ECLI:NL:RBROT:2023:4268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
ROT 21/5753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en verantwoordelijkheid voor kentekenregistratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. Eiseres, die over een stadsbrede parkeervergunning voor gehandicapten beschikt, ontving een naheffingsaanslag van € 67,06, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag was het gevolg van een parkeercontrole op 9 mei 2021, waarbij werd vastgesteld dat de auto van eiseres geparkeerd stond zonder dat aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres had op dat moment een leenauto, maar had verzuimd het juiste kenteken aan haar vergunning te koppelen.

Eiseres betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat zij niet verantwoordelijk was voor het niet correct koppelen van het kenteken, aangezien zij op dat moment niet meer over de leenauto beschikte. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om ervoor te zorgen dat het juiste kenteken aan de vergunning was gekoppeld. De rechtbank wees erop dat eiseres had aangetoond dat zij niet meer over de leenauto beschikte, maar dat dit niet afdeed aan haar verplichting om het juiste kenteken te registreren.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aan de voorwaarden van de parkeervergunning had voldaan en dat er geen aanleiding was om de naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen, vooral omdat de gemeente al drie eerdere naheffingsaanslagen uit coulance had vernietigd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres01] , te [plaats01] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: R.M.S. Mahboeb.

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 19 mei 2021 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 67,06,-, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten naheffing (vorderingsnummer [vorderingsnummer01] ).
Bij uitspraak op bezwaar van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beschikking en de aanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 9 mei 2021 om 20:22 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiser (kenteken [kenteken01] ) stond geparkeerd op locatie Zuidplein te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
2. Eiseres betwist niet dat zij op dit moment geparkeerd heeft op de locatie en daarvoor parkeerbelasting moet afdragen. Zij wijst er op dat zij over een stadsbrede parkeervergunning voor gehandicapten beschikt. Op 29 april 2021 is haar eigen auto naar de garage gebracht en heeft zij een leenauto gekregen. Via MijnLoket - het digitale systeem van de gemeente - heeft zij het kenteken op dat moment aangepast. Toen zij diezelfde dag haar leenauto heeft ingeruild voor haar eigen auto, is zij vergeten dit kenteken te koppelen aan de vergunning. In de periode waarin het kenteken van de leenauto was gekoppeld aan de parkeervergunning heeft zij vier naheffingsaanslagen ontvangen. Van deze vier naheffingsaanslagen heeft verweerder er drie uit coulance vernietigd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de laatste overgebleven naheffingsaanslag eveneens dient te worden vernietigd.
3. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Zoals zij zelf terecht stelt, is het haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat het juiste kenteken is gekoppeld aan de vergunning. Bij de ontvangst van haar leenauto heeft zij hier op correcte wijze zorg voor gedragen, dat had zij dus ook kunnen en moeten doen bij de ontvangst van haar eigen auto. Dat zij heeft aangetoond dat zij niet meer over de leenauto beschikte op het moment dat zij heeft geparkeerd, doet daar niets aan af. Zij dient immers het juiste kenteken te koppelen omdat het dan kenbaar is voor de gemeente dat niet heeft geparkeerd zonder parkeergeld af te dragen. De rechtbank ziet verder geen mogelijkheid om eiseres tegemoet te komen in haar verzoek om de naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het ontvangen van een naheffingsaanslag een objectieve belasting is, waarbij de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van het belastbare feit geen rol speelt. Eiseres heeft niet aan de voorwaarden voldaan die in de parkeervergunning zijn opgenomen, namelijk dat zij er zorg voor dient te dragen dat het juiste kenteken is gekoppeld aan de vergunning. Verweerder heeft daarnaast uit coulance al drie naheffingsaanslagen vernietigd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet voor het oordeel dat verweerder meer coulance zou moeten tonen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Spaargaren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei
2023.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).