ECLI:NL:RBROT:2023:4538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
8963150 CV EXPL 21-1045
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werknemers voor onrechtmatige concurrentie en auteursrechtinbreuk na oprichting van een eigen onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] B.V. en de gedaagden [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. De zaak betreft de oprichting van een eigen onderneming door twee werknemers van [eiser01], die tijdens hun dienstverband betrokken waren bij de ontwikkeling van een softwareprogramma genaamd VitaConnect. De eisers beschuldigden de gedaagden van onrechtmatige concurrentie, auteursrechtinbreuk en het misbruiken van bedrijfsdebiet. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun arbeidsovereenkomsten door tijdens werktijd voor hun eigen onderneming te werken, maar dat de oprichting van de onderneming op zich niet onrechtmatig was. De rechter stelde vast dat de gedaagden niet onrechtmatig hebben gehandeld door de software te ontwikkelen, omdat zij geen inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van [eiser01]. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade door het onrechtmatig handelen, en hen opgedragen om alle documenten en materialen die afkomstig zijn van [eiser01] te vernietigen. De vorderingen van [eiser01] tot het staken van de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde01] en het verbieden van het gebruik van de software werden afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat de gedaagden niet onrechtmatig hebben gehandeld in die context.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8963150 CV EXPL 21-1045
datum uitspraak: 2 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] B.V.
Van Dorp Installaties B.V.,
Van Dorp Dienstencentrum B.V.,
Vitatech B.V.
vestigingsplaats: Zoetermeer,
eisers,
gemachtigde: mr. L. Keukens,
tegen
[gedaagde01] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
[gedaagde02] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
[gedaagde03] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. P.A. Josephus Jitta.
Eisers worden hierna gezamenlijk in enkelvoud [eiser01] genoemd. Gedaagden worden hierna [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 3 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eiser01] , waarin de eis wordt gewijzigd, met bijlagen;
  • de akte van gedaagden met bijlagen.

2.Inleiding

2.1.
[gedaagde03] en [gedaagde02] waren werknemers van [eiser01] . Zij werkten het laatste deel van hun arbeidsovereenkomst voor Vitatech B.V. Vitatech heeft een computerprogramma ontwikkeld waarmee de planning en het beheer van onderhoud van vastgoed kan worden geautomatiseerd. [gedaagde02] was daarbij nauw betrokken. Dit systeem heet VitaConnect.
2.2.
[gedaagde02] en [gedaagde03] hebben terwijl zij nog in dienst waren bij [eiser01] een onderneming opgericht genaamd [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft een eigen computerprogramma ontwikkeld genaamd [computerprogramma01] . [gedaagde02] was aanvankelijk met [eiser01] in overleg over een samenwerking tussen [gedaagde01] en [eiser01] maar dat is uiteindelijk op niets uitgelopen. [gedaagde02] en [gedaagde03] zijn vervolgens na enkele maanden vertrokken bij [eiser01] .
2.3.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde02] en [gedaagde03] met hun handelwijze het bedrijfsdebiet van [eiser01] hebben misbruikt en dat zij [eiser01] hebben uitgehold. Alles bij elkaar vindt [eiser01] dat het oprichten van [gedaagde01] een tekortkoming oplevert en onrechtmatig is.
2.4.
[eiser01] krijgt op een aantal punten gelijk. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde02] en [gedaagde03] onder hun werktijd bij [eiser01] hebben gewerkt voor [gedaagde01] . Bij de gang van zaken rondom de Blue Tulip Awards en bij Lidl, een potentiële klant van [eiser01] , hebben zij de belangen van [gedaagde01] boven die van [eiser01] geplaatst. Ook hebben [gedaagde02] en [gedaagde03] de Mendix-licentie van [eiser01] gebruikt bij het bouwen van [computerprogramma01] . De schade die [eiser01] hierdoor heeft geleden, moet [gedaagde01] vergoeden. [gedaagde01] is verder nog steeds in bezit van stukken van [eiser01] dan wel stukken waarop [eiser01] een intellectueel eigendomsrecht heeft. Deze stukken moeten worden vernietigd. Het bezit van deze stukken is namelijk onrechtmatig.
2.5.
Verder krijgt [eiser01] ongelijk. Het is niet onrechtmatig dat [gedaagde02] en [gedaagde03] [gedaagde01] hebben opgericht. De samenwerking met de partners van [eiser01] levert ook geen tekortkoming op omdat niet vaststaat dat hierover afspraken waren gemaakt. De samenwerking is ook niet onrechtmatig. Verder kan niet worden vastgesteld dat met het bouwen van [computerprogramma01] inbreuk is gemaakt op het auteursrecht van [eiser01] . [gedaagde01] hoeft haar activiteiten daarom niet te staken en zij mag [computerprogramma01] blijven gebruiken.
2.6.
De kantonrechter zal hierna per onderwerp toelichten waarop deze beslissingen zijn gebaseerd. Daarna komt aan de orde wat een en ander precies betekent voor de vorderingen van [eiser01] .

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] haar bedrijfsdebiet hebben misbruikt en dat zij [eiser01] hebben uitgehold. Deze kwalificaties hebben juridisch geen betekenis en het is de kantonrechter op veel punten niet duidelijk welke concreet verwijt [eiser01] aan welke kwalificatie koppelt. De kantonrechter zal daarom hierna steeds beoordelen of de concrete verwijten die [eiser01] aan [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] maakt een tekortkoming of een onrechtmatige daad opleveren.
Het oprichten van [gedaagde01]
3.2.
