]
zich op dat moment bevond, aan te rijden en opzettelijk een aanrijding te
veroorzaken met het politievoertuig van die [slachtoffer02] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 30 december 2022 te Rotterdam,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Kimber, model Evo sp, kaliber 9 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes
kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op 30 december 2022 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 10,4 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op 30 december 2022 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande
wegen (te weten o.a. de A20, het Kleinpolderplein, de [straatnaam01] en een of
meerdere daartussen gelegen wegen)
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door):
- geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren en middels
politietransparant gegeven stopteken en
- ( grove) snelheidsovertredingen te begaan en
- geen richting aan te geven en- (o.a.) op het Kleinpolderplein, de Oost-Sidelinge en de kruising van de
Seanredamstraat en de Piet van Aschstraat, over het trottoir, het fietspad, de berm
en een speelplein te rijden en- andere verkeersdeelnemers geen voorrang te verlenen en rechts in te halen
en
- van links naar rechts en van rechts naar links te manoeuvreren op de rijbaan
(slingerend rijden) en- op de Seanredamstraat tegen een geparkeerd staande personenauto aan te rijden
en
- opzettelijk een frontale aanrijding te veroorzaken met een stilstaand
politievoertuig op de [straatnaam01] ,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
6
hij op 30 december 2022 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige
invloed van een stof, te weten MDA, MDMA, een of meerdere amfetamine-achtigen
en cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest
worden geacht;
7
hij, als degene door wiens gedragingen verkeersongevallen waren veroorzaakt,
welke gedragingen hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welke verkeersongevallen hadden
plaatsgevonden in Rotterdam op de Seanredamstraat en de West-Sidelinge,
op 30 december 2022
telkens de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij die ongevallen, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [slachtoffer01] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] ) schade was toegebracht.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 2
poging tot zware mishandeling;
Feit 3
de eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen begaan;
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;Feit 5
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 6
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 7
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat er ter zake van een onder feit 5 bewezenverklaard onderdeel, te weten:
- opzettelijk een frontale aanrijding te veroorzaken met een stilstaand politievoertuig op de [straatnaam01]
sprake is van eendaadse samenloop – zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht – met het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft onder invloed van verdovende middelen een stopteken van een politieambtenaar genegeerd, is tegen de politieambtenaar aangereden en is met hoge snelheid weggereden. De verdachte heeft vervolgens veelvuldig en ernstig de verkeersregels geschonden, onder andere door met hoge snelheid en slingerend over de A20 te rijden, geen richting aan te geven of voorrang te verlenen en over het trottoir, het fietspad, de berm en een speelplein te rijden. De verdachte heeft daarbij twee aanrijdingen met geparkeerde auto’s veroorzaakt en is doorgereden, zonder zich om de ontstane schade te bekommeren. De verdachte heeft zich al rijdend ontdaan van pakjes harddrugs en een wapen, door deze uit het raam van zijn auto te gooien. De drugs zijn door een veertienjarige jongen gevonden. Tenslotte is hij met hoge snelheid tegen het politievoertuig aangereden waar de politieambtenaar nog in zat. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om zich aan zijn aanhouding te onttrekken heeft laten prevaleren boven de veiligheid van de verbalisanten. Ook om de veiligheid van andere weggebruikers heeft hij zich in het geheel niet bekommerd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 13 maart 2023 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt.
Uit dit rapport volgt onder meer dat, gelet op de aard van het ten laste gelegde, eventuele risicoverhogende factoren gelegen zouden kunnen zijn in de leefgebieden financiën en het psychosociaal functioneren van de verdachte. Daarbij moet gedacht worden aan het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen. Gezien de grotendeels ontkennende houding van de verdachte is het niet mogelijk om een duidelijk verband te leggen tussen de ten laste gelegde feiten en de diverse leefgebieden. Ook kan niets worden gezegd over het hebben van een al dan niet, mogelijk deels, negatief sociaal netwerk. Het risico op recidive en letselschade kan niet worden ingeschat. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt laag ingeschat.
