ECLI:NL:RBROT:2023:4668
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, opgelegd door de verweerder op 14 januari 2022, met een totaalbedrag van € 67,86. Dit bedrag bestond uit € 2,56 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten voor naheffing. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, waarop de verweerder op 9 februari 2022 het bezwaar gegrond verklaarde.
Nadat de verzoeker beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit, heeft de verweerder op 28 maart 2023 alsnog een proceskostenvergoeding toegekend aan de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar er is geen reactie ontvangen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft de proceskostenvergoeding voor de door een derde verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 566,50. Tevens heeft de rechtbank opgemerkt dat de verweerder het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 566,50.