ECLI:NL:RBROT:2023:4388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
71/291495-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van verlengde invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De zaak, die onder het parketnummer 71/291495-21 viel, was het resultaat van een onderzoek genaamd 26Grays, dat begon na een melding over mogelijke cocaïne-invoer vanuit Costa Rica. Tijdens het onderzoek werden in de haven van Rotterdam containers aangetroffen die ananassap bevatten, maar ook grote hoeveelheden cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het faciliteren van de invoer door toegang te verschaffen tot het terrein van een bedrijf waar de cocaïne vermoedelijk werd verwerkt.

De officier van justitie eiste vrijspraak voor de impliciet primair ten laste gelegde verlengde invoer van 4.150 kg cocaïne, maar wel bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 10 gram cocaïne, en het medeplegen van voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De camerabeelden en de verklaringen van de verdachte gaven onvoldoende steun aan de beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en wees de vordering tot gevangenneming af.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, waarbij de rechtbank de rol van de verdachte in het geheel niet kon vaststellen op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De verdachte werd niet genoemd in gesprekken over de verdeling van geld of andere betrokkenen, wat bijdroeg aan de beslissing om hem vrij te spreken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/291495-21
Datum uitspraak: 25 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 15 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. G. Rip en P. Huttenhuis (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (verlengde) invoer van 4.150 kg cocaïne;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid (10 gram) cocaïne, en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede een bevel tot gevangenneming van de verdachte bij uitspraak.