Het oprichten van [gedaagde01] was niet onrechtmatig. Uit de whatsappgesprekken tussen [gedaagde02] en [gedaagde03] volgt dat zij in ieder geval sinds februari 2019 bezig waren met [gedaagde01] en ook dat zij dit aanvankelijk verborgen hebben gehouden voor [eiser01] . Op enig moment hebben zij [eiser01] echter verteld over [gedaagde01] . Daarna hebben partijen een samenwerking besproken. Ook nadat bleek dat die samenwerking er niet zou komen heeft [eiser01] aan [gedaagde02] gevraagd om nog enkele maanden in dienst te blijven om VitaConnect af te leveren. [eiser01] kan daarvan nu niet terugkomen. Het was mede hierdoor onontkoombaar dat [eiser01] met VitaConnect en [gedaagde01] met [computerprogramma01] door elkaar zijn gaan lopen. [gedaagde02] en [gedaagde03] konden de kennis die zij opdeden bij [eiser01] niet vergeten als zij bezig waren voor [gedaagde01] . [eiser01] heeft dit klaarblijkelijk geaccepteerd. Hierdoor is de handelwijze van [gedaagde02] en [gedaagde03] minder snel onrechtmatig.
3.3.
Voor zover [eiser01] heeft bedoeld dat [gedaagde02] destijds informatie over de exacte plannen heeft achtergehouden, wordt haar standpunt verworpen. Uit de email van [naam01] van 4 juni 2019 volgt dat [eiser01] een goed beeld had van de plannen van [gedaagde02] ( [naam02] ) en [gedaagde03] . In die e-mail staat onder meer het volgende:
“ [naam02] heeft ons onlangs te kennen gegeven dat hij deze onderneming is gestart en t.z.t. zich hier volledig aan wil gaan wijden. (…)
De onderneming [gedaagde01] zal zich als vastgoedadviseur positioneren. Het doel van het bedrijf wordt het digitaal beheren van de vastgoed informatie voor derden. (…) Uitdrukkelijk stellen we dat Vitaconnect eigendom is en blijft van [eiser01] en [naam02] cs. worden geen concurrent van [eiser01] . [naam02] heeft uitdrukkelijk verklaard vooralsnog volledig werkzaam te zullen blijven voor [eiser01] tot Vitaconnect volledig up and running en geïmplementeerd is. Dat is voor hem een ere zaak en dat waarderen wij.”
3.4.
[eiser01] bepleit wel dat [gedaagde01] in werkelijkheid meer concurrerende activiteiten wilde verrichten dan [gedaagde02] en [gedaagde03] tegen [eiser01] hebben gezegd, maar dit heeft [eiser01] verder onvoldoende toegelicht. Uit de e-mail van [naam01] blijkt namelijk dat [eiser01] wist dat [gedaagde01] zich zou gaan bezighouden met het digitaal beheren van vastgoedinformatie. Op basis van die informatie kon [eiser01] beoordelen in hoeverre die activiteiten concurreerden met [eiser01] . Uit het bedrijfsplan van [gedaagde01] volgt niet iets anders. Daar staat onder meer dat [gedaagde01]
met haar platformstrategie een model wil bieden dat marktpartijen met elkaar verbindt en daarbij de samenhang zoekt tussen de verschillende elementen die nodig zijn voor een gezond vastgoedmanagementsysteem. [eiser01] heeft niet toegelicht uit welke delen van het bedrijfsplan blijkt dat [gedaagde01] in werkelijkheid iets anders of meer wilde doen dan [gedaagde02] aan het bestuur van [eiser01] heeft voorgehouden.
3.5.
[eiser01] wijst er verder op dat Vitatech in het bedrijfsplan als concurrent is aangemerkt, maar er staat meer in het bedrijfsplan. Vitatech heeft in de eerste plaats een relatief lage concurrentiescore en er staat dat zij een concurrent
zou kunnen vormen ware het niet dat het platform VitaConnect met name wordt gebruikt voor de onderhoudscontracten die zijn afgesloten met [eiser01] .Dit komt overeen met wat [gedaagde02] heeft verklaard in deze procedure en met wat hij heeft verklaard tegenover [eiser01] , namelijk dat [gedaagde01] met [computerprogramma01] bedrijven in staat stelt zelf vastgoed te beheren en te onderhouden of dit door een derde te laten doen, zoals [eiser01] . Daarbij komt dat op dat moment partijen nog in gesprek waren over een mogelijke samenwerking. Uit het overzicht van de verschillen tussen [gedaagde01] en Vitaconnect volgt niet iets anders.
3.6.
[eiser01] heeft tot slot niet weersproken dat het bedrijfsmodel van [gedaagde01] een andere is geworden dan zij aanvankelijk beoogde. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] op het moment met name advies geeft over het beheer van vastgoed. Die activiteiten zijn minder concurrerend met [eiser01] dan de aanvankelijk beoogde activiteiten. De huidige activiteiten van [gedaagde01] zijn daarom des te minder onrechtmatig tegenover [eiser01] .
3.7.
Het voeren van de handelsnaam [gedaagde01] is ook niet onrechtmatig. Weliswaar staat vast dat [gedaagde01] is verzonnen als alternatieve naam voor VitaConnect maar [eiser01] heeft voor een andere naam gekozen. [eiser01] heeft de handelsnaam [gedaagde01] niet gevoerd. Het stond [gedaagde02] en [gedaagde03] daarom vrij om [gedaagde01] als handelsnaam te gebruiken en van strijd met artikel 5 Handelsnaamwet is geen sprake.
Het werken voor [gedaagde01] onder werktijd
3.8.
[gedaagde02] en [gedaagde03] zijn wel tekortgeschoten in de nakoming van hun arbeidsovereenkomsten, omdat zij een deel van hun werktijd hebben besteed aan [gedaagde01] . Dit blijkt uit de whatsappgesprekken. Zij moeten de schade die [eiser01] hierdoor heeft geleden dan ook vergoeden (zie ook r.o. 4.8 e.v. van het tussenvonnis). Deze beslissing is gebaseerd op het volgende.
3.9.
Een werkgever kan van haar werknemers in beginsel niet verwachten dat zij 100% van hun werktijd besteden ten behoeve van hun werkgever. Het is immers onontkoombaar dat werknemers ook tijdens werktijd soms privézaken moeten regelen en privégesprekken hebben, al dan niet via hun telefoon. Hier ligt dat echter anders omdat [gedaagde02] en [gedaagde03] bezig waren met de door hen opgerichte onderneming. Een werkgever hoeft niet te dulden dat haar werknemers tijdens werktijd werken voor een eigen onderneming.
3.10.
[eiser01] heeft niet gesteld hoeveel van hun werktijd [gedaagde02] en [gedaagde03] volgens haar hebben besteed aan [gedaagde01] , al valt uit haar stellingen wel op te maken dat zij van mening is dat dit een aanzienlijk deel is geweest. De kantonrechter stelt aan de hand van de stukken (met name de whatsappgesprekken) vast dat [gedaagde02] en [gedaagde03] vanaf februari 2019 gemiddeld 5% van hun werktijd hebben besteed aan [gedaagde01] . Zo hadden zij op 14 mei 2019 een afspraak met Mendix op het kantoor van [eiser01] en uit de e-mails tussen [gedaagde02] en [naam03] van Mendix volgt dat dit ging over een licentie voor [gedaagde01] . Verder volgt uit het whatsappgesprekken tussen [gedaagde02] en [gedaagde03] op 4 maart 2019 dat zij een afspraak hadden locaties te bekijken voor [gedaagde01] , maar dat zij daardoor niet aanwezig kunnen zijn bij het afscheid van een collega van [eiser01] . Uit niets volgt dat zij die middag vrij hadden genomen bij [eiser01] . Ook uit de verdere gesprekken blijkt dat zij tijdens kantooruren contact hadden over [gedaagde01] , soms naar aanleiding van gesprekken die net waren gevoerd.
3.11.
[gedaagde02] en [gedaagde03] hebben aangevoerd dat deze gesprekken met name plaatsvonden tijdens pauzes en aan het einde van de werkdag, en dat het ook mogelijk is dat zij sommige dagen vrij hadden genomen bij [eiser01] . Dat is inderdaad vaak het geval. Uit de gesprekken zelf volgt echter dat zij ook onder werktijd aan [gedaagde01] hebben gewerkt. Zo heeft [gedaagde03] aan [gedaagde02] geschreven dat zij probeerde haar laptop dicht te doen toen haar leidinggevende binnen kwam maar dat de laptop
niet snel genoeg reageerde. De kantonrechter gaat ervan uit dat zij bedoelde dat ze niet wilde dat haar leidinggevende zag dat zij aan het werk was voor [gedaagde01] . Ook heeft [gedaagde03] aan [gedaagde02] geschreven dat zij alleen op haar werklaptop van [eiser01] beschikt over Photoshop en dat zij dat dus op
een goed momentzal moeten doen. De kantonrechter stelt op basis hiervan vast dat zij onder werktijd heimelijk hebben gewerkt aan [gedaagde01] .
3.12.
Voor zover [eiser01] bedoelt dat [gedaagde02] en [gedaagde03] meer tijd aan [gedaagde01] hebben besteed, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. Dat kan uit de bijgevoegde whatsappgesprekken en andere correspondentie niet worden afgeleid. Het aantal berichten waaruit volgt dat [gedaagde02] en [gedaagde03] aan [gedaagde01] werkten is namelijk beperkt. Daar komt bij dat [eiser01] niet heeft gesteld dat de werkprestaties van [gedaagde02] en [gedaagde03] onvoldoende waren of zelfs dat zij heeft gemerkt dat hun prestaties vanaf de oprichting van [gedaagde01] minder zijn geworden. Zij stelt wel dat
de focus van [gedaagde02] en [gedaagde03] volledig bij [gedaagde01] lag, maar verdere onderbouwing op dat punt ontbreekt. De kantonrechter leidt daaruit af dat zij niet een groot deel van hun werktijd aan [gedaagde01] hebben kunnen besteden.
3.13.
Uit de stukken volgt verder dat [gedaagde02] en [gedaagde03] twee collega’s van [eiser01] , [naam04] en [naam05] , hebben ingezet om te werken voor [gedaagde01] . Het is op zich niet onrechtmatig dat zij hen hebben gevraagd om mee te gaan naar [gedaagde01] , maar het is wel onrechtmatig dat zij hen hebben aangespoord om een deel van hun werktijd te besteden aan [gedaagde01] . De kantonrechter gaat ervan uit dat ook [naam05] en [naam04] vanaf mei 2019 5% van hun werktijd hebben besteed aan [gedaagde01] . Zo volgt uit het whatsappgesprek tussen [gedaagde02] en [naam04] dat [gedaagde02] op 4 mei 2019 businesscards voor [naam04] voor [gedaagde01] heeft laten maken. [naam05] heeft verder op 7 mei 2019 aan [gedaagde02] geschreven dat de afdeling bij [eiser01] verbouwd werd en dat zij daarom even niets aan [gedaagde01] zou doen
zolang iedereen daar in en uitliep. Verder heeft [naam05] op 21 december 2019 aan [gedaagde02] gevraagd of
zij alles van [gedaagde02] heeft voor [eiser01]en dat ze
de laptop en de telefoon nog goed moeten leeghalen.[gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] zijn ook voor de hierdoor door [eiser01] geleden schade aansprakelijk.
Het studiekostenbeding
3.14.
De kantonrechter geeft geen beslissing over het studiekostenbeding van [gedaagde03] . [eiser01] stelt dat [gedaagde03] een studie heeft gevolgd op kosten van [eiser01] en dat zij volgens haar arbeidsovereenkomst een deel van de kosten van die opleiding moet terugbetalen. Als dat zo is, dan moet [eiser01] nakoming van die afspraak vorderen, maar dat doet zij in deze procedure niet. [eiser01] heeft ook niet duidelijk gesteld om welke opleiding het gaat, welke kosten [eiser01] precies heeft gemaakt en welk deel daarvan dan moet worden terugbetaald. Aangezien de procedure al redelijk ver gevorderd is, zal [eiser01] ook niet meer in de gelegenheid worden gesteld haar vordering aan te passen.
De publicaties van [gedaagde02]
3.15.
De kantonrechter zal in het midden laten of [gedaagde02] onrechtmatig heeft gehandeld door in een persbericht van Mendix over Vitatech te suggereren dat er een strategische samenwerking was tussen [gedaagde01] en [eiser01] . [eiser01] heeft namelijk niet uitgelegd waarom [eiser01] hierdoor schade zou hebben geleden en dat [eiser01] hierdoor schade zou lijden is niet zonder meer aannemelijk. Hetzelfde geldt voor de uitlating van [gedaagde02] op de website van de carrièrebeurs dat hij de oprichter van VitaTech is. Of deze uitlatingen onrechtmatig zijn, hoeft daarom niet te worden beoordeeld.
De Blue-Tulips awards
3.16.
In het tussenvonnis is al overwogen dat [gedaagde02] [computerprogramma01] naar voren heeft geschoven voor de ‘Blue Tulip Awards’, terwijl [eiser01] c.s. daarvoor aanvankelijk was benaderd met VitaConnect. De kantonrechter ziet geen aanleiding om terug te komen van haar oordeel dat [gedaagde02] - vanwege de tegenstijdige belangen - toestemming had moeten vragen aan [eiser01] c.s. om niet VitaConnect maar [computerprogramma01] voor te stellen. Op dit punt zijn [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] daarom aansprakelijk voor eventuele door [eiser01] geleden schade.
De gang van zaken rondom Lidl
3.17.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde02] de belangen van [eiser01] met betrekking tot Lidl onvoldoende heeft behartigd en dat hij daarom tegenover [eiser01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn arbeidsovereenkomst. Vaststaat dat Lidl bij [eiser01] in beeld is gekomen als potentiële klant, maar dat de gesprekken met [eiser01] op niets zijn uitgelopen en dat [gedaagde02] vervolgens heeft geprobeerd om Lidl als klant voor [gedaagde01] binnen te halen. Uit niets blijkt dat [gedaagde02] dit met [eiser01] heeft besproken of dat hij hierover opening van zaken heeft gegeven. In tegendeel, ook in deze procedure heeft [gedaagde01] dat niet gedaan. [gedaagde02] diende echter te begrijpen dat [eiser01] in de toekomst een nieuwe poging zou willen doen om Lidl als klant binnen te halen. [eiser01] had er dan bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om de contacten tussen [eiser01] en Lidl te laten overnemen door een andere werknemer dan [gedaagde02] .
3.18.
Het is aannemelijk dat [eiser01] schade heeft geleden door de handelwijze van [gedaagde02] en [gedaagde03] rondom Lidl althans dat [gedaagde01] op grond van artikel 6:104 BW de door haar verkregen winst zal moeten afdragen. Vast is namelijk komen te staan dat [gedaagde01] en Lidl een overeenkomst zijn aangegaan en dat [gedaagde01] ook daadwerkelijk kosten bij Lidl in rekening heeft gebracht. [gedaagde01] voert hiertegen namelijk alleen aan dat zij uitvoerig heeft uiteengezet hoe een en ander is gegaan, dat zij nooit heeft gewerkt voor of een factuur heeft verzonden aan Lidl. Zij is niet ingegaan op de stukken die [eiser01] heeft bijgevoegd. Zo is [gedaagde01] niet ingegaan op het whatsappgesprek tussen [gedaagde02] en [gedaagde03] van 7 mei 2019 waarin [gedaagde02] schrijft dat [gedaagde01] Lidl als klant heeft binnengehaald. [gedaagde01] is ook niet ingegaan op het whatsappbericht van 1 juli 2019 waarin hij schrijft dat [naam06] akkoord is gegaan met de offerte voor 75 panden. [gedaagde01] heeft niet betwist dat met [naam06] werd gedoeld op een medewerker van Lidl. [gedaagde01] is evenmin ingegaan op de offerte van 29 oktober 2019 aan Lidl voor een bedrag van € 22.125,00 exclusief btw. [gedaagde01] heeft daarom onvoldoende betwist dat zij Lidl als klant had en dat Lidl ook voor de door [gedaagde01] geleverde diensten heeft betaald.
Het ontwikkelen van [computerprogramma01]
3.19.
De kantonrechter oordeelt dat het ontwikkelen en het gebruiken van [computerprogramma01] niet onrechtmatig is. Het is in de eerste plaats niet onrechtmatig omdat concurreren met een oud werkgever op zich niet onrechtmatig is en [gedaagde02] en [gedaagde03] bovendien toestemming hebben gekregen van [eiser01] . Mede daarom is het ook niet onrechtmatig dat voor [computerprogramma01] mogelijk eenzelfde opzet is gebruikt als voor VitaConnect. [gedaagde02] heeft als werknemer van [eiser01] immers gewerkt aan VitaConnect en de algemene kennis die hij daarbij heeft opgedaan, mocht hij gebruiken bij het ontwikkelen van [computerprogramma01] . Er is ook geen sprake van een schending van het auteursrecht, omdat niet is komen vast te staan dat gebruik is gemaakt van de bron- of doelcode van VitaConnect.
3.20.
In het tussenvonnis is al overwogen dat op computerprogramma’s auteursrecht kan rusten. In beginsel rust er geen auteursrecht op de functionaliteiten, de programmeertaal en de indeling van de gegevensbestanden. [1] In het tussenvonnis is daarom al geoordeeld dat niet relevant is of [computerprogramma01] dezelfde functionaliteiten bezit als VitaConnect. Er rust in beginsel wel auteursrecht op de bron- en doelcode van een computerprogramma. [eiser01] heeft echter niet toegelicht waarop zij baseert dat bij het ontwikkelen van [computerprogramma01] gebruik is gemaakt van de code van VitaConnect. Uit de stukken waarover zij na het tussenvonnis de beschikking heeft gekregen volgt dit kennelijk ook niet. Daarbij geldt bovendien dat in het tussenvonnis al is overwogen dat Mendix digitale blokken ter beschikking stelt waarop een programma verder kan worden opgebouwd (low code). [eiser01] is hierop niet inhoudelijk ingegaan maar heeft alleen gesteld dat deze conclusie niet juist is. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat het auteursrecht op de door Mendix aangeboden blokken rust bij Mendix en niet bij [eiser01] . Het gebruik van diezelfde blokken is daarom niet onrechtmatig tegenover [eiser01] . Natuurlijk kunnen de blokken zo worden gebruikt dat op het geheel ervan (of een deel) een auteursrecht van [eiser01] komt te rusten, maar dat dit geheel (of een deel) is gebruikt voor [computerprogramma01] heeft [eiser01] niet onderbouwd. Het standpunt van [eiser01] dat met het ontwikkelen van [computerprogramma01] een inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van [eiser01] wordt dus verworpen.
3.21.
Voor zover [eiser01] heeft bedoeld dat zij het auteursrecht op [computerprogramma01] heeft en niet [gedaagde01] , wordt dat standpunt verworpen. [gedaagde01] was opdrachtgever voor het bouwen van [computerprogramma01] en daarom rust bij [gedaagde01] het auteursrecht.
De samenwerking met Timeseries, Mendix, Van Rhijn Design en Proof
3.22.
In het tussenvonnis is overwogen dat [eiser01] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen hadden afgesproken dat [gedaagde01] geen gebruik zou maken van de TimeSeries en Mendix. Die onderbouwing is ook na het tussenvonnis niet gekomen. Uit de e-mail van [naam01] van 4 juni 2019 waarin staat dat
om onduidelijkheid te voorkomen[computerprogramma01] ontwikkeld zal worden door een andere softwareontwikkelaar, volgt niet dat hierover daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt. Het gaat om een eenzijdige mail van de kant van [eiser01] . Daarbij speelt verder een rol dat niet direct valt in te zien welk belang [eiser01] erbij had dat [computerprogramma01] door een andere softwareontwikkelaar gemaakt zou worden. Zij mocht er daarom niet snel op vertrouwen dat hierover bindende afspraken waren gemaakt.
3.23.
Bij het ontbreken van een dergelijke afspraak valt niet in te zien waarom het samenwerken met TimeSeries en Mendix onrechtmatig zou zijn. Deze samenwerking belemmerde TimeSeries en Mendix immers niet om hun samenwerking met [eiser01] voort te zetten. Als [eiser01] niet wilde dat TimeSeries en Mendix met haar concurrenten zou samenwerken dan had zij dat met hen moeten afspreken. In beginsel staat het zowel de partners van [eiser01] als haar oud-werknemers vrij om zaken te doen met wie ze willen.
3.24.
[eiser01] heeft niet gesteld dat er afspraken zijn gemaakt over samenwerking met Van Rhijn Design en Proof. De samenwerking tussen hen en [gedaagde01] is om dezelfde reden niet onrechtmatig.
Het gebruiken van de software en licenties van [eiser01]
3.25.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde02] en [gedaagde03] van juni 2019 tot 18 november 2019 gebruik hebben gemaakt van de Mendix-licentie van [eiser01] . Uit de stukken leidt de kantonrechter namelijk af dat [gedaagde01] in ieder geval in juni 2019 is begonnen met het ontwikkelen van [computerprogramma01] terwijl zij pas vanaf 18 november 2019 over een eigen Mendix-licentie beschikte. [gedaagde01] heeft niet toegelicht hoe zij met het bouwen van [computerprogramma01] kon beginnen zonder een eigen Mendix-licentie. [gedaagde02] en [gedaagde03] zijn daarom op dit punt tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. Zij hadden moeten begrijpen dat [eiser01] er niet zomaar akkoord mee zou zijn dat haar Mendix-licentie zou worden gebruikt voor het ontwikkelen van [computerprogramma01] . Zij hadden hierover met [eiser01] in overleg moeten treden.
3.26.
Dat [gedaagde01] in juni 2019 is begonnen met het ontwikkelen van [computerprogramma01] wordt gebaseerd op het volgende. Uit de correspondentie tussen [gedaagde02] en [naam07] volgt dat [gedaagde01] in oktober 2019 al begonnen was met het ontwikkelen van een demoversie van [computerprogramma01] . De kantonrechter leidt uit die correspondentie verder af dat het de bedoeling was dat [computerprogramma01] werd gebouwd in de omgeving van VitaConnect. [naam07] schrijft namelijk dat hij eerst VitaConnect zag wanneer hij inlogde bij accp.vitaconnect.app en vervolgens [computerprogramma01] . De kantonrechter gaat ervan uit dat een en ander betrekking had op Mendix. Daar komt bij dat [gedaagde01] op dit punt geen opening van zaken heeft gegeven. Zij heeft niet toegelicht - laat staan met stukken onderbouwd - op welk moment zij is gestart met het ontwikkelen van [computerprogramma01] en op welk moment zij een Mendix-licentie heeft afgesloten. Dit terwijl het voor haar eenvoudig moet zijn om hierover duidelijkheid te geven. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde01] al in juni 2019 is begonnen met het ontwikkelen van [computerprogramma01] en dat zij daarbij gebruik heeft gemaakt van de Mendix-licentie van [eiser01] .
3.27.
Dat [gedaagde01] sinds november 2019 over een eigen Mendix-licentie beschikt volgt uit de e-mailcorrespondentie tussen [gedaagde02] en [naam03] van Mendix. Op 23 mei 2019 heeft Vietsch een voorstel gestuurd voor een licentie per 1 juni 2019. Dat aanbod heeft [gedaagde01] kennelijk niet aangenomen want op 13 november 2019 heeft [gedaagde02] per e-mail verzocht om het voorstel aan te passen met als ingangsdatum 18 november 2019. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde01] per die datum over een Mendix-licentie beschikt. [eiser01] heeft namelijk niet toegelicht waarop zij baseert dat [gedaagde01] ook toen geen licentie heeft afgenomen.
3.28.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde02] en [gedaagde03] tekort zijn geschoten door [computerprogramma01] te ontwikkelen met de Mendix-licentie van [eiser01] . Weliswaar staat vast dat aanvankelijk een vergaande samenwerking is besproken en ligt het daarom voor de hand dat [computerprogramma01] zou worden aangesloten op VitaConnect, maar hier is op enig moment verandering in gekomen. [gedaagde01] heeft bovendien niet gesteld dat [eiser01] ervan op de hoogte was dat [computerprogramma01] ontwikkeld zou worden met de Mendix-licentie van [eiser01] . Integendeel, uit de diavoorstelling die [gedaagde02] aan [eiser01] heeft getoond blijkt dat nog duidelijke afspraken moesten worden gemaakt over het ontwikkelen van software. Uit de e-mail van [naam01] volgt verder dat [eiser01] er bezwaar tegen had dat [computerprogramma01] zou worden gebouwd door dezelfde softwareontwikkelaar als die VitaConnect heeft gebouwd. Dat [eiser01] hiervan op de hoogte was, ligt daarom niet voor de hand.
3.29.
Niet vaststaat dat [eiser01] betaald heeft voor werk dat TimeSeries heeft verricht voor [gedaagde01] . [eiser01] baseert haar stelling op de urenoverzichten voor september en oktober 2019 die TimeSeries heeft verzonden aan [gedaagde02] , maar zij heeft niet toegelicht waaruit blijkt dat die uren betrekking hadden op [gedaagde01] . Dit volgt in ieder geval niet uit de correspondentie waar [eiser01] naar verwijst. De e-mails zijn juist verstuurd aan het VitaTech e-mailadres van [gedaagde02] . Uit het whatsappgesprek van 13 november 2019 tussen een werknemer van TimeSeries ( [naam08] ) en [gedaagde02] volgt verder dat de kosten voor [gedaagde01] apart in rekening werden gebracht. [eiser01] heeft ook niet gesteld dat TimeSeries in de maanden september en oktober 2019 meer uren in rekening heeft gebracht dan zij naar verwachting voor [eiser01] heeft gemaakt en [eiser01] heeft dit kennelijk ook niet nagevraagd bij TimeSeries. Deze stelling van [eiser01] wordt daarom verworpen.
3.30.
Verder is vast komen te staan dat [gedaagde03] ten behoeve van [gedaagde01] gebruik heeft gemaakt van Photoshop op haar computer van [eiser01] . De kantonrechter acht het echter niet aannemelijk dat [eiser01] hierdoor schade heeft geleden. Het gaat om een eenmalig gebruik en een licentie van Photoshop is relatief goedkoop. Op dit punt hoeft [gedaagde01] dan ook geen schadevergoeding te betalen.
De stukken van [eiser01]
3.31.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde02] en [gedaagde03] stukken van [eiser01] hebben meegenomen voor [gedaagde01] . In het tussenvonnis is al geoordeeld dat het versturen van de spreadsheet en de afbeelding met daarop de ICT-structuur van VitaConnect aan [gedaagde01] onrechtmatig was en een schending van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen oplevert. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van dit oordeel terug te komen.
3.32.
Uit de stukken die [eiser01] na het tussenvonnis heeft gekregen volgt dat [gedaagde01] meer stukken van [eiser01] in bezit heeft. Het hebben van stukken van [eiser01] die betrekking hebben op de exploitatie van [eiser01] en dus niet strikt persoonlijk zijn (zoals een e-mail over een afscheid van een collega) is onrechtmatig. Dit geldt temeer omdat op zijn minst sprake is van enige concurrentie tussen [eiser01] en [gedaagde01] en [gedaagde01] geen ander belang bij deze stukken heeft. [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] moeten al deze stukken daarom vernietigen.
3.33.
[gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] zullen in ieder geval de volgende stukken moeten vernietigen of verwijderen:
 de afbeelding van de ICT-structuur van VitaConnect
 de Spreadsheet
 de documenten die zijn bijgevoegd als producties 119 t/m 151
 het document "DONUT Vitaconnect" (productie 170)
 het document "Communicatie aanpak Vita Tech" (productie 171)
 de stukken die zijn bijgevoegd als productie 172
 de documenten over PROLOGIS (producties 180 en 181)
 het document "Excel document [nummer01] Statement Data voor Vitatech" (productie 192)
 de autorisatieschema’s van [eiser01] (producties 193 en 194)
 het bestand " [bestandsnaam01] " (productie 198)
 het bestand " [bestandsnaam02] Template V1" (productie 199)
3.34.
[eiser01] wil ook dat [gedaagde01] haar eigen bedrijfsplan vernietigt (productie 109). In zoverre wordt haar vordering afgewezen. [eiser01] heeft niet toegelicht waarom dit stuk aan [eiser01] toekomt of welke informatie een schending oplevert van haar intellectuele eigendomsrechten. Hetzelfde geldt voor de concurrentieanalyse (productie 110).
3.35.
De twee Excel bestanden
‘ [bestandsnaam03] ’en
‘ [bestandsnaam04] ’hoeven [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] niet te verwijderen. [eiser01] heeft toegelicht dat in deze bestanden de bedrijven staan met wie [gedaagde01] zaken wil doen. Zij heeft echter niet toegelicht waarom [gedaagde01] daarmee onrechtmatig handelt of een inbreuk maakt op haar intellectuele eigendomsrechten. De kantonrechter begrijpt dat productie K een door [eiser01] voor deze procedure zelf opgestelde lijst is. Ook dit hoeven [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] dus niet te verwijderen.
3.36.
Op dit moment is onduidelijk of [gedaagde01] deze stukken heeft gebruikt bij het drijven van haar onderneming. Toch acht de kantonrechter het aannemelijk dat [eiser01] enige schade heeft geleden door het onrechtmatige bezit van de stukken. Zo heeft [eiser01] kosten moeten maken om de omvang van de inbreuk vast te stellen en ervoor te zorgen dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] deze stukken vernietigen. De daadwerkelijke schade of verkregen winst zal moeten worden uitgezocht in een eventuele schadestaatprocedure.
3.37.
In het tussenvonnis is al vastgesteld dat de spreadsheet en de afbeelding met daarop de ICT-structuur van VitaConnect vallen onder de wet bescherming bedrijfsgeheimen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarvan terug te komen. Dit zal voor meer stukken gelden. Het is ook mogelijk dat op een aantal stukken auteursrecht rust. Niet valt echter in te zien welk belang [eiser01] erbij heeft dat dit voor al die stukken wordt vastgesteld. Hiervoor is immers al geoordeeld dat het bezit van die stukken door [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] onrechtmatig is. Zij zijn op die grond aansprakelijk voor eventuele door [eiser01] geleden schade. De kantonrechter zal dit daarom verder in het midden laten.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
3.38.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat het handelen van [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] zodanig verweven is dat een tekortkoming of onrechtmatige daad van een van hen mede moet worden toegerekend aan de anderen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hiervan terug te komen. Dat betekent dat zij steeds samen aansprakelijk zijn en dat [eiser01] de gehele schade op ieder van hen mag verhalen. Als een van hen betaalt, dan werkt die betaling natuurlijk ook bevrijdend voor de anderen.
De vorderingen van [eiser01]
3.39.
De kantonrechter zal hierna uitleggen wat het voorgaande betekent voor de vorderingen van [eiser01] . Eerst zal de gewijzigde vordering samengevat worden weergegeven.
verklaringen voor recht
[eiser01] eist dat voor recht wordt verklaard:
A. dat [gedaagde02] en/of [gedaagde03] elk toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakomingen van de bedingen in hun arbeidsovereenkomsten tegenover Van Dorp Dienstencentrum;
B. dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] elk in strijd met de Wet bescherming bedrijfsgeheimen hebben gehandeld tegenover [eiser01] ;
C. dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] elk inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van [eiser01] ;
D. dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] elk inbreuk hebben gemaakt op het databankenrecht van [eiser01] ;
E. dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] onrechtmatig tegenover [eiser01] hebben gehandeld, in het bijzonder door gedurende de werktijd bij [eiser01] en daarna systematisch misbruik te maken van het bedrijfsdebiet van [eiser01] ;
veroordelingen
[eiser01] eist dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] steeds op straffe van een dwangsom worden veroordeeld:
F. om iedere toerekenbare tekortkoming uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met Van Dorp Dienstencentrum te staken en gestaakt te houden en onverkort de contractuele verplichtingen tegenover Van Dorp Dienstencentrum na te komen;
G. om iedere inbreuk op de bedrijfsgeheimen, auteursrechten en databankrechten van [eiser01] te staken en gestaakt te houden;
H. om alle onrechtmatige gedragingen tegenover [eiser01] te staken en gestaakt te houden;
I. om de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde01] te doen staken en gestaakt te houden en/of elk gebruik in welke vorm dan ook, direct of indirect, van de software en onderdelen daarvan, waarmee [computerprogramma01] – en elke versie daarvan, ongeacht de naam, is ontwikkeld en gebouwd en/of waarop [gedaagde01] c.s. hebben doorontwikkeld te staken en gestaakt te houden;
J. om de documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische bestanden die afkomstig zijn van [eiser01] en/of die door [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] zijn verwerkt in andere documenten, blijvend te vernietigen en daarvan forensisch bewijs aan [eiser01] toe te zenden;
K. om de software over te dragen aan [eiser01] en na overdracht blijvend te verwijderen van haar systemen;
verbod
[eiser01] eist dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] op straffe van een dwangsom worden verboden:
L. om enig gebruik te (laten) maken van de software inclusief [computerprogramma01] ;
schadevergoeding
[eiser01] eist dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] hoofdelijk worden veroordeeld:
M. tot vergoeding van de door [eiser01] c.s. geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de toerekenbare tekortkomingen, onrechtmatige en inbreuk makende gedragingen, nader op te maken bij staat.
