ECLI:NL:RBROT:2023:4534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
09-129222-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen poging doodslag; veroordeling zware mishandeling en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het letsel, een geamputeerde oorschelp, niet als potentieel dodelijk kon worden gekwalificeerd. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor zware mishandeling, omdat hij het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door een deel van diens oor af te bijten. De geweldshandelingen vonden plaats op de galerij van een flat, waar meerdere personen bij betrokken waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook schuldig was aan openlijke geweldpleging, aangezien de geweldshandelingen zichtbaar waren voor derden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod en reclasseringstoezicht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade had geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 09-129222-22
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01], [geboorteland01], op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01],
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en een locatieverbod zonder elektronische monitoring waarbij de verdachte zich niet bevindt binnen een straal van 500 meter van het woonadres van de aangever.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding
Vaststaat dat in de periode voorafgaand aan de vechtpartij op 21 mei 2022 ruzie is ontstaan tussen de aangever en de verdachte. Op 21 mei 2022 was de aangever met twee vrienden aanwezig op de galerij van de woning waar de verdachte aanwezig was ([adres02]). Op enig moment waren daar ook aanwezig enkele bekenden van de verdachte. Op de galerij heeft een vechtpartij plaatsgevonden waarbij in ieder geval de verdachte en de aangever betrokken waren. De aangever heeft daarbij zijn rechter oorschelp verloren, die naderhand is aangetroffen ter hoogte van de [adres03].
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag en de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Met de gedragingen gepleegd jegens de aangever die bewezen kunnen worden verklaard (het afbijten van het oor, het slaan met een stoel en stoelpoot op het hoofd en lichaam, het tonen van een mes, het slaan en schoppen, en het schreeuwen van de woorden ‘ik maak je af’), in onderlinge samenhang bezien, heeft de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de dood van de aangever. De verdachte is hierbij als medepleger betrokken geweest.
4.1.3.
Standpunt verdediging
De poging tot doodslag en zware mishandeling kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft gepleegd. Voor zover één of meer geweldshandelingen kunnen worden bewezen, had de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische verklaring blijkt voorts niet van zware mishandeling. De verdachte dient dus te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde. De openlijke geweldpleging kan evenmin bewezen worden verklaard. Een vechtpartij op een galerij als die waar het incident heeft plaatsgevonden, vindt niet ‘openlijk’ plaats als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarom dient ook vrijspraak te volgen voor het ten laste gelegde onder 2.
4.1.4.
Beoordeling
Medeplegen poging doodslag (feit 1 primair)
De rechtbank stelt allereerst vast dat het de verdachte is geweest die in het oor van de aangever heeft gebeten, met als resultaat dat deze zijn rechter oorschelp heeft verloren. De verklaring van de aangever op dit punt wordt ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen. Een vriend van de aangever heeft de verdachte zien bijten. Daarnaast hebben twee bekenden van de verdachte die hem te hulp waren geschoten na afloop van het incident uit zijn, verdachtes mond, vernomen dat hij in het oor van de aangever had gebeten. De rechtbank heeft daarom geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen. Voorts vond de vechtpartij plaats op de galerij van de woning waar de verdachte aanwezig was, is de oorschelp iets verderop op de galerij aangetroffen en is er geen enkele concrete aanwijzing dat na de vechtpartij nog iets anders is voorgevallen waardoor het letsel aan het oor van de aangever zou kunnen worden verklaard.
De rechtbank leidt uit de verschillende getuigenverklaringen ook af dat de verdachte de aangever met een houten stoel heeft geslagen en met een afgebroken stoelpoot tenminste eenmaal op zijn hoofd heeft geslagen, en dat verscheidene personen de aangever hebben geslagen en geschopt.
