ECLI:NL:RBROT:2023:4272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/10/656468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van psychische problematiek van de moeder

Op 3 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft recentelijk een GGZ-behandeling ondergaan en is na deze behandeling weer thuis. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de moeder eerder niet in staat was om voor de kinderen te zorgen vanwege psychische problemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

Tijdens de zitting is gebleken dat de omgang tussen de moeder en de kinderen goed verloopt. De moeder heeft al meerdere onbegeleide bezoeken gehad en toont zich capabel om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en bevestigt dat de kinderen goed reageren op de bezoeken met hun moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er voldoende vertrouwen is in de mogelijkheden van de moeder om de zorg voor de kinderen weer op zich te nemen, mits de samenwerking met de GI goed blijft verlopen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] te verlenen tot 20 juli 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij de kinderrechter rekening heeft gehouden met de psychische situatie van de moeder en de positieve ontwikkelingen in haar omgang met de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/656468 / JE RK 23-906
Datum uitspraak: 3 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. D. Lösing, kantoorhoudende te Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 20 april 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 3 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • de moeder, samen met haar advocaat en [naam02] , tolk in de Franse taal;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam04] ;
  • [naam05] , de meerderjarige zus (gehoord als informant).

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] en [naam kind02] verblijven in een pleeggezin.
Bij spoedbeschikking van 20 april 2023 zijn [naam kind01] en [naam kind02] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 20 april 2023 tot 20 juli 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek voor het overige is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er is sprake geweest van psychische problematiek bij de moeder, waardoor zij de zorg voor de kinderen niet kon dragen. De moeder verbleef hiervoor bij Antes GGZ. Op dit moment gaat het beter met de moeder, mede door de medicatie die zij neemt. De moeder wil graag laten zien dat zij capabel genoeg is om op korte termijn de zorg van de kinderen weer op zich te nemen. Er zijn al omgangsmomenten met de kinderen geweest. Zij reageerde hier goed op.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. De omgang tussen de kinderen en de moeder verloopt erg goed. Er hebben al twee bezoekmomenten plaatsgevonden. De kinderen gingen een hele dag, zonder begeleiding, naar de woning van de moeder. De moeder was enthousiast om de kinderen te zien en deed erg haar best. Zo had zij eten en kleding voor de kinderen gekocht. De kinderen laten geen bijzonderheden in hun gedrag zien wanneer zij bij de moeder zijn geweest. Binnenkort worden er nieuwe afspraken gemaakt over de bezoekmomenten. Dit gaat in samenspraak met de zus en pleegouders.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het verzoek, maar geeft aan de kinderen heel erg te missen. De moeder staat open voor alle hulpverlening en gebruikt medicatie. Zij wil graag laten zien dat het goed met haar gaat. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de kinderen weer bij de moeder komen wonen, hiervoor sterkt ze langzaam aan. De moeder vraagt om het vertrouwen van de GI, zij wil graag met hen samenwerken. De afspraken met de GI verlopen goed. De moeder heeft er vertrouwen in dat een fijne samenwerking bijdraagt aan het zo snel mogelijk naar huis krijgen van de kinderen.
Sinds vrijdag zijn de kinderen uit huis geplaatst. Sindsdien woont de moeder ook weer thuis. De moeder heeft zelf aangedrongen op een zorgmachtiging. Deze fungeert als vangnet, met name voor ambulante zorg en medicatie. Mocht het in de toekomst misgaan met de moeder, dan kan zij hierop terugvallen.

De beoordeling

Omdat iedereen het eens is met het verzoek en de kinderrechter op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel is dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek), wijst de kinderrechter het verzoek van de Raad toe.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de moeder tijdelijk de zorg voor de kinderen niet kon dragen vanwege psychische problematiek. De meerderjarige zus heeft toen een periode voor haar broertjes gezorgd. Zij heeft op enig moment om hulp gevraagd, omdat het haar te zwaar werd. Hiervoor verdient zij complimenten. De kinderen verblijven daarom nu in een pleeggezin. Hier gaat het goed met hen. Op dit moment lukt het nog niet om de kinderen weer terug te plaatsen bij de moeder. De kinderrechter ziet dat moeder hard aan het werk is om de situatie voor haar en de kinderen te verbeteren. De samenwerking met de GI verloopt goed. Daarnaast zijn er regelmatig omgangsmomenten en deze verlopen ook goed. Dat is fijn. Dit maakt dat het vertrouwen bestaat dat de moeder op termijn de zorg over de kinderen weer kan dragen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 16 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.