Op 3 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft recentelijk een GGZ-behandeling ondergaan en is na deze behandeling weer thuis. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de moeder eerder niet in staat was om voor de kinderen te zorgen vanwege psychische problemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
Tijdens de zitting is gebleken dat de omgang tussen de moeder en de kinderen goed verloopt. De moeder heeft al meerdere onbegeleide bezoeken gehad en toont zich capabel om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en bevestigt dat de kinderen goed reageren op de bezoeken met hun moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er voldoende vertrouwen is in de mogelijkheden van de moeder om de zorg voor de kinderen weer op zich te nemen, mits de samenwerking met de GI goed blijft verlopen.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] te verlenen tot 20 juli 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij de kinderrechter rekening heeft gehouden met de psychische situatie van de moeder en de positieve ontwikkelingen in haar omgang met de kinderen.