ECLI:NL:RBROT:2023:4532

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10/009520-23, 10/109524-21 (TUL) en 10/201998-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met voorwaardelijke ISD-maatregel en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte werd ervan beschuldigd op 9 januari 2023 in Rotterdam een portemonnee te hebben weggenomen die toebehoorde aan een ander. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de persoon was die op camerabeelden van de supermarkt zichtbaar was, en dat hij met opzet de portemonnee had opgepakt nadat de eigenaar deze had laten vallen. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen.

De officier van justitie had een voorwaardelijke ISD-maatregel geëist, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling. De rechtbank oordeelde dat, gezien de recidive van de verdachte en zijn alcoholproblematiek, een voorwaardelijke ISD-maatregel passend was. De verdachte kreeg een laatste kans om zijn gedrag te verbeteren, met de verplichting om zich te houden aan de voorwaarden van de reclassering.

Daarnaast diende de benadeelde partij, vertegenwoordigd door [benadeelde partij01], een vordering in voor materiële schadevergoeding van € 240,38, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn strafbare feit was veroorzaakt. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen, waarbij de rechtbank besloot om de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen af te wijzen, gezien de nieuwe voorwaardelijke ISD-maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/009520-23, 10/109524-21 (TUL) en 10/201998-21 (TUL)
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10/109524-21 en 10/201998-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De ten laste gelegde diefstal dan wel verduistering kan niet bewezen worden verklaard. Het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt en bovendien is de verdachte niet de man die op de camerabeelden zichtbaar is. Enig ander wettig en overtuigend bewijsmiddel ontbreekt in het dossier, zodat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Is de verdachte de persoon op de camerabeelden?
Aan de hand van de camerabeelden van de supermarkt heeft een winkelmedewerker van deze supermarkt, zonder enige twijfel, de persoon die de portemonnee opraapt herkend als degene die dagelijks probeert om de winkel binnen te komen ondanks dat hij een winkelverbod heeft. Daarop heeft zij het formulier van deze persoon, te weten de verdachte, getoond aan de inmiddels ter plaatse gekomen politieagenten. Daarbij komt dat het signalement van de persoon op de camerabeelden overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte. Ook is er een sterke overeenkomst tussen de broek die de man op de beelden draagt en de joggingbroek die verdachte bij zijn aanhouding droeg. Hetzelfde geldt voor een pet die is aangetroffen in zijn woning. Gelet op deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is die op de camerabeelden van de supermarkt te zien is.
Is er sprake van diefstal?
De verdachte heeft de portemonnee opgeraapt die de aangever kort daarvoor had laten vallen toen hij bij de uitgang van de supermarkt langs de verdachte liep. De verdachte, die blijkens de camerabeelden heeft gezien dat de portemonnee van de aangever op de grond viel, heeft met het oppakken gewacht totdat de aangever het winkelcentrum had verlaten. De verdachte heeft vervolgens de portemonnee in zijn zak gestopt en heeft het winkelcentrum via een andere zijde verlaten. De verdachte heeft daarmee de portemonnee aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor omschreven handelingen was op dat moment het oogmerk op diefstal aanwezig. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De primair ten laste gelegde diefstal is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(primair)
hij,
op 9 januari 2023 te Rotterdam, een portemonnee, die aan [naam01], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair)
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd liep.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld met betrekking tot vermogensdelicten. Sinds 2020 is de frequentie van justitiecontacten toegenomen en is er sprake van een delictpatroon. De verdachte is al geruime tijd in beeld bij de reclassering en de hulpverlening, maar dit heeft onvoldoende geleid tot gedragsveranderingen en het beperken van de recidiverisico’s. Er zijn zorgen op diverse leefgebieden, waaronder het ontbreken van een stabiele sociaal-maatschappelijke basis. Ook is sprake van alcoholproblematiek en het ontbreekt de verdachte aan dagbesteding. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat en het risico op onttrekking aan voorwaarden als gemiddeld tot hoog. Vanwege het pro-criminele gedragspatroon en de alcoholproblematiek adviseert de reclassering om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en ambulante woonbegeleiding, het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan middelencontrole om het middelengebruik te beheersen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel met de genoemde voorwaarden kan als een laatste kans worden ingezet om te laten zien dat de verdachte kan profiteren van ambulante behandeling en begeleiding, waarbij de verdachte zijn woning, die als een beschermende factor wordt beschouwd, kan behouden.