4..Vrijspraak feit 1 en 2

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne, namelijk het door de douane teruggeplaatste monster na inbeslagname van de ingevoerde partij (feit 1), en aan het bevorderen en voorbereiden van de invoer en het vervoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland (feit 2). De rol van de verdachte bestond uit het op 23 augustus 2021 toegang verschaffen tot het [bedrijf01] -terrein aan de witte vrachtwagen waardoor een bin, waarvan werd verondersteld dat er cocaïne in zat, het terrein afgevoerd kon worden. De betrokkenheid van de verdachte blijkt onder meer uit de camerabeelden en de OVC-gesprekken uit de periode daarna.
4.2.
Feitelijke vaststellingen
Uit het dossier en uit hetgeen op de zitting is besproken heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden afgeleid.
De Dienst Landelijke Recherche heeft van de DLIO een proces-verbaal ontvangen over mogelijke invoer van cocaïne in vaten met ananassap vanuit Costa Rica, waarna op 16 augustus 2021 het onderzoek 26GRAYS is gestart. Op 17 augustus 2021 zijn in de haven van Rotterdam drie containers gelost van het schip ‘ [naam schip01] ’. De containers waren geladen met ananassap, afkomstig uit Costa Rica. De drie containers staan op één Bill of Lading en zijn voorzien van de nummers [containernummer01] , [containernummer02] en [containernummer03] . Tijdens een controle van de container [containernummer01] wordt een 'bin' (minicontainer) met daarin circa 650 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Ook worden in deze bin een GPS-baken en twee douanezegels aangetroffen. Deze douanezegels zijn identiek aan de douanezegels die op de container zijn aangebracht.
Na de inbeslagname van de circa 650 kilogram cocaïne is de bin gevuld met zand en houten blokken. In deze bin is een zakje met 10 gram cocaïne teruggeplaatst met daarop vermeld ‘Harc A’. Het aangetroffen GPS-baken is teruggeplaatst in de bin en hierna is deze bin teruggeplaatst in de container [containernummer01] .
In container [containernummer03] worden zestien bins aangetroffen, gevuld met ananassap.
In container [containernummer02] wordt in zes bins een hoeveelheid van in totaal circa 3.500 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Deze bins worden vervangen door zes met ananassap gevulde bins uit de container [containernummer03] .
De zes inmiddels lege bins uit de container [containernummer02] worden in de container [containernummer03] geplaatst.
Op 19 augustus 2021 zijn de drie containers gelost bij het bedrijf [bedrijf01] in Rotterdam in loods E. Naar aanleiding van een melding van de vondst van zes lege bins in een van de containers heeft de politie op het bedrijfsterrein nader onderzoek gedaan. Daarbij is de bin met blokken, zand en het terugplaatsmonster cocaïne niet aangetroffen.
Op 23 augustus 2021 is met een witte vrachtauto een bin opgehaald. Uit OVC gesprekken volgt dat dit de met zand en blokken geladen bin was, waarvan verondersteld werd dat er 650 kilogram cocaïne in zat.
4.3.
Beoordeling
Op camerabeelden van [bedrijf01] van 23 augustus 2021 is te zien dat de vorkheftruck van de verdachte stilstaat ter hoogte van een geopende poort die toegang geeft tot het [bedrijf01] -terrein vanaf de Lekstraat. Doordat de verdachte op deze plek stil staat, gaat de poort niet dicht. Op de beelden is ook te zien dat de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna [medeverdachte01] ) op zijn vorkheftruck door de poort de Lekstraat oprijdt, omkeert en dat achter hem aan een witte vrachtwagen het terrein oprijdt. Dit betreft de vrachtwagen waarmee de bin met zand en blokken is opgehaald. Op de beelden is ook te zien dat in de tijd dat de witte vrachtwagen op het terrein is, de verdachte een gasfles op zijn vorkheftruck verwisselt. Hij is hiermee klaar kort nadat de vrachtwagen het terrein heeft verlaten.
De verdachte heeft verklaard dat hij kwam stil te staan omdat de gasfles van zijn vorkheftruck leeg was en hij deze moest verwisselen, wat niet ongebruikelijk is.
In OVC-gesprekken wordt enkele malen gesproken over ‘ [naam01] ’. De verdachte heeft bevestigd dat hij daarmee wordt bedoeld. Medeverdachte [medeverdachte02] (hierna [medeverdachte02] ) zegt in verschillende gesprekken dat [naam01] de deur heeft geopend en dat [naam02] (medeverdachte [medeverdachte01] ) heeft geladen. In één van deze gesprekken zegt [medeverdachte02] dat [naam01] normaliter niet mee zou doen. In een ander gesprek noemt [medeverdachte02] [naam01] als één van de [bedrijf01] -medewerkers die ‘erbij zitten’. Er zijn ook OVC-gesprekken waarin de verdachte zelf aan het woord is. Hierin zegt de verdachte onder meer dat hij er niet bij hoort, dat hij niet weet wat ‘ze’ verdiend hebben en dat hij denkt dat er al vaker verdovende middelen via [bedrijf01] zijn ingevoerd.
Op basis van deze bewijsmiddelen en de verdere inhoud van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde. De verklaring van verdachte dat hij een glasfles moest wisselen wordt ondersteund door de camerabeelden. Het moment en de plek waarop verdachte kwam stil te staan met zijn vorkheftruck zijn belastend, maar het scenario dat de verdachte daar op dat moment expres stilstond wordt onvoldoende ondersteund door het dossier. Het is goed mogelijk dat [medeverdachte02] de betrokkenheid van de verdachte afleidt uit het feit dat hij in de poort stil stond. De verdachte was ook niet nodig om de poort te openen omdat [medeverdachte01] dat ook zelf kon doen aangezien alle werknemers beschikken over een afstandsbediening voor de toegangspoorten. Verdachte wordt verder niet genoemd in gesprekken over de verdeling van geld en evenmin in de gesprekken die gevoerd worden over het zoeken van contact met [naam03] en [medeverdachte03] .
4.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft
begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021 te
Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede
begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), althans opzettelijk
heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (ongeveer) 4150 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021 te
Rotterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
en/of,
- het opzettelijk , verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van
een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
- de bins waarin de cocaïne aanwezig was geweest uitgeladen, verplaatst, vervoerd
en/of verwisseld met een of meerdere reeds aanwezige bin(s) en/of
- de bin(s) waarin de cocaïne aanwezig was geweest in een vrachtwagen geladen
en/of deze vrachtwagen toegang tot het terrein van [bedrijf01] verschaft
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet,
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet )