ECLI:NL:RBROT:2023:4465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
642174 / HA ZA 22-596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van stukken in verband met bewijsbeslag en onrechtmatige procesvoering

In deze zaak vorderden [eiser01] en [eiseres01] de afgifte van stukken van [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03] in het kader van een bewijsbeslag dat door [gedaagde01] was gelegd. [gedaagde01] had bewijsbeslag laten leggen omdat [eiser01] lasterlijke informatie over haar op internet zou hebben geplaatst. [gedaagde02] en [gedaagde03] waren betrokken bij de uitvoering van dit beslag. [eiser01] stelde dat [gedaagde03] met de software van haar auto had geknoeid, wat leidde tot een defect aan de handrem. De rechtbank oordeelde dat [eiser01] c.s. niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van onrechtmatig handelen door [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser01] c.s. af en hefte het bewijsbeslag op. Tevens werd [eiser01] c.s. veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de gedaagden, omdat de rechtbank oordeelde dat de wijze van procederen door [eiser01] onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de claims van [eiser01] en dat de videobeelden en rapporten niet overtuigend waren. De vordering tot schadevergoeding van [gedaagde02] werd toegewezen, evenals de advocaatkosten van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: C/10/642174 / HA ZA 22-596
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van

1..[eiser01] ,

te Veghel,
2.
[eiseres01],
te Veghel,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser01] c.s.,
advocaat: mr. A.V. Paardekooper en mr. Y.A.E. Vlassenroot te Amsterdam,
tegen

1..[gedaagde01] ,

te Enschede,
2.
[gedaagde02],
te Dordrecht,
3.
[gedaagde03],
te IJsselstein,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] ,
advocaat: mr. P.L. Tjiam te Amsterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [gedaagde01] met eis in reconventie
- de conclusie van antwoord van [gedaagde02] en [gedaagde03] met eis in reconventie
- de conclusies van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2023.

2..Inleiding

2.1.
[eiser01] is de echtgenote van [naam01] . Voorheen was [naam01] getrouwd met [gedaagde01] . [naam01] is een zeer succesvol ondernemer. Hij is grondlegger van onder meer [bedrijf01] en [bedrijf02] . Tussen [eiser01] en [naam01] aan de ene kant en [gedaagde01] aan de andere kant spelen op dit moment veel geschillen. In dat kader voeren zij veel procedures.
2.2.
[gedaagde01] heeft bewijsbeslag laten leggen bij [naam01] en [eiser01] . Volgens [gedaagde01] heeft [eiser01] lasterlijke informatie over haar op internet gezet of laten zetten. Het bewijsbeslag is uitgevoerd door gerechtsdeurwaarder [gedaagde02] . [gedaagde02] heeft [gedaagde03] gevraagd om hem te assisteren bij het beslag. [gedaagde03] heeft een achtergrond in de persoonsbeveiliging en werkt nu als particulier onderzoeker.
2.3.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde03] bij de beslaglegging met de software van haar auto, die formeel eigendom is [eiseres01], heeft geknoeid waardoor op enig moment tijdens het rijden vanzelf de handrem aantrok. Zij gaat ervan uit dat dit is gebeurd in opdracht van [gedaagde01] en dat [gedaagde02] hiervan op de hoogte en bij betrokken was. [eiser01] heeft op haar beurt daarom bewijsbeslag laten leggen op de correspondentie tussen [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] . Deze stukken liggen nu bij een bewaarder van het KBvG. In deze procedure vordert [eiser01] samengevat dat [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] worden veroordeeld tot afgifte en inzage van die stukken.
2.4.
[gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] zijn het met de vordering van [eiser01] niet eens. Zij vorderen samengevat dat het bewijsbeslag wordt opgeheven en dat [eiser01] en [eiseres01] worden verboden om op grond van soortgelijke beschuldigingen beslag te laten leggen. [gedaagde02] vordert daarnaast een schadevergoeding van € 1.280,00.

