ECLI:NL:RBROT:2023:4438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
10/269762-22 en 10/271199-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en beklag ex artikel 552a Sv in strafrechtelijke procedure met betrekking tot heling en verduistering

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klagers, [naam 1] en [naam 2], een beklag hebben ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen het beslag dat is gelegd op hun goederen en bankrekeningen. Dit beslag is gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar heling en verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 8 november 2022 beslag is gelegd op sieraden en bankrekeningen van de klagers, op basis van de artikelen 94 en 94a Sv. De klagers hebben verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen en opheffing van het conservatoir beslag, maar de rechtbank oordeelt dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de in beslag genomen goederen die op de beslaglijsten staan, aan de klagers zullen worden geretourneerd, maar verzet zich tegen opheffing van het beslag op de overige goederen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende verdenking bestaat dat de klagers betrokken zijn bij misdrijven waarvoor een geldboete kan worden opgelegd, en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later een verplichting tot betaling van een geldbedrag zal opleggen. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
Parketnummers : 10/269762-22 en 10/271199-22
Raadkamernummers : 22/028471 en 22/028462
datum : 25 mei 2023
Beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[naam 1],

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
en

[naam 2],

geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2],
beide ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
,
mr. J. Barensen, advocaat van klagers, kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de klagers.

Procedure

Het klaagschrift is op 13 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. De raadsman heeft in een tweetal mails van respectievelijk 4 en 5 mei 2023 het klaagschrift – op onderdelen – aangevuld en gewijzigd. Het Openbaar Ministerie heeft op 19 april 2023 op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft per mail, gedateerd 10 mei 2023, het standpunt aangepast en toegelicht.
De rechtbank heeft op 11 mei 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De klagers, hun advocaat en de officier van justitie, mr. L.T.M. Verhoeven, zijn op zitting gehoord.
Namens de belanghebbende [belanghebbende], is hoewel daartoe goed opgeroepen, niemand in raadkamer verschenen.

Feiten

Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek ter zake van heling ([naam 1]) en heling en/of verduistering (in dienstbetrekking) ([naam 2]) is op 8 november 2022 in de woning van klagers onder hen beslag gelegd op een groot aantal sieraden en andere goederen. Dit beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv. Een deel van de inbeslaggenomen goederen is reeds teruggegeven aan de klagers. De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen staan vermeld op de aan deze beschikking gehechte actuele beslaglijsten (bijlagen I en II).
Op een deel van de onder klager [naam 1] inbeslaggenomen sieraden, die staan op de lijst van weggenomen goederen die door [belanghebbende] aan de politie is verstrekt, en ten aanzien waarvan klager geen afstand heeft gedaan, is tevens beslag gelegd op grond van artikel 94a Sv.
Op 8 november 2022 is voorts beslag gelegd op meerdere bankrekeningen van klagers. Dit beslag is gelegd op grond van artikel 94a Sv. De rechtbank heeft van de klagers vernomen dat thans nog beslag rust op de onderstaande bankrekeningen, zijnde de zakelijke rekening van [naam 1], de spaarrekening van [naam 2] en hun gezamenlijke spaarrekening:
  • [bankrekeningnummer 1], t.n.v. [naam 3];
  • [bankrekeningnummer 2], t.n.v. [naam 2];
  • [nummer], t.n.v. [naam 1] en [naam 2].
Het beslag op de bovengenoemde sieraden en de bankrekeningen is gelegd krachtens de door de rechter-commissaris op 7 november 2022 verleende schriftelijke machtigingen als bedoeld in artikel 103, eerste lid, Sv.

Standpunt klagers

Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, waaronder de sieraden van [naam 2] en de Louis Vuitton tas van de moeder van [naam 2]. Tevens is verzocht om opheffing van het conservatoir beslag op de sieraden en de bankrekeningen.
Klagers hebben aangevoerd dat het vermeende nadeel, op basis waarvan het conservatoir beslag is gelegd, ten onrechte op een bedrag van € 78.962,= wordt gesteld. Wellicht dat de rechter-commissaris ten tijde van het verstrekken van de machtigingen uit mocht gaan van dit bedrag, maar inmiddels is gebleken dat de schade nooit zo hoog kan zijn. Het bedrag waarvoor de sieraden zijn verkocht is vermoedelijk niet veel hoger dan 5.000 à 6.000. Er is ook al voor ongeveer € 20.000,= aan sieraden aan [belanghebbende] teruggegeven. Klagers hebben verzocht het beslag op de ABN AMRO rekeningen, de zakelijke rekening van [naam 1] en de spaarrekening van [naam 2], en de sieraden waarop conservatoir beslag ligt op te heffen. Voor zover het beslag op de gezamenlijke spaarrekening gehandhaafd blijft, is dit voldoende om eventueel nadeel te dekken.
Verder hebben klagers het volgende aangevoerd. Het bevel tot inbeslagname van de sieraden is alleen gegeven in de zaak van [naam 1]. Een bevel boetebeslag ontbreekt, wat maakt dat eventueel boetebeslag op de sieraden niet rechtmatig zou zijn. De klaagster stelt dat de sieraden aan haar toebehoren en van grote emotionele waarde voor haar zijn. Van één van de sieraden, een paar schietoorbellen voor haar dochter, zijn ter zitting een foto en een bon overgelegd. Primair wordt verzocht het beslag op de sieraden op te heffen, omdat het boetebeslag onrechtmatig is. Subsidiair wordt verzocht klaagster aan te wijzen als bewaarder van de sieraden om te voorkomen dat deze worden vervreemd.
De raadsman refereert zich, gelet op de herstelprocessen-verbaal van 10 mei 2023 van de rechter-commissaris, ten aanzien van de rechtmatigheid van de machtigingen van de rechter-commissaris aan het oordeel van de rechtbank.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting besloten dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen die op de (actuele) beslaglijsten van 10 mei 2023 staan aan de klagers zullen worden geretourneerd.
De officier van justitie verzet zich tegen opheffing van het beslag voor zover dat ziet op de overige inbeslaggenomen sieraden, waarvan klagers geen afstand hebben gedaan en die staan vermeld op de lijst van weggenomen sieraden die [belanghebbende] bij de aangifte heeft verstrekt. Op deze sieraden ligt klassiek en conservatoir beslag. Het betreft sieraden die zijn genoemd in de aangifte en die op de beslaglijsten staan. De klaagster heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de sieraden aan haar toebehoren, al zou dat nog geen grond zijn voor opheffing van het conservatoir beslag. De officier van justitie heeft geen toestemming verleend voor vervreemding van deze sieraden.
Het conservatoir beslag is volgens de officier van justitie rechtmatig gelegd. Verwezen wordt naar de herstelprocessen-verbaal van de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2023.
De officier van justitie verzet zich ook tegen opheffing van het conservatoir ontnemings- en slachtofferbeslag dat op de (resterende) bankrekeningen en sieraden ligt, met name ook op grond van het slachtofferbeslag. De machtiging en vordering zijn gebaseerd op de schadeberekening van destijds. Er hoeft in deze procedure niet getwist te worden over de hoogte van de schade. De bedragen op de beslagen bankrekeningen, globaal € 57.000,=, overstijgen het bedrag waarvoor de machtigingen zijn verleend niet. Daarnaast blijkt uit het voegingsformulier van [belanghebbende] dat een vordering tot schadevergoeding is ingediend voor een bedrag van € 95.261,=. De officier van justitie heeft er geen bezwaar tegen het boetebeslag te laten vervallen, als dit op de zakelijke rekening van [naam 1] ligt. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachten een verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer zal opleggen.