Het laatste contact met de reclassering was in 2017. De verdachte heeft toen in het kader van een Penitentiair Programma met Elektronische Monitoring onder toezicht gestaan. Dit toezicht heeft hij positief afgerond. Een toen opgelegde ambulante behandeling startte wat moeizaam, maar is uiteindelijk ook positief afgesloten. Er werden geen verdere behandelmogelijkheden gezien.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering (na afspraak);
• Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
• Meewerken aan schuldhulpverlening en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank als bijkomende straf, voor de strafbare feiten waarvoor de Wegenverkeerswet dat toelaat, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding aangezien de bewezenverklaarde feiten zich op de openbare weg hebben afgespeeld, waar de verdachte groot gevaar heeft veroorzaakt voor de verkeersveiligheid. De rechtbank zal een deel van deze ontzegging voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw in het verkeer te misdragen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerp

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 645,- zal voor een gedeelte, groot € 600,-, worden verbeurd verklaard. Dat deel van het geldbedrag behoort niet aan de verdachte toe. De verdachte heeft immers verklaard dat hij kort tevoren een bedrag van € 600,- had ontvangen voor het vervoeren van de aangetroffen cocaïne en het vuurwapen. Daarmee is dit bedrag door middel van of uit de baten van de onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten verkregen. Voor het overige gedeelte, groot € 45,-, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 55, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa Solo of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling. Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de veroordeelde te verbeteren, is hij verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen. Hierbij kan gedacht worden aan hulp bij praktische zaken vanuit Humanitas DMH;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 5, 6 en 7:
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
beslist ten aanzien van het geldbedrag van € 645,-, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten: een gedeelte van het geldbedrag, groot € 600,-;
- gelast de teruggave aan verdachte van: een gedeelte van het geldbedrag, groot
€ 45,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op 25 april 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam en/of op de Rijksweg A20,
althans in Nederland,
een ambtenaar, [slachtoffer02] , surveillant bij politie Eenheid Rotterdam,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door met een personenauto op die [slachtoffer02] in te rijden en/of
tegen de benen van die [slachtoffer02] aan te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam en/of op de Rijksweg A20,
althans in Nederland,
[slachtoffer02] , surveillant bij politie Eenheid Rotterdam, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een personenauto op die [slachtoffer02] in te rijden en/of tegen de benen van
die [slachtoffer02] aan te rijden;
2
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer02] , surveillant bij politie Eenheid Rotterdam,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een personenauto (met snelheid) tegen het politievoertuig, waarin die [slachtoffer02]
zich op dat moment bevond, aan te rijden en/of opzettelijk een aanrijding te
veroorzaken met het politievoertuig van die [slachtoffer02] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Kimber, model Evo sp, kaliber 9 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes
kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 10,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
5
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande
wegen (te weten o.a. de A20, het Kleinpolderplein, de [straatnaam01] en een of
meerdere daartussen gelegen wegen)
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door, een of meerdere malen (telkens):
- geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren en/of middels
politietransparant gegeven stopteken en/of
- ( grove) snelheidsovertredingen te begaan en/of
- geen of de verkeerde richting aan te geven en/of
- ( o.a.) op het Kleinpolderplein, de Oost-Sidelinge en/of de kruising van de
Seanredamstraat en de Piet van Aschstraat, over het trottoir, het fietspad, de berm
en/of een speelplein te rijden en/of
- andere verkeersdeelnemers geen voorrang te verlenen en/of rechts in te halen
en/of
- van links naar rechts en van rechts naar links te manoeuvreren op de rijbaan
(slingerend rijden) en/of
- op de Seanredamstraat tegen een geparkeerd staande personenauto aan te rijden
en/of
- opzettelijk een frontale aanrijding te veroorzaken met een stilstaand
politievoertuig op de [straatnaam01] ,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
6
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige
invloed van een stof, te weten MDA, MDMA, een of meerdere amfetamine-achtigen
en/of cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik
daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de
rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest
worden geacht;
7
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had
plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de Seanredamstraat en/of de West-Sidelinge,
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 30 december 2022
(telkens) de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer01] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] ) letsel en/of schade was toegebracht.