In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een werkplan voor re-integratie. Eiser, die sinds 24 oktober 2012 een WIA-uitkering ontvangt, had op 29 oktober 2021 een werkplan ontvangen van het UWV, waartegen hij op 10 december 2021 bezwaar maakte. Het UWV verklaarde dit bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het werkplan volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat het werkplan wel degelijk een rechtsgevolg had, omdat het de schorsing van zijn uitkering inhield. De rechtbank oordeelde dat het werkplan niet aan de vereisten voldeed om als besluit te worden aangemerkt, omdat het niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Daarnaast werd het verzoek van eiser om een hoorzitting afgewezen, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde ook dat het UWV niet verplicht was om dossierstukken aan de gemachtigde van eiser toe te zenden, maar dat er wel een gebrek was in de communicatie over de toezending van stukken. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.