3.2.Onder het begrip ‘onmiddellijk in- en uitstappen’ worden slechts handelingen verstaan die een daadwerkelijk in- of uitstappen vormen. Deze uitzondering wordt strikt uitgelegd. Indien naast het in- en/of uitstappen activiteiten plaatsvinden die daarmee geen direct verband houden en waardoor de periode van het stilstaan wordt verlengd, is geen sprake van het onmiddellijk in- en uitstappen. De bewijslast dat sprake was van in- en/of uitstappen rust op eiser.
4. Eiser stelt dat er sprake is van een situatie van onmiddellijk in- en uitstappen van personen. Hij haalde zijn zoon op bij zijn ouders. Daarbij heeft hij niet langer stil gestaan dan noodzakelijk. In ieder geval moet hiervoor een redelijke termijn worden gegund. Hierdoor had de naheffingsaanslag niet opgelegd mogen worden.
Eiser en zijn zoon staan niet op de foto’s van verweerder omdat zijn zoon naar de overkant was gerend en eiser achter hem aan is gegaan. Hierdoor stonden zij aan de andere kant van de weg buiten beeld van de scanauto.
5. Op verweerder rust de plicht feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting
– zoals hier – aannemelijk te maken die voeren tot de conclusie dat sprake is van ‘parkeren’ in de zin van de Verordening. Hiertoe heeft verweerder een zogenoemd HAS-rapport overgelegd, met daarin opgenomen de foto’s die gemaakt zijn door de scanauto. Op deze foto’s zijn volgens verweerder geen mensen te zien die in of uit een auto stappen.
Op deze foto’s ontbreken ook de ouders van eiser, die volgens eiser in of nabij de deuropening van hun woning zouden staan.
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat het gedurende enkele minuten op een parkeerplaats achterlaten van de auto om een passagier op te halen niet valt onder het begrip ‘onmiddellijk in- of uitstappen van personen’ en de tijd die daarvoor nodig is. De door eiser ingebrachte getuigenverklaring van zijn vader acht verweerder tegenstrijdig.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd aan eiser. De stelling van eiser dat sprake was van ‘onmiddellijk in- en uitstappen’, komt niet overeen met de overgelegde foto’s van verweerder.
Rondom de auto van eiser noch in de deuropening van de woning van de ouders van eiser zijn mensen te zien. Ook zijn de portieren van de auto van eiser en de voordeur van de woning van de ouders van eiser gesloten. Hierdoor is niet aannemelijk dat er sprake was van een situatie van onmiddellijk in- en uitstappen.
De verklaring van eiser waarom hij niet op de foto staat wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund en is niet controleerbaar. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij samen met zijn zoon aan de andere kant van de straat stond ten tijde van het maken van de foto’s door de scanauto. De getuigenverklaring die eiser heeft overgelegd leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat uit de verklaring niet blijkt wie de personen zijn die dit hebben opgesteld en door wie de verklaring is ondertekend.
Dat eiser nog niet gewend was aan het nieuwe parkeerregime en daardoor zich niet via de parkeerapp heeft aangemeld maakt het bovenstaande ook niet anders. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op de hoogte te zijn van het geldende parkeerregime en parkeerbelasting te voldoen.
7. Nu vaststaat dat eiser geen beroep kan doen op de uitzonderingsregel en dat hij de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan, is de naheffingsaanslag terecht aan hem opgelegd.
8. Het beroep is ongegrond.