Reclassering Nederland heeft in een mail van 17 april 2023 een korte stand van zaken gegeven over de afgelopen twee weken waarin de verdachte is geschorst uit de voorlopige hechtenis. De verdachte is aangemeld voor behandeling en begeleiding bij Humane Zorg. Tussentijds is ook Antes betrokken bij de verdachte. De verdachte heeft meegewerkt aan urinecontrole, is aanwezig op afspraken en toont zich gemotiveerd. De reclassering wil de verdachte nog een kans geven op basis van zijn aanwezigheid en zijn motivatie op dit moment.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan de formele vereisten is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf, taakstraf, maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen. Gelet op zijn veelvuldige recidive en nog altijd aanwezige alcoholproblematiek moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarnaast is het punt bereikt dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, omdat de verdachte ondanks de opgelegde straffen steeds weer opnieuw overlast en schade veroorzaakt.
Het opleggen van een ISD-maatregel in onvoorwaardelijke vorm wordt evenwel als een uiterst middel gezien, waartoe in beginsel slechts wordt besloten als alle mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. Uit het reclasseringsrapport en de update blijkt dat de reclassering nog een laatste mogelijkheid ziet om de verdachte te begeleiden. Gelet hierop en gezien de huidige gemotiveerde houding van de verdachte om met begeleiding door de reclassering zijn leven op orde te krijgen, geeft de rechtbank, zoals de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman (subsidiair) heeft bepleit, de verdachte een allerlaatste kans en zal de rechtbank de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte heeft tijdens de behandeling op de terechtzitting verklaard van de alcohol af te willen en geen (winkel)diefstallen meer te willen plegen. Hij is daarom akkoord met deze voorwaarden.
Alles afwegend wordt het opleggen van de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm passend en geboden geacht.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] als wettelijk vertegenwoordiger van [naam01], ter zake van het primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 240,38 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd in het licht van hetgeen de benadeelde partij in de aangifte heeft verklaard over de weggenomen goederen, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.1.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 240,38, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Parketnummer 10/109524-21
Bij vonnis van 23 april 2021 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan een gedeelte groot 19 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 mei 2021.
Parketnummer 10/201998-21
Bij vonnis van 26 augustus 2021 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een gedeelte groot twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 september 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
Parketnummer 10/109524-21
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel, omdat dit reeds ten uitvoer is gelegd.
Parketnummer 10/201998-21
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel, gelet op de gevorderde oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
9.3.
Beoordeling
Parketnummer 10/109524-21
Deze vordering zal de rechtbank afwijzen omdat uit de justitiële documentatie blijkt dat de voorwaardelijk opgelegde straf inmiddels volledig ten uitvoer is gelegd.
Parketnummer 10/201998-21
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet in de op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel echter reden om die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging af te wijzen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de na te melden voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland (Fivoor), zolang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering neemt contact met de veroordeelde op voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek en laat zich behandelen door Fivoor forensische polikliniek of een andere/soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. de veroordeelde laat zich begeleiden door Humane Zorg of een andere/soortelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo spoedig mogelijk. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Er zal onder andere aandacht worden besteed aan huishoudelijke taken, zoals het schoonmaken en het schoonhouden van de woning.
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk/onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] (als wettelijk vertegenwoordiger van [naam01]) te betalen een bedrag van
€ 240,38 (zegge: tweehonderdveertig euro en achtendertig eurocent)aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 240,38(hoofdsom,
zegge: tweehonderdveertig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 240,38 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 april 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2023.
De voorzitter, oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 9 januari 2023 te Rotterdam,
een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 9 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
een portemonnee, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam01], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als vinder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.