De rechtbank stelt verder vast dat het dossier geen medische informatie bevat waaruit blijkt dat het letsel van de aangever - de afgebeten oorschelp - op zichzelf potentieel dodelijk was. Evenmin kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat het kapot slaan van een houten stoel op het lichaam en het geven van één of meer klappen tegen het hoofd of lichaam altijd, of in veel gevallen, leidt tot de dood van het slachtoffer. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit de verklaring van de aangever en de getuigenverklaringen kan niet met voldoende duidelijkheid worden opgemaakt met hoeveel kracht de verdachte heeft geslagen en op welke plek de aangever precies is geraakt. Dat kan evenmin worden afgeleid uit het relatief beperkte letsel dat het slachtoffer als gevolg van dat slaan heeft bekomen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangever door de geweldshandelingen van de verdachte dodelijk zou worden verwond. Dat betekent dat reeds om die reden niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Hij zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag.
Zware mishandeling (feit 1 subsidiair)
Wel is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. Het staat immers vast dat verdachte de rechter oorschelp van het slachtoffer heeft afgebeten. Het letsel van de aangever, een geamputeerde oorschelp, is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. De aangever behoefde voor een reconstructie van zijn oorschelp tot op heden één plastisch-chirurgische ingreep die zes uren heeft geduurd, waarvan de herstelduur is geschat op meer dan twaalf maanden.
Dat de verdachte ten aanzien van dit feit nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen is niet gebleken. De verdachte zal derhalve van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Openlijke geweldpleging (feit 2)
Voor een bewezenverklaring van het in vereniging openlijk geweld plegen als bedoeld in artikel 141 Sr dient onder meer te worden bewezen dat de geweldshandelingen 'openlijk' hebben plaatsgevonden, dat wil zeggen op of aan de openbare weg, dan wel op een voor het publiek toegankelijke plaats. Het bestanddeel openlijk moet ruim worden opgevat; het gaat om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn.
Op basis van de verklaringen in het dossier kan worden vastgesteld dat er een geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij niet alleen de verdachte en de aangever, maar ook diverse andere personen betrokken zijn geweest, en dat de geweldshandelingen op de eerste galerij van een flatgebouw hebben plaatsgevonden. Een galerij is op zich een plek waarop vrij zicht is. Een getuige die aan de overkant van de straat woont, heeft ook gezien en gehoord dat op de eerste galerij tumult was. Zij zag op deze galerij een jongen rennen naar het einde van de galerij. Een getuige wonende aan [straatnaam01] hoorde ook herrie en zag op de eerste galerij circa vijf mannen heen en weer rennen. Tot slot heeft ook een getuige woonachtig aan [straatnaam02] gegil gehoord en zag eveneens op de eerste galerij mensen lopen. Uit hun verklaringen volgt dat zij vrij zicht hadden op de eerste galerij. Hieruit volgt dat het geweld jegens de aangever voor derden zichtbaar had kunnen zijn. Het verweer wordt verworpen.
4.1.5.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Wettig en overtuigen bewezen is de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling en het onder 2 ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld, terwijl het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Tussen beide feiten is sprake van eendaadse samenloop.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(subsidiair):
hij
op 21 mei 2022 te [plaats01] aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geamputeerd oor, heeft toegebracht, door:
- een deel van het oor van die [slachtoffer01] af te bijten ;
2
hij
op 21 mei 2022 te [plaats01] openlijk, te weten op de galerij van
eenflat gelegen aan [straatnaam03], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] door:
- een deel van het oor van die [slachtoffer01] af te bijten en- met een houten stoel (met kracht) en een deel van een houten stoel op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] te slaan en
- een mes te tonen aan die [slachtoffer01] en
- te slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer01] en- tegen die [slachtoffer01] te zeggen/roepen: "ik maak je af, ik maak je af, jij gaat vandaag dood",
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een geamputeerd oor, voor die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
1.
(subsidiair)
zware mishandeling,
en
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
5.1.
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en heeft zich samen met anderen ook schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft tijdens een vechtpartij die midden in de nacht plaatsvond op de galerij van de woning waar de verdachte op dat moment aanwezig was de oorschelp van het slachtoffer afgebeten. Het slachtoffer heeft een operatie nodig gehad ter reconstructie van zijn oor en kampt nog steeds met de fysieke beperkingen die een dergelijk letsel en de reconstructieoperatie met zich brengen. Het slachtoffer wordt ook nog elke dag als hij in de spiegel kijkt geconfronteerd met angstgevoelens en verdriet, zo blijkt uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding. Ook heeft de verdachte het slachtoffer geslagen met een houten stoel(poot) en heeft hij het slachtoffer met anderen geschopt en geslagen tegen het hoofd en het lichaam. De verdachte heeft met dit brute geweld op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In plaats van de politie te bellen op het moment dat het slachtoffer met twee vrienden voor de woning stond, heeft de verdachte versterking laten komen en het erop laten aankomen. Voorts weegt mee dat het geweld heeft plaatsgevonden in de openbare ruimte. Dit heeft daarom een negatieve invloed op de samenleving en werkt een gevoel van onveiligheid in de hand. De verdachte heeft bij dit alles niet stil gestaan. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 januari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Op een aantal leefgebieden zijn bij de verdachte risicofactoren aanwezig. Al geruime tijd was sprake van een gespannen situatie tussen de verdachte en zijn inmiddels ex-partner vanwege haar relatie met de aangever. Hoewel bij de verdachte geen sprake is van een patroon van agressie, is wel sprake geweest van een escalatie tussen de verdachte en de aangever. Het recidiverisico wordt weliswaar als laag ingeschat, maar de relatie tussen de verdachte en zijn ex-partner is een factor die het recidiverisico verhoogt. De reclassering adviseert daarom naast de algemene voorwaarden ook behandeling bij een forensische polikliniek waarbij aandacht is voor emotieregulatie. Dit heeft tot doel het probleemoplossend vermogen van de verdachte te verhogen. Daarnaast adviseert de reclassering oplegging van een contact- en locatieverbod alsmede een locatiegebod met elektronische monitoring.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen hetgeen als strafverzwarende omstandigheid wordt meegenomen in de hoogte van de straf. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte is gebaat bij begeleiding en behandeling. Hij staat daar ook voor open. De rechtbank neemt daarom de adviezen van de reclassering over en zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd maar conform de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten mee te werken aan elektronische controle en een locatiegebod, omdat hierin geen meerwaarde wordt gezien. Verder zal het geadviseerde locatieverbod, zoals de officier van justitie heeft geëist, worden beperkt tot een straal van 500 meter van het woonadres van de aangever.
De duur van de voorgenomen straf is korter dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat zij verdachte vrijspreekt van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering en onderbouwing
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert zowel een vergoeding van € 1.315,18 aan materiële schade als een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade. De materiële schade betreffen posten voor kleding, verbruik van het eigen risico en gemaakte reiskosten in verband met ziekenhuisbezoek. De immateriële schade betreft het letsel en de pijn alsmede de psychische klachten die de benadeelde partij ondervindt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Op zijn hoofd heeft hij een groot ontsierend litteken en het oor is niet meer als een normaal oor te gebruiken. De benadeelde partij dient zijn oor te ontzien en stevig fysiek contact te vermijden omdat een risico bestaat dat het oor los laat. Hij is niet langer in staat zijn functie bij de douane in de haven van Rotterdam uit te voeren omdat in conflictsituaties de kans op fysiek contact aanwezig is.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade, met uitzondering van de gevorderde reiskosten. Deze komen voor vergoeding als proceskosten in aanmerking en dienen daarom te worden gematigd tot een bedrag van 28 cent per kilometer, conform het besluit tarieven in strafzaken. Voor wat betreft de immateriële schade heeft zij geconcludeerd tot toewijzing tot een bedrag van € 7.500,-.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, dan wel deze af te wijzen. De benadeelde partij heeft zelf de confrontatie opgezocht en zichzelf aldus in een gevaarlijke situatie gebracht. De beoordeling of, en zo ja, op welke wijze de factor eigen schuld dient te worden meegewogen, laat zich het beste beoordelen binnen een civiele procedure. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering van immateriële schade met de helft te matigen.
8.4.