3..De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser01] c.s. af. Zij baseert haar vordering op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van dit artikel kan inzage en afschrift worden gevorderd van stukken. Een van de vereisten is dat de partij die de vordering instelt voldoende aannemelijk maakt dat er tussen haar en die ander een rechtsverhouding bestaat. Er moet op zijn minst sprake zijn van een redelijk vermoeden. [1] Aan dit vereiste is niet voldaan. Niet aannemelijk is namelijk geworden dat [gedaagde03] heeft geknoeid met software van de auto van [eiser01] zodat ook niet aannemelijk is dat [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser01] .
3.2.
De videobeelden van de doorzoeking die [eiser01] c.s. heeft ingebracht, laten niets verdachts zien. Uit de beelden volgt dat [gedaagde03] gedurende 10 minuten de auto heeft doorzocht. Dit kan grondig worden genoemd, maar het is niet bevreemdend aangezien [gedaagde03] onder meer moest zoeken naar usb-sticks. Een usb-stick kan eenvoudig op veel plaatsen worden verborgen, ook in een auto. Uit de beelden blijkt niet dat [gedaagde03] zelf een usb-stick heeft gepakt en ook niet dat hij iets met de bedrading van de auto heeft gedaan of dat hij daarop iets heeft aangesloten. Op de beelden is juist niets vreemds te zien. Hoogstens kan worden afgevraagd of het zinvol was om onder de motorkap te kijken of daar mogelijk usb-sticks verstopt zouden zitten, maar het is volstrekt onaannemelijk dat [gedaagde03] binnen zo’n korte tijd (60 seconden) iets onder de motorkap heeft kunnen aanpassen of aansluiten op de auto. De beelden maken daarom in het geheel niet aannemelijk dat [gedaagde03] heeft geknoeid met software van de auto van [eiser01] .
3.3.
Ook de rapporten die [eiser01] c.s. heeft laten opstellen maken niet aannemelijk dat er met de software van de auto geknoeid is, laat staan dat het [gedaagde03] is geweest die de software heeft gewijzigd. In het eerste rapport staat dat de OBD-stekker van de auto los hing en dat die stekker kan worden gebruikt om met de software van de auto te wijzigen. Er staat ook dat de auto tweemaal een foutmelding gaf waarbij de handrem activeerde en dat dit probleem zich niet meer voordeed nadat zij de software opnieuw had laten installeren. Dit maakt echter nog niet aannemelijk dat er met de software van de auto is geknoeid en dat daardoor het probleem met de handrem is ontstaan. Voorlopig ontbreekt namelijk elk oorzakelijk verband tussen de gebeurtenissen. Bovendien is geen bewijs bijgevoegd van de foutmeldingen die de auto zou hebben gegeven. In het tweede rapport concludeert de opsteller dat er een verschil bestaat tussen de software van het voertuig op het moment van onderzoek en de originele software. Dit wordt onderbouwd met een afbeelding van rijen met letters en cijfers. Daaruit kan niets worden afgeleid, want iedere toelichting ontbreekt. Daar komt bij dat [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] er terecht op wijzen dat de opsteller van het rapport, RBZ recherche, geen deskundige is op het gebied van autosoftware. [eiser01] c.s. heeft niet toegelicht waarom zij de auto niet heeft laten onderzoeken door iemand die gespecialiseerd is in autosoftware en die bekend is met het autotype van de auto van [eiser01] . Een dergelijke deskundige had mogelijk wel tot goed onderbouwde conclusies kunnen komen. De rapporten van OZB recherche maken aldus niet aannemelijk dat [gedaagde03] met de software van de auto van [eiser01] heeft geknoeid. De feiten die in die rapporten zijn vastgesteld, zijn daarvoor onvoldoende en de aannames die daarop zijn gebaseerd, zijn zeer speculatief.
3.4.
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat de ondeugdelijkheid van het door [eiser01] c.s. gelegde bewijsbeslag summierlijk is gebleken, worden de beslagen zoals gevorderd opgeheven. De rechtbank zal daarom eveneens bepalen dat de gerechtelijk bewaarder de in bewaring genomen stukken moet teruggeven en de gemaakte kopieën moet vernietigen.
3.5.
De rechtbank zal de door [gedaagde02] gevorderde schadevergoeding toewijzen. Hiervoor is immers geoordeeld dat het beslag ten onrechte is gelegd. Hierna wordt bovendien geoordeeld dat de wijze waarop [eiser01] c.s. heeft geprocedeerd onrechtmatig is. Aangezien [eiser01] c.s. de hoogte van het bedrag niet heeft betwist, wordt de gehele vordering toegewezen.
3.6.
De vordering om [eiser01] c.s. te verbieden opnieuw beslag te leggen op dezelfde of soortgelijke gronden wordt afgewezen. Een verbod om bij de rechtbank een verzoekschrift in te dienen kan alleen onder zeer bijzondere omstandigheden worden toegewezen. Het is immers aan de rechter in die procedure om over een ingediend verzoek een oordeel te geven en de toegang tot de rechter is een grondrecht dat wordt beschermd door het EVRM. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is hier nog geen sprake. [eiser01] c.s. heeft op deze grond nog maar één keer beslag gelegd en er bestaat nog geen aanwijzing dat zij op deze grond opnieuw beslag zal leggen.
3.7.
De rechtbank zal [eiser01] c.s. veroordelen om de door [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] daadwerkelijk gemaakte kosten te betalen. De wijze waarop [eiser01] heeft geprocedeerd is tegenover [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] namelijk onrechtmatig. [eiser01] had op basis van de videobeelden immers zelf ook moeten vaststellen dat haar vordering weinig kans van slagen zou hebben. Daar komt bij dat [eiser01] de beslagrechter onjuist heeft voorgelicht, terwijl zij op grond van artikel 21 Rv - net als alle partijen - verplicht was om de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. [eiser01] heeft er echter voor gekozen om niet de videobeelden, maar in plaats daarvan zogenaamde
stillsuit de video bij te voegen. Daarmee heeft zij een misleidend beeld neergezet. Op basis van de
stillslijkt namelijk het alsof [gedaagde03] meer handelingen aan de auto heeft verricht dan in werkelijkheid het geval. Ook de beschrijving die zij bij de video heeft gegeven was op punten misleidend. Zo heeft [eiser01] c.s. nu erkend dat – anders dan zij bij de beslagrechter verklaarde – uit de beelden niet blijkt dat [gedaagde02] iets aan [gedaagde03] heeft aangegeven. De rechtbank acht het mede tegen de achtergrond van de tussen [eiser01] en [gedaagde01] lopende procedures voldoende aannemelijk dat [eiser01] c.s. een en ander bewust heeft gedaan. Haar wijze van procederen is daarom onrechtmatig.
3.8.
[eiser01] c.s. heeft de begroting van de advocaatkosten van [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] niet weersproken. Daarom zal – zoals gevorderd – € 40.559,20,- inclusief btw worden toegewezen.

4..De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] c.s. af;
4.2.
heft de door [eiser01] c.s. op 3 mei 2022 ten laste van [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] gelegde beslagen op, beëindigt de gerechtelijke bewaarneming en bepaalt dat de in bewaring genomen bescheiden aan [gedaagde01] , [gedaagde02] respectievelijk [gedaagde03] moeten worden teruggegeven en dat de tijdens de beslaglegging gemaakte kopieën moeten worden vernietigd;
4.3.
veroordeelt [eiser01] c.s. om € 1.500,00 aan [gedaagde02] te betalen;
4.4.
veroordeelt [eiser01] c.s. om € 40.559,20 aan [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] te betalen, in die zin dat betaling aan één van hen ook bevrijdend werkt tegenover de anderen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775