3.40.
De vorderingen van [eiser01] om [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser01] geleden en nog te lijden schade wordt toegewezen met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Het gaat dan om de schade die [eiser01] heeft geleden en nog zal lijden wegens de tekortkomingen en onrechtmatige daden die zijn vastgesteld in dit vonnis. Ook de vordering tot vernietiging van de stukken die toebehoren aan [eiser01] of waarop [eiser01] een intellectueel eigendomsrecht heeft wordt toegewezen. Hieraan wordt een dwangsom gekoppeld zoals onder de beslissing vermeld.
3.41.
De verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat [eiser01] niet heeft toegelicht welk belang zij bij die vorderingen heeft. [eiser01] vordert namelijk ook dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] worden veroordeeld om de door [eiser01] geleden schade te vergoeden. Die vorderingen zijn beoordeeld en de overwegingen die aan de gedeeltelijke toewijzing van die vorderingen ten grondslag liggen, krijgen - als dit vonnis door een hogere rechter niet wordt vernietigd - tussen partijen gezag van gewijsde. Dat betekent dat een rechter in een nieuwe procedure tussen partijen aan deze overwegingen gebonden is. Gelet hierop valt niet in te zien waarom [eiser01] belang heeft bij de verklaringen voor recht.
3.42.
De algemene vorderingen om alle tekortkomingen, onrechtmatige daden en schendingen van het intellectueel eigendom te staken worden ook afgewezen wegens onvoldoende belang. In dit vonnis zijn een aantal tekortkomingen, onrechtmatige daden en schendingen van de intellectuele eigendommen van [eiser01] vastgesteld. [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] worden veroordeeld om de daardoor door [eiser01] geleden schade te vergoeden. Alleen het in bezit hebben van de stukken van [eiser01] levert een lopende onrechtmatige daad op, want de andere tekortkomingen en onrechtmatige daden hebben zich afgespeeld in het verleden. [eiser01] heeft een aparte vordering gericht op het vernietigen van stukken. Die vordering wordt toegewezen. Dat in ogenschouw genomen heeft [eiser01] onvoldoende belang bij haar overige vorderingen om alle tekortkomingen, onrechtmatige daden en schendingen van het intellectueel eigendom te staken. Deze vorderingen zijn – voor zover het niet gaat om vernietigen van die stukken van [eiser01] – bovendien onvoldoende bepaalbaar.
3.43.
De vorderingen om de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde01] te staken, om iedere gebruik van [computerprogramma01] te verbieden en al het materiaal van [computerprogramma01] aan [eiser01] over te dragen worden afgewezen.
proceskosten
3.44.
Vast staat dat [gedaagde01] inbreuk heeft gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van [eiser01] . Op dit punt heeft [eiser01] grotendeels gelijk gekregen. De kantonrechter zal hiervoor [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] daarom hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van de door [eiser01] gemaakte kosten. De kantonrechter merkt de zaak voor zover die betrekking heeft op intellectueel eigendom aan als
eenvoudigzoals bedoeld in de indicatietarieven voor IE-zaken, zodat daarvoor het maximale bedrag van € 9.000,00 (inclusief € 1.000,00 voor het incident) zal worden toegewezen. Voor zover de zaak geen betrekking heeft op intellectueel eigendom moeten partijen hun eigen kosten dragen, omdat zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.45.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis alle documenten, voorwerpen, substanties, materialen en elektronische bestanden die afkomstig zijn van [eiser01] blijvend te vernietigen en daarvan technisch forensisch bewijs aan [eiser01] c.s. toe te zenden om straffe van een door de betreffende partij te betalen dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en/of [gedaagde01] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 150.000,00;
4.2.
veroordeelt [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] hoofdelijk tot vergoeding van de door [eiser01] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de toerekenbare tekortkomingen, onrechtmatige en inbreuk makende gedragingen, steeds zoals vastgesteld in dit vonnis, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
4.3.
veroordeelt [gedaagde02] , [gedaagde03] en [gedaagde01] hoofdelijk in de proceskosten zowel in de hoofdzaak als in het incident, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 9.000,00 voor zover die betrekking hebben op de schending van intellectuele eigendomsrechten en bepaalt voor het overige dat partijen hun eigen kosten moeten dragen;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
371

Voetnoten

1.HvJ EU 2 mei 2012, ECLI:EU:C:2012:259