Beoordeling
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts is de vordering genoegzaam onderbouwd, zodat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering.
Het verweer van de raadsman ziet op het niet kunnen vaststellen van een gedeelte ‘eigen schuld’ aan de kant van de benadeelde partij in de onderhavige procedure. Hoewel het de benadeelde partij is geweest die naar de woning is gegaan waar de verdachte op dat moment verbleef, maakt dat niet dat hij daarbij rekening moest houden met de mogelijkheid dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen dat er onder meer voor heeft gezorgd dat hij tot op de dag van vandaag niet werkzaam kan zijn in zijn eigen functie bij de douane. Het zijn die verwondingen die door de benadeelde partij aan de vordering ten grondslag worden gelegd. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman ten aanzien van ‘eigen schuld’.
Het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade komt voor toewijzing in aanmerking, ook voor wat betreft de gevorderde reiskosten. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld zijn die reiskosten gemaakt in verband met ziekenhuisbezoek, zodat dit rechtstreekse schade betreft.
Vast is ook komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen, een plastisch-chirurgische operatie van zes uur moeten ondergaan en wordt dagelijks geconfronteerd met het verlies van zijn oor en met een ontsierend litteken op zijn hoofd. De schade zal daarom naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,-, zodat de vordering voor het gehele bedrag voor vergoeding in aanmerking komt.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 11.315,18, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maanden)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze direct of indirect contact met [slachtoffer01], gedurende twee jaren na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt;
2. de veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van 500 meter van de woning van [slachtoffer01], [adres04], gedurende twee jaren na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
3. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland, Marconiplein 4 te Rotterdam, zo vaak en zo lang de reclasseringsinstelling dat nodig vindt;
4. de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden genoemd onder 3. en 4. en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 11.315,18 (zegge: elfduizend driehonderdvijftien euro en achttien eurocent), bestaande uit € 1.315,18 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 11.315,18 (hoofdsom, zegge: elfduizend driehonderdvijftien euro en achttien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.315,18 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 mei 2023.
De voorzitter, oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 21 mei 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( een deel van) het oor van die [slachtoffer01] heeft afgebeten en/of
- één of meerdere malen met een houten stoel (met kracht) en/of een deel van een houten stoel op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] heeft geslagen en/of
- een mes heeft getoond aan van die [slachtoffer01] en/of met dat mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer01] heeft gemaakt en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren staaf althans een lang hard voorwerp heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- één of meerdere malen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd/geroepen: "ik maak je af, ik maak je af, jij gaat vandaag dood" en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 21 mei 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geamputeerd oor, heeft toegebracht, door:
- ( een deel van) het oor van die [slachtoffer01] af te bijten en/of
- één of meerdere malen met een houten stoel (met kracht) en/of een deel van een houten stoel op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren staaf althans een lang hard voorwerp te slaan op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- één of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer01];
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 21 mei 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( een deel van) het oor van die [slachtoffer01] heeft afgebeten en/of
- één of meerdere malen met een houten stoel (met kracht) en/of een deel van een houten stoel op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] heeft geslagen en/of
- een mes heeft getoond aan van die [slachtoffer01] en/of met dat mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer01] heeft gemaakt en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren staaf althans een lang hard voorwerp heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- één of meerdere malen heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd/geroepen: "ik maak je af, ik maak je af, jij gaat
vandaag dood" en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te [plaats01] openlijk, te weten op de galerij van de flat gelegen aan [straatnaam03], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] door:
- ( een deel van) het oor van die [slachtoffer01] af te bijten en/of
- één of meerdere malen met een houten stoel (met kracht) en/of een deel van een houten stoel op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- een mes te tonen aan van die [slachtoffer01] en/of met dat mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer01] te maken en/of
- één of meerdere malen met een ijzeren staaf althans een lang hard voorwerp te slaan op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- één of meerdere malen te slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of gezicht en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen/roepen: "ik maak je af, ik maak je af, jij gaat
vandaag dood" en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten
een geamputeerd oor, voor die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad.