ECLI:NL:RBROT:2023:4329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
10/014237.23 vordering TUL VV: 10/016732.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte, geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 in Rotterdam een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22lr en een automatisch vuurwapen van het merk IMI, type Uzi, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf is mede gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de inschatting van het herhalingsgevaar door de reclassering. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies, om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/014237.23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/016732.22
Datum uitspraak: 8 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01],
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 30 maart 2023;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/016732.22.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 8 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 te
Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver, namelijk een revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22lr en(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van die wet, te weten 6 kogelpatronen, kaliber .22lr voorhanden heeft gehad;
2
hij in de periode van 8 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artik
el 2 lid 1 categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk IMI, type Uzi, kaliber 9mm, en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van die wet, te weten 1 kogelpatroon, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (onderdeel 2˚),
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op psychische overmacht toekomt. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de eigenaar van de wapens de nodige druk op hem heeft uitgeoefend. Daarmee was sprake van een van buiten komende drang om de vuurwapens en munitie in bezit te nemen en te houden, waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon of hoefde te bieden.
6.2.
Beoordeling
Los van het feit dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een van buiten komende drang, acht de rechtbank het in elk geval onvoldoende onderbouwd dat die drang zodanig was dat de verdachte daaraan in redelijkheid geen weerstand kon en hoefde te bieden.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de slaapkamer van de woning van zijn stiefvader twee vuurwapens – een Uzi en een revolver – met bijbehorende munitie voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee, omdat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan met alle gevolgen van dien. Daarom moet daar in de regel streng tegen worden opgetreden.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat het automatische vuurwapen doorgeladen was. Het risico op het (ondeskundig) gebruik ervan heeft zich ook verwezenlijkt, toen het wapen in de slaapkamer is afgegaan terwijl de verdachte het vuurwapen wilde schoonmaken. Er zaten vier kogelgaten in de muur en drie kogels zijn de aangrenzende slaapkamer binnengedrongen. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen, zoals de in de woning aanwezige vriendin van de verdachte, is een gelukkige omstandigheid, die echter niet aan de verdachte te danken is geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 maart 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ziet criminogene risicofactoren in de pro-criminele houding van de verdachte, zijn beperkte financiële ruimte, het pro-criminele netwerk waar hij zich in begeeft en zijn licht verstandelijke beperking. Het herhalingsgevaar wordt ingeschat als hoog. De reclassering acht hulp en begeleiding nodig en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een gedragsinterventie voor cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod (geen direct of indirect contact met zijn netwerk in Capelle en in Charlois) en dagbesteding in de vorm van betaald werk of vrijwilligerswerk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank komt bij haar afweging tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, te weten een gevangenisstraf van achttien maanden. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, zoals deze ook tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten van het LOVS voor het voorhanden hebben van een revolver en een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie in een woning. De hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden zijn bij de bepaling van de straf in aanmerking genomen.
Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. De rechtbank zal een groter gedeelte dan de officier van justitie heeft geëist, voorwaardelijk opleggen, te weten acht maanden, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte is jong, bevindt zich ogenschijnlijk in een pro-crimineel netwerk en verbleef recentelijk nog in jeugddetentie. De hierna te noemen straf biedt de verdachte de mogelijkheid om met hulp en begeleiding van de reclassering het begaan van strafbare feiten te voorkomen. Anders dan de reclassering en de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om het contactverbod op te leggen. Zoals door de verdediging is betoogd, is het contactverbod zodanig ruim en vaag geformuleerd dat de uitvoering en de controle van die voorwaarde praktisch niet haalbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen (twee Apple telefoons) moeten worden teruggegeven aan de verdachte, zijnde de rechthebbende.

9..Vordering tenuitvoerlegging (10/016732.22)

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 maart 2022 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van artikel 138a Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot 90 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 19 maart 2022 en loopt tot 17 maart 2024.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling gevorderd. Hij licht toe dat het reclasseringstoezicht dat bij genoemd vonnis is opgelegd, vervangen kan worden door het reclasseringstoezicht dat met dit vonnis kan worden opgelegd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, althans dat de bijzondere voorwaarden moeten worden gewijzigd. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte met het vonnis van 4 maart 2022 via het adolescentenstrafrecht jeugddetentie opgelegd heeft gekregen met toezicht van de jeugdreclassering. Dat traject moet eerst worden afgerond.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom en als signaal naar de verdachte dat het nakomen van voorwaarden van groot belang is, zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het vonnis van 4 maart 2022 aan de verdachte opgelegde straf. Mede gelet op het advies van de reclassering in haar rapport van 30 maart 2023 om het volwassenenstrafrecht toe te passen, zal de rechtbank de 60 dagen jeugddetentie omzetten in een gevangenisstraf voor die duur.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich na uitnodiging bij een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling melden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cova+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal verblijven in Middin of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plaats is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. Indien het hem niet lukt om een betaalde baan te vinden, dan is hij verplicht vrijwilligerswerk of een andere vorm van onbetaald werk te verrichten;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan de verdachte van de Apple telefoon, wit en de Apple telefoon, goudkleurig.
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 60 dagen, van de bij vonnis van 4 maart 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie (parketnummer 10/016732.22); bepaalt dat de jeugddetentie
wordt omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode van 8 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de
vorm van een revolver, namelijk een revolver, van het merk BBM, type Olympic 38,
kaliber .22lr
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van
die wet, te weten 6 kogelpatronen, kaliber .22lr
voorhanden heeft gehad;
2
hij
in of omstreeks de periode van 8 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland
een wapen als bedoeld in artiekl 2 lid 1 categorie II, onder 2 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om
automatisch te vuren, van het merk IMI, type Uzi, kaliber 9mm,
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van
die wet, te weten 1 kogelpatroon, kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad.