In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van een verzoeker die onder beschermingsbewind staat. De verzoeker heeft op 14 april 2023 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat er een dreigende ontruiming van zijn huurwoning op handen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien de verzoeker een vonnis tot ontruiming had ontvangen en er een aankondiging was gedaan voor de uitvoering van deze ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van de verhuurder, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker in staat is om de huur te betalen, mede door de verwachte toekenning van huurtoeslag. Daarom is de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huur tijdig wordt betaald. Tevens is de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar hij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter C.G.E. Prenger, met griffier S.R.L.T. Peek.