Beoordeling

Ten aanzien van de reeds teruggegeven voorwerpenDe rechtbank zal niet in de beoordeling treden van het beklag ten aanzien van de sieraden en overige inbeslaggenomen goederen, zoals vermeld op de aan deze beschikking gehechte beslaglijsten. De officier van justitie heeft ter zitting immers reeds tot teruggave van die goederen beslist. Klagers hebben daarom geen belang meer bij de beoordeling van dat beklag.
Ten aanzien van de goederen waar beslag op rust
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dit betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Klassiek beslag sieraden (artikel 94 Sv)In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is onder meer het geval wanneer de voorwerpen kunnen dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.
Uit de eindprocessen-verbaal kan worden opgemaakt dat klagers worden verdacht van – kort gezegd – heling en heling en/of verduistering in dienstbetrekking. De verdenking is (onder meer) gebaseerd op de volgende, uit deze processen-verbaal blijkende feiten en omstandigheden: [belanghebbende] heeft aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking door de klaagster van een groot aantal sieraden. Daarbij is een lijst aangeleverd met sieraden die zijn weggenomen uit de inventaris. De klager zou (een deel van) deze sieraden via Marktplaats hebben verkocht. Op 8 november 2022 zijn pseudokopers bij klagers thuis geweest voor de aanschaf van sieraden. Zij zouden meerdere ringen hebben bekeken en hebben gesproken over de aanschaf en prijzen ervan. Klager zou onder andere hebben verteld dat hij verstand heeft van sieraden, dat hij al veel sieraden heeft verkocht en dat hij nog 10 ringen heeft om te verkopen. De door klaagster dan wel klagers teruggevraagde sieraden staan op de lijst van weggenomen goederen, zoals aangeleverd door [belanghebbende].
Voornoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de eerder genoemde verdenkingen. Gelet daarop verzet het belang van strafvordering zich tegen opheffing van het klassiek beslag.
Conservatoir beslag sieraden en bankrekeningen (artikel 94a Sv)
Bij de beoordeling van een beklag van een klager gericht tegen een beslag op grond van artikel 94a, tweede of derde lid, Sv dient de rechter eerst te onderzoeken of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde of vijfde categorie kan worden opgelegd. Als geen sprake is van een dergelijke verdenking moet teruggave worden gelast. Als wel sprake is van een dergelijke verdenking moet de rechter onderzoeken of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer zal opleggen.
Gezien de herstelprocessen-verbaal van de rechter-commissaris van 10 mei 2023, acht de rechtbank de machtigingen van de rechter-commissaris tot conservatoir beslag van 7 november 2022 rechtmatig.
Uit de processen-verbaal kan daarnaast worden opgemaakt dat beide klagers worden verdacht van misdrijven waarvoor een geldboete van de vierde of vijfde categorie kan worden opgelegd.
De rechtbank acht het op basis van de processen-verbaal in het raadkamerdossier niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de klagers een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer zal opleggen.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het beslag moet worden opgeheven omdat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het bedrag van een eventueel op te leggen ontnemingsvordering of schadevergoedingsmaatregel hoger of (min of meer) gelijk zal zijn aan het bedrag waarvoor de machtigingen conservatoir beslag zijn verstrekt, heeft hij daarbij een ruimere invulling gegeven aan de maatstaf van artikel 552a Sv dan daarmee door de wetgever is beoogd. De hoogte van een eventueel op te leggen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel of schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer wordt – in geval van een bewezenverklaring – tijdens de behandeling van de hoofdzaak beoordeeld.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het conservatoire beslag.
Ten aanzien van het door klagers gestelde boetebeslag op de zakelijke rekening van klager [naam 1] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat zij geen reden ziet voor handhaving van dat beslag. Gelet op dit standpunt wordt het beklag ook ten aanzien van dit deel ongegrond verklaard. Dit laat onverlet dat het conservatoir beslag dat ex artikel 94a, tweede en derde lid, Sv op die rekening is gelegd met deze beschikking gehandhaafd blijft.
Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt om klaagster als bewaarder van de sieraden aan te wijzen heeft de officier van justitie in raadkamer toegezegd dat zij geen toestemming zal verlenen voor vervreemding, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om – gelet op de onderbouwing van dat verzoek – de klaagster aan te wijzen als bewaarder van die voorwerpen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en H.J. de Kraker,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.